Anna Frank

Ik zat mij juist te beraden op een column vol liefde en respectvoor lezers van alle gezindten toen de bel ging. Voor de deur stond een meisje. Ze was mooi, Marokkaans en minstens zeventien. Of vijftien, of twaalf. Ze zijn zo moeilijk te schatten tegenwoordig.

‘Ik ben van de Anne Frank School,’ viel zij met de deur in het achterhuis, ‘en wij zijn bezig met een actie voor Pakistan.’

Ik smolt. Zie je nou wel? Een jonge moslima op de Anne Frank School in actie voor een vergeten ramp. Het leven is wél mooi.

‘Wij gaan een sponsorloop doen, heeft u daar misschien een bijdrage voor over?’ vroeg ze.

‘Natuurlijk!’ straalde ik, en griste enthousiast het inschrijfformulier uit haar hand. ‘Heb je een pen?’

Had ze niet. De schat. Ik holde mijn huis in om pennen en portemonnees, want ‘u moet wel gelijk betalen’. Grappig, zo’n lekker direct meisje. Ik vond nog een briefje van vijf in mijn tas en vulde vrolijk de tabellen met naam, adres en bedrag in. ‘Anna Frank School’ stond erboven.

Anna? Anna Frank? In mijn boekenkast stonden ze rijen dik, te wachten om weer afgestort te worden voor 4 mei: Het Achterhuis, De laatste zeuen maanden uan Anne Frank door Willy Lindwer, Herinneringen aan Anne Frank van Miep Gies…

Vluchtig las ik de rest van het velletje, dat gesteld bleek in de stijl van mijn vroegere ‘Claudia kan niet meegymen’—briefjes. Tot zover mijn joods-islamitische idylle. Ik werd hier genept, leerde ook een telefoontje naar de échte Anne Frank School. Hoewel, genept…Vijf euro voor een waargebeurde column, ‘t is geen geld.