Design

‘Dat zijn leuke stoeltjes!’ riepen we, lang, lang geleden, op die druilerige dag in Den Haag. Op de stoep van een anti-quairtje op de Dennenweg stonden ze. Stalen frame, witleren kussens, strakke vormen. En voor dat geld konden we ze daar echt niet laten staan, zo helemaal alleen, met z’n tweet jes. ‘Mooi, hè? zei de antiquair. ‘Het zijn echte Mies van der Rohe-stoeltjes. Da’s een designklassieker hoor.’ Hij had een vest aan en een bril op en hij praatte precies zoals Wim Kan. Dus dan zal het wei waar zijn, dacht ik. Mannen met vesten liegen niet. Nooit van gehoord trouwens, van die hele Mies van der Rohe. Maar aan haar stoeltjes te zien leek het me wel een leuk wijf’.

We namen ze, natuurlijk namen we ze, allebei. En ook nog de bijpassende voetenbankjes, voor de schrik. Design, wat een bof. En dat terwijl wij het gewoon leuke stoeltjes vonden! Het is nu drie jaar en zevenhonderd woonbladen later en inmiddels weet ik dat Mies van der Rohe van voren Ludwig heet en een Duits-Amerikaanse meneer is die legendarische gebouwen en meubels heeft ontworpen. Zoals de Barcelona-stoel, waarvan wij een imitatie van een imitatie hebben gekocht, destijds. Wisten wij veel. Het waren gewoon leuke stoeltjes. En nog. De knopen vallen er alleen steeds af, en op dat witte leer moet je niet met je nieuwe spijkerbroek gaan zitten want dan kunnen we aan de blauwe afdruk precies zien welke maatje draagt, maar verder: hartstikke leuke stoeltjes.

Als ik het had geweten, had ik ze denk ik niet gekocht. Net zoals ik nu geen sloophouten kast ga kopen die net iets te nieuw en net iets te goedkoop is. Da’s geen echte Piet Hein Eek, dat zie ik zo. Piet Hein Fake, noemen wij dat thuis. Stelletje snobs. Want wat getuigt nou méér van goede smaak? Datje weet dat iets design is en je je respect voor de kunstenaar uit door daar veel geld voor neer te leggen? Of dat je iets mooi vindt, en het wilt hebben, maakt niet uit wie het gemaakt heeft?

Het allerfijnst is het toch wel als je iets mooi vindt en dat de daadwerkelijke ontwerper daar aan verdient. En nog leuker is het als alleen jij het mooi vindt. Zo ben ik dus fan van Piet Hein Eek. Maar het huis was vol en de portemonnee was leeg en het zat er gewoon niet in. Tot we groter gingen wonen en alles anders was. De uitgefreesde sloophouten fruitschaal kon hier ineens best op tafel. En als we nou toch eens een ledikant om die lelijke boxspringmatrassen heen gingen kopen, waarom dan niet…En zo slapen wij nu tussen het steigerhout. Het materiaal kost niks, het ontwerpen, het bouwen, het in zeven lagen lakken, dat maakt het mooi. Totaal in tegenstelling met onze cultuur waarin we zo duur mogelijk tropisch hardhout door zo goedkoop mogelijke mensen laten bewerken. ‘Dat je betaalt voor de arbeid, voor het vakmanschap, ja, voor de liefde eigenlijk,’ oreerde ik laatst tegen mijn zwager. Hij had het huis nog niet gezien, althans, de slaapkamer niet. Ik ontvang zelden zwagers in mijn slaapkamer.

De enkeling die hem was voorgegaan had plechtig geknikt bij ons bed. ‘Dit is toch design?’ Ik werd er helemaal schutterig van. ‘Nou ja, design. Het is gewoon een bed. En wij vinden het gewoon mooi. Dat vakmanschap, die liefde, blabla.’ Mijn bed werd me een beetje afgenomen, door al die dikdoenerij, zo leek het. Als iedereen de Naam van de Ontwerper met ontzag gaat noemen, is het ineens niet meer gewoon ons bed. Maar gelukkig: mijn zwager vond het gewoon een bed. En een niet zo goed gelukt bed ook nog, als hij eerlijk was. ‘Wanneer komt-ie het afmaken?’ vroeg hij.

Ik heb heerlijk geslapen die nacht.