Just do it

Zo’n joggingbroek. Je weet wel. Dat ding dat je aantrekt als je uit je werk komt, omdat je er zo lekker mee op de bank kunt krullen. Die broek, die grijze, met die uitgelubberde knieën en die vetvlekken rond je kruis. Wist je dat die eigenlijk verzonnen is om makkelijk mee te kunnen bewegen? Gek hè. En het schijnt nog lekker te zijn ook, als je het eenmaal doet.

Dat ‘als je het eenmaal doet’, daar zit een beetje het probleem. Niets is zo lekker als hardlopen langs het strand, maar voor je jezelfdatvakantiehuisje uithebtweten te trappen, weg van de warmte en de gezelligheid en de scrabble en de borrelnootjes, is het al donker. Wonderlijk principe toch. Dat het ons evolutionair wel heel goed is gelukt om bepaalde dingen die je moet doen om in leven te blijven met veel plezier te doen (eten, neuken, slapen) maar dat sporten ergens tussen de mensaap en ons in is blijven hangen. Hoe kan iets wat lekker én goed is toch zo veel moeite kosten?

Omdat we te veel gewend zijn, denk ik. Als ik een glas wijn neem, voel ik me ontspannen, vrolijk, en zelfs al een beetje licht in het hoofd (slappe drinker als ik ben), terwijl ik minstens acht kilometer moet rennen voor er een hele lichte runner’s high optreedt. Dat lekkere gevoel, dat heel subtiel stonede waardoor het lijkt alsof je lichaam rent en jij alleen maar hoeft toe te kijken. Ook lekker. Maar wijn gaat sneller.

We zijn te veel gewend, te veel entertainment ook. Zie ons nou staan, op de crosstrainer, kijkend naar As The World Turns. Hoe moet dat er voor historici uitzien, over honderd jaar? Hoe meewarig moet de Geert Mak van 2110 in de camera kijken om uitdrukking te geven aan de absurde triestheid van de sportende mens in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw? We rijden onszelf met de auto naar de sportschool om daar omringd door spiegels en in afschuwelijk licht op een loopband te gaan staan doen wat we ook buiten hadden kunnen doen, door heen en weer van en naar de sportschool te rennen. Je ziet het pas als je zelf niet meedoet. Wanneer ik er zelf niet op sta, valt me pas op hoeveel zo’n stepapparaat met een plasma-tv ervoor weg heeft van een rad, je weet wel, zo’n lief klein tredmolentje voor in het hok van je hamster. Omdat het beestje geen kant op kan en zich kapot verveelt van evolutionaire afstomping, gaat-ie af en toe maar van ellende op dat ding lopen rennen. Hij moet toch wat.

Sporten vereist niet alleen fysieke, maar vooral mentale kracht. Welke moderne mens kan het aan om een uur (kom op, laten we zeggen een uur) lang niet te kunnen communiceren of vermaakt te worden? Want dat is het grootste nadeel, en dus voordeel, aan sporten. Je moet het even één uurtje lang doen met jezelf, je lichaam en vooral: je gedachten. De telefoon is uit, de televisie staat misschien wel aan maar je kunt er niet echt geconcentreerd naar kijken en als er al muziek is, dient die alleen maar om jou tot nog hogere prestaties op te stuwen.

Briljante marketingstrategen moeten dat zijn geweest bij Nike toen ze die slogan bedachten: Just Do It. Meer zit er niet op. Je hebt pech, je leeft in een tijd waarin je je voedsel niet meer zelfheeft te ploegen ofte schieten, maar waarin je lichaam zich evolutionair nog niet aan die werkelijkheid heeft aangepast. Zet een holenmens in een Albert Heijn: binnen anderhalfuur eet-ie zich dood. We zijn nog steeds geconditioneerd om op te slaan voor slechtere tijden, maar de slechtere tijden komen maar niet. Jammer. Dus zit er maar één ding op: Just Do It. En hoe vaker je het doet, hoe makkelijker en lekkerder het wordt. Net seks.

Kom. Ik ga eens een stukje hollen.