Demoïtus

‘Demoïtus,’ noemen platenproducers dat. De demo van het liedje is te vaak beluisterd door de artiest en daardoor vindt hij die kale versie met alleen gitaar al zo mooi dat er niks meer bij mag. Geen drums, geen bas, en al helemaal geen elektronisch effectje. Getverderrie nee. Een cello, hooguit. Maar dan alleen van een vrouwelijke celliste met liefdesverdriet. Anders is alles verpest.

Zo heb ik een beetje demoïtus met mijn huis. Het is af. Er is maandenlang gebroken, gestuukt, ge—‘ach mevrouw, dat zijn de kosten niet’ en ‘als je het nu niet doet dan doe je het nooit meer’. En toen was het af en liep ik door mijn kale, affe huis. Met een verschrikkelijke aanval van demoïtus. Mooier dan nu wordt het niet, wist ik. Alles wat ik erin zet, verpest het zicht op die prachtige houten vloeren. En op het natuursteen! Ach, mijn lieve Belgisch hardstenen keukenvloer. Ik hoor het de tegelboer nog zeggen: ‘Kijk, je hebt twee soorten mensen.’ (Dan heb je gelijk mijn aandacht. Ik ben dol op mensen die zeggen dat je twee soorten mensen hebt. Daarna volgt altijd een totaal absurde categorisatie waar je zelf nog nooit aan had gedacht.)

‘Je hebt natuursteenmensen en keramiekmensen.’ (Voila.) ‘En keramiekmensen, die willen dat er nooit iets met hun vloer gebeurt, en die leveren daarvoor een stukje natuurlijke schoonheid in. Natuursteenmensen daarentegen…’

Nou en of wij natuursteenmensen waren! En dat er dan geen sinaasappel, rode wijn of minifrikadelletie op de vloer mocht vallen, dat vonden wij helemaal geen probleem. In een keuken. Ben je gek. Want wij zijn natuursteenmensen en als wij iets een plek vinden om lekker één te zijn met de natuur dan is het wel tussen de greeploze designkeuken-kastjes.

Die gladgeschuurde, subtiel gewhitewashte keukenkastjes waar straks vieze vingerafdrukken (nee!), vetvlekken (o nee!) en krassen (houdt u toch op!) op zullen komen. Het schilderwerk, o, mijn heerlijke roomwitte suikerzoete deurposten…Straks zal ik met iets langs en onhandigs door het huis stiefelen en dutsen tot diep in jullie hout maken.

Het is verschrikkelijk, demoïtus. Mijn huis is te mooi om in te wonen. Mijn huis is beter dan ikzelf. Mijn huis is niet gemaakt voor wie ik ben, mijn huis is gemaakt voor wie ik zou willen zijn. Iemand die subtiel en met goede smaak een gezellige sfeer weet te creëren. Niet iemand die een afzichtelijk blauw geverfde IKEA-keukenstoel uit de collectie ‘86-‘87 al sinds haar studentenkamer achter zich aan sleept. Iemand die best zo’n onderhoudsintensieve tegel kan kopen, omdat ze dat bijhoudt. Niet iemand die er per ongeluk een chloorvlek op maakt en daar dan de hele vloer maar mee vernachelt, dan is het tenminste egaal naar de kloten. Iemand die…

Nou ja. Misschien ben ik inmiddels wel zo iemand. Als ik mijn best doe. Misschien maakt het huis me beter dan ik ben. Misschien ga ik nog weleens precies de juiste kunst kopen voor op die Farrow & Ball-bruin geverfde muur. Misschien. Maar voorlopig lig ik met mijn demoïtus op de bank, te genieten van een kale wand. Ik heb wortelkanaal-behandelingen gehad die minder pijnlijk waren dan de gedachte aan het boren voor zo’n schilderijhaakje. Geen schilderijen voor mij. Zonde van die mooie gladde stuc.