Sap

Elk jaar ga ik een week naar een ver warm land en zit dan met een glaasje ananassap aan het zwembad. Troost u, dit klinkt jaloersmakender dan het is: dat glaasje ananassap is namelijk ook het enige dat ik eet of drink die week. Het gaat namelijk om mijn jaarlijkse Spartaanse sapkuur. Niet eens vanwege de kilo’s (hoewel je er wel van afvalt natuurlijk, van acht dagen niet eten, maar dat vreet je er ook op Schiphol alweer aan) maar vanwege de kick. Acht dagen niet eten en toch sterk genoeg zijn om te zwemmen, te lopen en te lachen geeft een natural high die met geen drug te vergelijken is. Gedachten worden helderder, het zelfvertrouwen groeit gestaag (‘als ik dit kan, kan ik alles’) en ondertussen scheidt het lichaam alle rosé, bier en falafel van het afgelopen jaar uit. Dit houdt overigens wel in dat je gaat stinken als een bunzing. Daarom vast ik ook in een ver land. En altijd als mijn lichaam hersteld is van mijn vieze leven, als mijn huid straalt en mijn energiepeil voelt als dat van een telefoontje dat vers uit de lader komt, neem ik me weer voor altijd zo te blijven. Nooit meer iets tot mij te nemen dat niet vers, rauw en aanbevolen is door het Voedingsbureau. Nooit meer tot kotsens toe bezopen te worden. Nooit meer ‘s nachts het tankstationdiner te nuttigen.

Ach. Ik heb me inmiddels neergelegd bij mijn mateloosheid: liever twee keer extreem, dan een keer gemiddeld. Beter eerst goed genoten van een wilde nacht en later van het keiharde kuren, dan altijd lekker slapen bij een kopje warme melk.