Setje nieuwe matten

Ik kan niet afdingen. Vol bewondering hoor ik ze aan, de succesverhalen van bevriende sjacheraars. ‘Betaal jij vierenhalf procent voor je hypotheek? Hahahaha! Vierenhalf! Jij hebt niet onderhandeld. Ik betaal, Sharon, wat betalen wij? Anderhalf procent. Anderhalf! Kregen we d’r nog een dvd-recorder bij ook.’

Ik ben die sukkel die altijd gewoon betaalt wat het kost, waardoor de keukenknaller zijn volgende klant weer een spectaculaire korting kan geven. ‘Nou mevrouwde, ik had hier net iemand en die betaalde twintigduizend voor deze zelfde keuken. En daarom kan ik hem u voor de helft aanbieden! Haha!’

Ik kan het niet, maar ik wil ook niet afdingen. Die keukens, daar schijnt dan ‘een enorme marge op te zitten’. Moet ik dan echt aan zo’n Brugman-type met zo’n Gako-pak en een Mickey Mouse-stropdas gaan vragen: ‘Zeg, ehm, hoe heet je? Anton. Leuke naam. Anton, wij kunnen samen toch wel wat regelen?’ Ik vind het zo vernederend. En ik ben er te lui voor ook. Nachtenlang surfen om de goedkoopste digitale camera uit Japan te laten komen, rechtstreeks via de dealer? Gedoe. Laat mij maar naar een trieste elektronicazaak gaan waar een puisterige puber met evenveel knopjesexpertise als mijn tante Greetje mij voor drie keer de internetprijs hetzelfde toestelletje verkoopt. Met de belofte dat hij er best wel een nieuw rolletje in wil doen, als deze vol is.

In het vliegtuig zit ik ook altijd naast die hippe meid die deze vlucht naar New York voor twee euro zestig heeft geboekt, inclusief luchthavenbelasting. En die prachtige Prada’s? eBay. Vijftien euro.

Eén keer heb ik het geprobeerd, afdingen. Ik kocht een nieuwe auto en ‘die nieuwe auto’s, die kan je wel voor de helft krijgen van wat ze vragen!’ wisten alle ooms. Zeker ik, want die auto die ik wilde kopen* daar reed Sita (wie?) ook in en die had hem helemaal gesponsord gekregen!

* waarvan ik de naam niet noem, hadden ze me maar korting moeten geven…

En ik kwam toch ook weleens op het Mediapark? De theorie: ‘Watje moet doen is lachen. Als ze de prijs zeggen, eerst gaan lachen. En weglopen. Daarna onderhandelen. Minstens eenderde kan eraf, en laat je niet afschepen met een setje nieuwe matten!’ De praktijk: ‘Goh, leuke auto ja. Wat kost-ie nou? O. En kan daar nog wat, eh…Niet. O, oké. Setje nieuwe matten. Hé, te gek, dank je wel.’

Ik kan niet afdingen, maar laten afdingen vind ik ook moeilijk. Toen ik ooit op Koninginnedag moest onderhandelen over wat mijn oude zooi moest kosten, faalde ik ook weer jammerlijk. ‘Wat kosten die glaasjes?’ vroeg een buurvrouw, wijzend op de Xenos-lijn uit 1993. ‘Vijftig cent.’ Verbaasd keek ze me aan, een glimlach onderdrukkend. ‘Echt? Nou, doe ze dan allemaal maar.’ In de multicultiwijk waar ik woonde wordt op zo’n dag duidelijk dat het ook een beetje in je genen moet zitten, afdingen. Diezelfde glaasjes werden eerder op de dag al kritisch bekeken door mijn toenmalige Marokkaanse buurvrouw. ‘Kosten ze?’

‘Vijftig cent buuf,’ stelde ik voor.

‘Vijftig? Ha. Twintig.’ Ik kan mezelf sowieso niet serieus nemen als ik iets voor vijftig cent verkoop, laat staan als ik ook nog eens moeilijk moet gaan doen over een verlies van dertig cent op mijn vraagprijs. ‘Tien cent, maar dan wil ik er niks meer over horen!’ riep ik in een poging de belachelijkheid van deze onderhandeling aan te tonen. Beledigd liep mijn buurvrouw weg. Hier kon zij niet om lachen. Onderhandelen is een serieuze zaak, en daar valt niets op af te dingen.