33
SURUNAN, CHELESTRA
'We hoorden het de drakenslangen zeggen, Haplo,' drong Grundle aan en zag er bang uit bij alleen al de herinnering. 'Zij zeiden dat het allemaal een val was en dat ze ervoor zouden zorgen dat onze volken elkaar zouden afslachten en dat ze jou gevangen zouden nemen...'
'En je mee naar jouw meester zouden nemen,' gooide Devon ertussen. 'De drakenslangen zijn van plan om jou mee naar je meester te nemen om jou als een verrader te ontmaskeren. Dat zeiden ze allemaal. We hebben het zelf gehoord.'
'Je moet ons geloven!' drong Grundle aan.
De Patryn had nauwlettend toegehoord en fronste bij wat hij te horen kreeg, maar hij had geen woord gezegd.
'Je gelooft ons niet, wel?'
'Ik geloof je.'
Ze hoorden de overtuiging in zijn stem en het tweetal ontspande zich wat en leek gerustge-steld. Haplo hoorde de echo van de woorden van de slang. Chaos is ons levensbloed. De dood ons eten en drinken.
Op Abarrach had hij aanwijzingen gevonden dat er een hogere macht voor aller welzijn kon zijn. Als dat waar was, dan leek het hem meer dan waarschijnlijk dat hij hier, op Chelestra, het tegendeel had ontdekt.
Hij vroeg zich af of Alfred het ook had gehoord en wierp een blik op de andere kant van de kamer. Duidelijk niet. De Sartaan zag zo wit alsof hij juist een speer door het hart had gekregen.
'Sartaan!' zei Haplo scherp. 'Je moet dit horen. Vertel hen wat jullie mij vertelden,' drong hij er bij Grundle op aan, 'over de drakenslangen en de Poort des Doods.'
Alfred wendde zijn hoofd naar de dwerg. Hij was geschokt en luisterde kennelijk maar met een half oor. Orla, die zich beter in de hand had, schonk Grundle haar volle aandacht.
Verlegen door al die toehoorders begon Grundle een beetje gejaagd aan haar verhaal maar kreeg gaandeweg steeds meer zelfvertrouwen.
'Ik begreep er bijna niets van. In het begin wel, toen ze het over hun plannen hadden over hoe ze jullie stad met zeewater zouden overspoelen en dat het jullie magie zou ruïneren en dat jullie zouden moeten ontsnappen. Maar toen begonnen ze te praten over iets dat ze de "Poort des Doods" noemden?'
Ze keek voor bevestiging naar Devon. De elf knikte.
'Ja, dat was het. "De Poort des Doods".'
Alfred spitste ineens zijn oren. 'De Poort des Doods? Hoezo de Poort des Doods.'
'Vertel jij het hem maar,' drong Grundle er bij de elf op aan. 'Jij weet nog precies welke woorden ze gebruikten. Ik kan zoiets nooit onthouden.'
Devon aarzelde om er zeker van te zijn dat hij het goed had. 'Ze zeiden: "Ze zullen gedwongen worden om dat te doen wat ze eeuwen geleden met zoveel kracht hebben weerstaan. Samah zal de Poort des Doods openen!" En daarna zeiden ze iets over het binnengaan van de Poort des Doods...'
Orla snakte naar adem, ging staan en drukte haar hand tegen haar borst. 'Dat is wat Samah van plan is! Hij praat over het openen van de Poort des Doods als de mensch ons aanvallen!'
'En dan zal dat vreselijke kwaad op alle andere werelden worden losgelaten,' zei Haplo. 'De drakenslangen zullen in aantal en in macht toenemen. En wie zal er dan overblijven om hen te bestrijden?'
'Samah moet worden tegengehouden,' zei Orla. Ze keerde zich naar de dwerg en de elf. 'Jullie volk moet worden tegengehouden.'
'Wij willen geen oorlog,' antwoordde Devon ernstig. 'Maar wij moeten een plek hebben om te leven. Jullie laten ons weinig keus.'
'We kunnen er wel uit komen. We zullen ze allemaal bij elkaar brengen, ze laten onderhandelen...'
'Daarvoor is het te laat, "Vrouw".' Samah stond ineens in de deuropening. 'De oorlog is begonnen. Horden van mensch varen op onze stad af. Zij worden aangevoerd door de drakenslangen.'
'Maar... dat is niet mogelijk!' riep Grundle. 'Mijn volk is bang van de drakenslangen.'
'De elfen zouden nooit de drakenslangen volgen zonder gegronde redenen,' verklaarde Devon en keek Samah oplettend aan. 'Er moet iets gebeurd zijn dat ze tot zulk een drastische beslissing heeft gedwongen.'
'Er is iets gebeurd, zoals jullie heel goed weten. Jullie en je Patryn.'
'Wij!' riep Grundle uit. 'Hoe zouden wij iets kunnen doen! Wij zijn al die tijd hier geweest, bij jou. Ofschoon we wel graag iets zouden willen doen,' voegde ze eraan toe, maar het was niet meer dan een gemompel in haar bakkebaarden.
Devon porde haar in de rug en ze bedwong zich.
'Ik denk dat je je nader moet verklaren, Samah,' kwam Orla tussenbeide, 'voor je deze kinderen ervan beschuldigt een oorlog te zijn begonnen.'
'Goed dan "Vrouw". Ik zal het uitleggen.'
Samah gebruikte het woord als een zweep maar Orla verblikte of verbloosde niet. Ze stond kalm naast Alfred.
'De drakenslangen zijn naar de mensch gegaan en vertelden dat wij Sartanen verantwoordelijk waren voor de ongelukkige dood van de jonge mensenvrouw. De draken beweerden dat wij de andere twee kinderen gevangennamen en dat wij ze gegijzeld houden.'
Zijn kille blik richtte zich op Devon en Grundle. 'Een heel mooi plannetje - zoals jullie mij overhaalden je mee te nemen. Een idee van de Patryn natuurlijk.'
'O ja, vast wel,' mompelde Haplo vermoeid. 'Ik heb dat bedacht vlak voor ik buiten westen raakte.'
'Wij hebben helemaal niet dat soort plannen gemaakt!' protesteerde Grundle terwijl haar onderlip begon te trillen. 'We hebben je de waarheid verteld! Ik geloof dat jij een slechte man bent!'
'Ssht Grundle.' Devon legde zijn arm om haar heen. 'Wat ga je met ons doen?'
'Wij voeren geen oorlog tegen kinderen,' zei Samah. 'Jullie zullen veilig naar jullie families worden teruggestuurd. En jullie kunnen deze boodschap voor jullie volk meenemen. Val ons maar aan als je durft. We weten alles over jullie plan om onze stad met zeewater te overspoe-len. Jullie denken dat ons dat zal verzwakken, maar jullie "vriend" de Patryn en zijn boze volgelingen hebben jullie opzettelijk misleid. Jullie zullen geen stad met een paar hulpeloze Sartanen aantreffen. Jullie zullen een stad met duizenden Sartanen aantreffen, gewapend met de macht van eeuwen, beschermd door de machten van andere werelden...'
'Jij gaat de Poort des Doods openen,' zei Haplo.
Samah verwaardigde zich niet te antwoorden. 'Herhaal mijn woorden tegen jullie volk. Ik wil dat men zich herinnert dat ik ze oprecht gewaarschuwd heb.'
'Dat kun je niet menen!' Alfred stak smekend zijn handen uit. 'Je weet niet wat je daar zegt! De Poort des Doods openen zou... een ramp zijn. De drakenslangen zouden dan naar de andere werelden kunnen gaan. De afgrijselijke lazaren op Abarrach wachten alleen maar op zo'n kans om deze wereld te betreden!'
'Net als mijn meester,' zei Haplo schouderophalend. 'Je zou hem een dienst bewijzen.'
'Het is precies wat de drakenslangen jou willen laten doen Samah,' riep Orla. 'Deze kinderen weten dat. Zij hebben gehoord hoe de drakenslangen hun plannen smeedden.'
'Alsof ik hen zou geloven... of iemand van jullie.' Samah keek hen allen met afkeer aan. 'Bij de eerste de beste breuk in de muren open ik de Poort des Doods. Ik zal onze broeders van de andere werelden oproepen. En er zijn Sartanen op de andere werelden. Je kunt mij niet met jouw leugens voor de gek houden.
En wat jouw meester betreft' - Samah wendde zich tot Haplo - 'hij zal weer in het Labyrint geworpen worden, samen met de rest van jouw kwaadaardige ras. En dit keer zal er geen ontsnapping mogelijk zijn.'
'Raadsheer, doe het niet.' Alfreds stem klonk kalm en droevig. 'Het werkelijke kwaad ligt niet daarbuiten. Het werkelijke kwaad zit hier.' Hij legde zijn hand op zijn hart. 'Het is de angst. Ik ken het maar al tegoed. Ik heb het grootste deel van mijn leven aan die macht toegegeven. Ooit, lang geleden, was het de bedoeling dat de Poort des Doods geopend zou blijven, om ons van de dood naar een nieuw en beter bestaan te voeren. Maar daarvoor is het te laat. Er is te veel veranderd. Als jij de Poort des Doods nu opent, zul je tot je bittere spijt en verdriet tot de ontdekking komen dat je een duisterder en gruwelijker aspect van de naam Poort des Doods hebt blootgelegd - een naam die ooit alleen maar voor Hoop moest staan.'
Samah luisterde zwijgend en met voorbeeldig geduld.
'Ben je klaar?' vroeg hij.
'Ja,' antwoordde Alfred nederig.
'Goed. Het is tijd dat deze mensch naar hun eigen families teruggaan.' Samah maakte een gebaar. 'Kom kinderen. Ga bij elkaar staan. Wees niet bang voor de magie. Ik zal je geen kwaad doen. Het zal net zijn alsof jullie slapen en wanneer jullie wakker worden, zullen jullie veilig bij je eigen volk terug zijn.'
'Ik ben niet bang voor jou,' snoof Grundle. 'Ik heb betere magie gezien dan jij ooit zou kunnen maken.'
Ze keek samenzweerderig naar Alfred en knipoogde.
Alfred zag er enorm verward uit.
'Je herinnert je wat je tegen je volk moet zeggen?' vroeg Samah.
'Dat herinneren we ons,' zei Devon, 'en dat zal ons volk zich ook herinneren. We zullen ons uw woorden herinneren zo lang als we leven. Vaarwel Haplo.' De elf wendde zich tot hem. 'Dank je, niet alleen voor mijn leven, maar voor het feit dat jij me geleerd hebt te leven.'
'Adieu Haplo,' zei Grundle. Ze ging naar hem toe en sloeg haar armen om zijn knieën.
'Niet meer afluisteren,' zei hij ernstig.
Ze bleef even staan en trok aan iets wat ze in de zak van haar jurk had gestopt. Het voorwerp was groot, te groot voor de zak en nu zat het klem. Grundle rukte eraan en de zak scheurde uit. Ze wrong het voorwerp los en hield het Haplo voor. Het was een boek, de in leer gebonden omslag versleten en gevlekt door wat misschien wel tranen waren geweest.
'Ik wil dat jij dit krijgt. Het is een dagboek dat ik heb bijgehouden toen we op weg naar de drakenslangen gingen. Ik vroeg die mevrouw' - Grundle knikte naar Orla - 'om het voor me te halen. Dat heeft ze gedaan. Zij is aardig. Ik was van plan er nog wat meer in te gaan schrijven, ik was van plan er het einde in op te schrijven maar... dat kon ik niet. Het is te treurig.
Hoe dan ook,' ging ze door terwijl ze een verdwaalde traan wegveegde, 'let gewoon maar niet op alle slechte dingen die ik in het begin over jou heb gezegd. Ik kende je toen nog niet. Ik bedoel... Zul je het begrijpen?'
'Ja,' zei Haplo en nam het geschenk aan. 'Ik zal het begrijpen.'
Devon pakte Grundle's hand beet en ze stonden samen voor Samah. De Raadsheer sprak de runen. Vurige sporen van tekens begonnen zich in de lucht te formeren, omcirkelden de dwerg en de elf. Hun ogen sloten zich, hun hoofden zakten omlaag, ze leunden tegen elkaar. De runen brandden hel op en het tweetal was verdwenen.
De hond liet een naargeestig gehuil horen. Haplo liet zijn hand op de kop van het dier rusten en maande hem tot stilte.
'Dat is dan voor elkaar,' zei Samah kortaf. 'Nu zijn we aan de meest onaangename taak toegekomen. Hoe sneller we die volbracht hebben, hoe beter.
Jij, die zich Alfred Montbahk noemt. Jouw zaak is voor de Raad gebracht. Na zorgvuldig overwegen hebben we jou schuldig bevonden aan samenzwering met de vijand, aan plannen smeden tegen je eigen volk, aan het pogen om ons door leugens te bedriegen, aan het spreken over ketterij. Wij hebben het vonnis over jou uitgesproken. Geef jij, Alfred Montbank, toe dat de Raad het recht heeft en de wijsheid bezit het soort vonnis over jou uit te spreken dat jou in staat zal stellen van je fouten te leren en ze weer goed te maken?'
De toespraak was alleen maar een formaliteit die altijd gericht werd tot iedereen die voor de Raad verscheen. Maar Alfred luisterde er aandachtig naar en leek ieder woord zorgvuldig te overwegen.
'Van mijn fouten leren en ze weer goed maken,' herhaalde hij voor zichzelf. Hij keek op naar Samah en toen hij antwoordde, klonk zijn stem ferm en vastberaden. 'Ja Raadsheer, dat geef ik toe.'
'Alfred, niet doen!' Orla wierp zich op haar echtgenoot. 'Ga er niet mee door Samah! Ik smeek je! Waarom wil je niet luisteren?'
'Zwijg, Vrouw!' Samah wierp haar achteruit, van zich af. 'Jouw vonnis is ook uitgesproken. Jij hebt de keus. Je kunt met hem mee gaan of bij ons blijven. Maar wat je ook kiest, je magische krachten zullen je worden ontnomen.'
Orla staarde hem aan, haar gezicht doodsbleek. Langzaam schudde ze haar hoofd. 'Je bent krankzinnig Samah. Jouw angst heeft je gek gemaakt.'
Ze kwam naast Alfred staan en pakte zijn arm beet. 'Ik verkies met hem mee te gaan.'
'Nee Orla,' zei Alfred tegen haar, 'dat kan ik niet toestaan. Je weet niet wat je zegt.'
'Ja, dat doe ik wel. Jij vergeet,' hielp ze hem met een bevend glimlachje herinneren, 'dat ik deelgenoot ben geweest van jouw visioenen.' Ze keek naar de Patryn. 'Ik weet wat ons te wachten staat en ik ben niet bang.'
Haplo lette niet op. De Patryn had zijn aandacht op de Sartaan gericht die bij de deur op wacht stond en berekende de kansen om de man te bespringen en zo te ontsnappen. De kansen waren gering, bijna hopeloos maar het was beter dan hier te blijven rondhangen en te wachten tot Samah hem opnieuw in bad stopte.
Hij spande zijn spieren, klaar voor de aanval. Samah draaide zich plotseling om en zei iets tegen de wacht. Haplo ontspande zich met moeite en probeerde er onverschillig uit te zien.
'Ramu. Neem deze twee mee naar de Raadskamer en maak hen gereed voor verzending. We moeten die betoveringformule onmiddellijk uitspreken, voor de mensch aanvallen. Verzamel alle leden van de Raad. Ze zullen allemaal nodig zijn om een magie van deze omvang te bewerkstelligen.'
'Welke verzendingsformule?' Haplo was meteen op zijn hoede omdat hij dacht dat het iets met hem van doen had. 'Wat is er aan de hand?'
Ramu kwam binnen en ging naast de deur staan.
Alfred liep naar voren met Orla naast zich. Beiden bewogen zich kalm en waardig. En Haplo merkte verwonderd op dat Alfred voor een keer eens nergens over struikelde.
Haplo ging voor Alfred staan, blokkeerde zijn doorgang. 'Waar sturen ze je naartoe?'
'Naar het Labyrint,' antwoordde Alfred.
'Wat?'
Haplo lachte, dacht dat het een of ander bizarre samenzwering was om hem in de val te laten lopen hoewel hij zich niet kon voorstellen wat de reden daarvoor kon zijn. 'Ik geloof je niet!'
'Anderen zijn ons voorgegaan, Haplo. Wij zijn niet de eersten. Lang geleden, tijdens de Splitsing, werden de Sartanen die de waarheid ontdekten en omhelsden, samen met jouw volk in de gevangenis gesmeten.'
Haplo keek hem versuft aan. Het klopte niet. Het was niet mogelijk. Desondanks wist hij dat Alfred de waarheid sprak. De Sartaan zou niet liegen.
'Dat kun je niet maken!' zei Haplo in protest tegen Samah. 'Jij veroordeelt hen tot de dood!'
'Hou op met te doen alsof je je betrokken voelt, Patryn. Het zal je geen voordeel brengen. Jij zult je gauw genoeg bij je "vriend" voegen nadat we jou uitgebreid hebben ondervraagd over die zogenaamde Heer van de Nexus en over zijn plannen.'
Haplo negeerde de man en wendde zich tot Alfred. 'Jij laat het toe dat hij je naar het Labyrint stuurt? Zo maar? Je bent er geweest! In mijn hoofd! Je weet hoe het daar is. Je houdt daar nog geen twee minuten stand. Jij of zij! Vecht verdomme! Sta voor een keer in je leven op en vecht!'
Alfred verbleekte en zag er zorgelijk uit. 'Nee, ik kan niet...'
'Jawel, dat kun je wel. Grundle had gelijk. Jij was de draak, niet? Jij hebt onze levens op Draknor gered. Jij bent machtig, machtiger dan Samah, machtiger dan enig andere Sartaan die ooit heeft geleefd. De drakenslangen weten dat. Slangenmagiër, zo noemen ze jou. Hij weet het ook. Daarom wil hij je wegwerken.'
'Dank je Haplo,' zei Alfred vriendelijk, 'maar zelfs als wat jij zegt de waarheid is en ik mezelf inderdaad in een draak heb veranderd, dan kan ik me niet herinneren dat ik dat deed. Nee, het is goed. Begrijp het alsjeblieft.'
Hij stak zijn hand uit en liet die op de verkrampte arm van de Patryn rusten. 'Mijn hele leven ben ik gevlucht voor wat ik ben. Of dat, of ik viel flauw. Of was me aan het verontschuldigen.' Hij was kalm, bijna sereen. 'Ik loop niet langer weg.'
'Da's dan prachtig,' zei Haplo ruw. 'Nou ja, je kunt maar beter niet flauwvallen. Niet in het Labyrint.' Hij trok zijn arm onder de hand van de Sartaan vandaan.
'Ik zal proberen daaraan te denken,' glimlachte Alfred.
De hond jankte, kroop dichterbij en wreef zijn neus langs Alfreds been. Hij gaf hem voorzichtig wat klopjes. 'Let goed op hem hond. Raak hem niet weer kwijt.'
Ramu ging tussen hen in staan en begon de runen te zingen.
Tekens flitsten en verblindden Haplo. De hitte dreef hem achteruit. Toen hij weer kon zien, brandden de rode schildwachtrunen voor de deur en blokkeerden de ramen.
De Sartanen waren verdwenen.