10

Onum Barr was een oude man, té oud om bang te zijn. Sinds de laatste onlusten leefde hij aan de grenzen van het land met de boeken die hij uit de ruïnes had weten te redden. Hij had niets te verliezen en daarom trad hij de indringer zonder vrees tegemoet. 

'De deur stond open,' sprak de vreemdeling. 

Zijn stem klonk ruw en het ontging Barr niet dat de vreemdeling een blauwstalen handwapen op zijn heup droeg. Bovendien zag hij dat de man door de gloed van een krachtveld was omgeven. 

'Er is geen enkele reden om hem dicht te houden,' zei hij vermoeid. 'Wenst u iets?'

'Ja.' 

De vreemdeling bleef midden in de kamer staan. Hij was groot en zwaar gebouwd. 'Is dit het enige huis in de buurt?' 

'Het is een verlaten gebied,' antwoordde Barr, 'maar ten oosten van deze plaats bevindt zich een stad. Ik kan u de weg erheen wijzen.' 

'Straks. Mag ik gaan zitten?' 

'Als de stoel het houdt,' zei de oude man ernstig. 'Het zijn over- 171 blijfselen uit betere tijden.' 

'Mijn naam is Hobert Mallow,' zei de vreemdeling. 'Ik ben afkomstig uit een verafgelegen provincie.' 

Barr knikte en glimlachte. 'Dat heb ik al uit uw accent opgemaakt. Ik ben Onum Barr van Siwenna - gewezen patriciër van het Imperium.' 

'Dit is dus Siwenna. Ik had alleen oude kaarten tot mijn beschikking.' 

'Als de stand van de sterren anders was, moeten ze inderdaad oud geweest zijn.' 

Barr bleef roerloos zitten. De ander scheen in gedachten verzonken. Het viel Barr op dat het krachtveld dat de man had omgeven nu verdwenen was. 

'Mijn huis is bouwvallig en mijn voorraden zijn klein, maar als uw maag zwart brood en gedroogd koren kan verdragen, kunt u ze met mij delen,' zei hij. 

Mallow schudde van nee. 'Dank u. Ik heb al gegeten en ik kan niet langer blijven. Het enige dat ik verlang is dat u mij de weg naar het regeringscentrum wijst.' 

'Dat wil ik graag doen. Bedoelt u de hoofdstad van de planeet of van de Imperiale Sector?' 

De blik van de jongere man vernauwde zich. 'Zijn die dan niet identiek? Dit is toch Siwenna, nietwaar?' 

De oude patriciër knikte traag. 'Jawel, Siwenna. Maar Siwenna is niet langer de hoofdstad van de Normannische Sector. Die oude kaarten hebben u blijkbaar toch op een dwaalspoor gebracht. Sterren veranderen misschien weinig van plaats, maar politieke grenzen zijn doorlopend aan veranderingen onderhevig.' 

'Dat is slecht nieuws. Heel slecht nieuws zelfs. Is de nieuwe hoofdstad hier ver vandaan?' 

'Twintig parsecs. Op Orsha II. Uw kaarten zullen u verder helpen. Hoe oud zijn ze?'

'Honderdvijftig jaar.' 

'Zo oud?' De oude man zuchtte. 'Er is veel gebeurd intussen. Weet u er iets van?'

Mallow schudde van nee. 'Weest u daar maar blij om. Het is een slechte tijd voor de provincies geweest. Behalve tijdens de regering van Stannel VI, maar hij is vijftig jaar geleden gestorven. Sinds die tijd werd de ene opstand door de andere gevolgd.' 

Barr vroeg zich af of hij niet al te praatziek was. Hij leidde een eenzaam leven en hij ontmoette zelden andere mensen. 

'Wilt u daarmee zeggen dat de provincie verarmd is en in verval is geraakt?' vroeg Mallow. 

'Misschien niet in absolute zin. Het duurt lang voordat de materiële hulpbronnen van de vijfentwintig eersterangsplaneten zijn uitgeput, maar wij zijn wel bergafwaarts gegaan en een keerpunt is nog niet in zicht. Waarom interesseert je dit allemaal, jongeman? Je leeft en je ogen schitteren!' 

Het had weinig gescheeld of de koopvaarder had gebloosd. 

'Luister,' zei hij. 'Daarginds, aan de rand van de Galaxis ben ik koopvaarder. Ik heb een paar oude kaarten gevonden en ik ben er op uit om nieuwe markten te verkennen. Daarom verontrusten mij verhalen over verarmde provincies. Je kunt alleen maar geld verdienen waar geld te halen valt. Hoe staat het bijvoorbeeld met Siwenna?' 

De oude man boog zich naar hem toe. 'Dat weet ik niet. Misschien valt het wel mee. Maar ben jij een koopvaarder? Je lijkt meer op een soldaat. Je houdt je hand op je wapen en je hebt een litteken op je kaak.' 

'Veel wetten zijn er niet, waar ik vandaan kom,' antwoordde Mallow. 'Vechten en littekens horen nu eenmaal bij het leven van een koopvaarder. Maar vechten heeft alleen zin als het resultaat geldverdienen betekent. Als ik geld kan verdienen zonder vechten - zoveel te beter! Is hier iets wat de moeite waard is om voor te vechten? Als dat nodig is doe ik dat ook.' 

'O jawel,' zei Barr. 'Je zou je bij de resten van Wiscard's mannen in het Rode-Sterrengebied kunnen voegen. Maar ik zou niet weten of dat zeeroverij of vechten genoemd zou moeten worden. Je zou je ook kunnen aansluiten bij onze tegenwoordige genadige onderkoning, "genadig" krachtens moord, plundering, roof, en het gezag van een jeugdig Keizer die intussen vermoord is.' 

'U schijnt niet bijzonder op die onderkoning gesteld te zijn, patriciër Barr,' zei Mallow. 'Ik zou wel eens een van zijn spionnen kunnen zijn.' 

'En wat dan nog?' antwoordde Barr verbitterd. 'Wat valt hier te halen?' Hij wees met een magere arm naar het kale interieur van zijn vervallen huis. 

'Uw leven.'

'Dat zou ik gemakkelijk genoeg prijsgeven. Ik bezit het al vijf jaar langer dan ik wil. Maar je bent niet een van de mannen van de onderkoning. Als je dat wel was geweest, had ik waarschijnlijk instinctief mijn mond gehouden.' 

'Hoe weet u dat?' 

De oude man begon te lachen. 'Wat ben je wantrouwig! Wedden dat je denkt dat ik je wil provoceren tot gevaarlijke uitspraken? Nee nee. Politiek behoort voor mij tot het verleden.' 

'Tot het verleden? Behoort politiek ooit voor een man tot het verleden? Welke woorden gebruikte u zojuist? Moord, roof, plundering? Erg objectief klinkt dat niet!'

De oude man haalde zijn schouders op. 'Herinneringen zijn vaak pijnlijk als ze onverwacht komen opdagen. Luister. Oordeel zelf! Toen Siwenna nog hoofdstad was, was ik lid van de Senaat. Ik stam uit een oud en geëerd geslacht. Een van mijn grootouders was ... Ach, laten we het er maar niet over hebben. Vergane glorie ...' 

'Als ik het goed begrijp was er een burgeroorlog of een revolutie.' 

Het gezicht van Barr versomberde. 'Burgeroorlogen zijn in deze decadente tijden een chronisch verschijnsel, maar Siwenna wist' zich afzijdig te houden. Onder Stannell IV herkreeg het zelfs iets van zijn oude welvaart, maar hij werd opgevolgd door zwakke keizers en zwakke keizers betekenen sterke onderkoningen. Onze laatste onderkoning - de Wiscard waarover ik eerder heb gesproken en wiens overgebleven mannen nog steeds azen op de handel die tussen de Rode Sterren wordt gedreven - had het op het Imperiale Purper gemunt. Hij was daarin trouwens de eerste niet. En als hij erin geslaagd was, zou hij ook niet de eerste zijn geweest die dat gelukt was. Maar hij faalde, want toen de admiraal van de Keizerlijke Marine de provincie naderde, kwam Siwenna in opstand tegen zijn eigen rebellerende onderkoning.' 

Hij zweeg. 

Mallow zat gespannen op de rand van zijn stoel. 'Ga verder, sir.' 

'Dank je,' zei Barr vermoeid. 'Het is aardig van je om een oude man zijn zin te geven. Ja, ze kwamen in opstand - of liever gezegd: we kwamen in opstand, want ik was een van de aanvoerders. Wiscard verliet Siwenna en onze planeet en daarmee de provincie, verklaarde zich vóór de Keizer, die een wreed en pervers kind was. Misschien waren we bang voor een beleg.' 

'En?' vroeg Mallow zacht. 

'Dat paste jammer genoeg niet in het straatje van de admiraal, die de glorie op zich wilde laden van de overwinning op een opstandige provincie. Terwijl de mensen in alle grote steden zich verzamelden om de Keizer toe te juichen, bezette de admiraal alle militaire centra en veroordeelde de bewoners tot de atoomdood.' 

'Op grond waarvan?' 

'Onder het voorwendsel dat men in opstand was gekomen tegen de onderkoning. De admiraal werd de nieuwe onderkoning na een maand van massamoord, plundering en de meest afschuwelijke wandaden. Ik had zes zoons. Vijf ervan kwamen op verschillende manieren om. Ik had ook een dochter. Ik hoop dat ook zij tenslotte bezweken is. Ikzelf ontkwam omdat ik te oud was. Té oud om de onderkoning te verontrusten.' Hij boog zijn grijze hoofd. 'Alles werd mij evenwel ontnomen.' 

Mallow zweeg en wachtte. 'Wat gebeurde er met uw zesde zoon?' vroeg hij. 

'Hè?' Barr glimlachte zuur. 'Die is veilig want hij nam dienst bij de admiraal als gewoon soldaat en onder een andere naam. Hij is kanonnier aan boord van de privé-vloot van de onderkoning. O nee, ik heb de blik in je ogen gezien. Nee, hij is geen onechte zoon. Hij bezoekt mij als dat mogelijk is en geeft mij wat hij kan. Hij houdt mij in leven en op een dag zal onze grote en glorierijke onderkoning kruipend in het stof zijn laatste adem uitblazen en het zal mijn zoon zijn die hem terecht zal stellen.' 

'En dat vertelt u aan een vreemdeling? U brengt uw zoon in gevaar!' 

'Nee. Ik help hem door een nieuwe vijand te introduceren. Als ik een vriend van de onderkoning zou zijn, zou ik hem aanraden de ruimte om onze planeet met schepen af te zetten.' 

'Zijn daar dan geen schepen?' 

'Heb jij ze gezien? Heb je een ruimtewacht ontmoet die je de toegang betwistte? Nee, wij hebben hier onze handen vol en bovendien bedreigde ons tot dusver geen enkel gevaar van de kant van de afgebrokkelde rand van de Galaxis - totdat jij verscheen.' 

'Ik? Ik vorm toch geen bedreiging?' 

'Na jou zullen er meer komen.' 

'Ik geloof niet dat ik u begrijp,' zei Mallow hoofdschuddend.

'Luister!' Er klonk iets koortsachtigs in de stem van de oude man. 'Ik wist wat je voorstelde toen je hier binnenkwam. Je had een krachtveld om je heen ...' 

Even was het stil. 'Ja, dat had ik,' klonk het aarzelend. 'Goed. Dat was een fout die je maakte, maar je was je er niet bewust van. Er zijn een paar dingen waarvan ik heel goed op de hoogte ben, weet je. Het is tegenwoordig uit de mode om ontwikkeld te zijn, maar eens was ik een geleerde en ik weet dat er in de hele geschiedenis van de kernwetenschappen nog nooit een draagbaar krachtveld is uitgevonden. O ja, we hebben krachtschilden gehad, grote krachtcentrales, waarmee steden en zelfs schepen konden worden beschermd, maar niet voor éen enkele man.' 

'En welke conclusie hebt u daaruit getrokken?' vroeg Mallow. 

'Er doen verhalen in de ruimte de ronde. Zij bereiken ons via vreemde paden - maar toen ik jong was, was er een klein ruimteschip met een vreemde bemanning. De mannen kenden onze gewoonten niet en konden niet vertellen waar ze vandaan kwamen. Zij spraken over tovenaars die aan de randen van de Galaxis zouden bestaan; magiërs die licht uitstraalden in de duisternis, die vrij door de lucht konden vliegen en die onkwetsbaar waren. We lachtën om die verhalen. Ik ook. Ik was tot vandaag die verhalen vergeten, maar ik zag je licht uitstralen en ik wist dat ik je met mijn wapens niet zou kunnen treffen. Vertel mij eens, kun je werkelijk vrij door de lucht vliegen?' 

'Ik weet niet waar u het over hebt,' zei Mallow kalm. 

Barr glimlachte. 'Dat antwoord is voldoende voor mij. Ik onderwerp mijn gasten niet aan een verhoor, maar als er werkelijk magiërs bestaan, als jij er een van bent, dan zullen ze eens in groten getale naar ons toekomen. Misschien is dat wel goed. Misschien hebben we vers bloed nodig.' Hij mompelde iets onverstaanbaars tot zichzelf. 'Maar er is nog iets anders,' vervolgde hij. 'Onze nieuwe onderkoning heeft ook zijn dromen net als de oude Wiscard indertijd.' 

'Is hij ook uit op de keizerskroon?' 

Barr knikte. 'Mijn zoon hoort wel eens wat. Dat is in de omgeving van de onderkoning nu eenmaal niet te vermijden. Onze nieuwe onderkoning zou de kroon niet weigeren als deze hem zou worden aangeboden, maar hij wil zijn aftocht gedekt zien. Er doen verhalen de ronde dat, mocht hij deze Imperiale hoogten niet bereiken, hij een nieuw Imperium wil opbouwen in het barbaarse achterland. Men zegt ook dat hij een van zijn dochters heeft uitgehuwelijkt aan een of ander koninkje ergens in een niet in kaart gebracht gedeelte van de Periferie.' 

'Als je alle verhalen moet geloven dan ...' 

'Dat weet ik, maar er bestaan nog veel meer verhalen. Kom, ik ben alleen maar een oude man die onzin uitkraamt. Maar wat denk jij ervan?' Barr keek Mallow indringend aan. 

De koopvaarder dacht na. 'Ik zeg niets. Maar ik zou wel graag een vraag willen stellen. Bezit Siwenna kernenergie? Nee, wacht u even. Ik weet dat ze van het bestaan van kernenergie weten. Wat ik bedoel is: zijn hun energiegeneratoren intact of zijn ze tijdens de recente onlusten vernietigd?' 

'Vernietigd? O nee. Ze zijn onvervangbaar als energiebronnen voor de vloot. Niemand zou ze durven aanraken. Wij bezitten de grootste en de beste kernenergiecentrales aan deze zijde van Trantor!' voegde hij er bijna trots aan toe. 'En wat kan ik doen om deze centrales te bezichtigen?' 

'Doen? Niets. Geen enkele militaire installatie kan worden benaderd zonder dat men onmiddellijk wordt neergeschoten. Civiele rechten bestaan in Siwenna niet.' 

'Bedoelt u dat alle kerncentrales onder militaire controle staan?' 

'Nee. Er bestaan kleine stadscentrales die voor de plaatselijke energie zorgen; verwarming en verlichting, vervoer enzovoorts, maar die worden bewaakt door de zogenaamde techmannen.' 

'Wie zijn dat?' 

'Een gespecialiseerde groep die de supervisie over de centrales heeft. Het is een overerfbare betrekking. De jongeren komen als leerling in het vak. Strenge opvattingen omtrent eer en plicht en zo. Niemand die geen "techman" is mag een centrale betreden.' 

'Ik begrijp het.' 

'Ik wil niet zeggen dat het nooit is voorgekomen dat deze "techmannen" werden omgekocht. Na alles wat we hebben meegemaakt, zal iedere techman wel zijn zwakke, kwetsbare plekken hebben, maar er zal veel geld voor nodig zijn. Ik heb niets. Jij wel?' 

'Geld? Nee. Maar kun je alleen maar met geld iemand omkopen?' 

'Met wat anders? Tenslotte kun je met geld alles kopen.'

'Er bestaat heel veel wat voor geld niet te koop is. Goed. Wilt u mij nu vertellen hoe ik hier vandaan bij de dichtstbijzijnde stad kom die een centrale bezit?' 

'Wacht even!' Barr stak zijn magere armen uit. 'Waarom zo'n haast? Je komt hier, maar ik stel geen vragen. In de steden waar de bewoners nog steeds rebellen worden genoemd zou je je onmiddellijk door je accent en door je kleren verraden en door de eerste de beste soldaat worden aangehouden.' 

Hij kwam overeind en haalde uit een kist die in een donkere hoek stond een klein boekje te voorschijn. 'Mijn paspoort. Vervalst. Ik ben er mee ontsnapt.' 

Hij legde het boekje in Mallow's handen. 'De beschrijving klopt natuurlijk niet, maar als je ermee zwaait heb je kans dat ze je laten gaan.' 

'Maar u dan? U zult zonder paspoort achterblijven.' 

De oude banneling haalde cynisch zijn schouders op. 'En wat dan nog? En nog iets: hou je tong in bedwang! Je hebt een barbaars accent en af en toe verval je tot de meest archaïsche uitdrukkingen. Hoe minder je praat, hoe minder je in de gaten zult lopen. Kom, laat mij je vertellen hoe je in de stad komt ...' 

Vijf minuten later was Mallow vertrokken. Voordat hij voor goed weg ging, kwam hij nog even terug en toen Onum Barr de volgende ochtend vroeg de tuin in ging, zag hij een doos staan. Er zat geconcentreerd voedsel in zoals dat aan boord van een ruimteschip gebruikt wordt. Het was wat vreemd toebereid en had een vreemde smaak. Maar je kon er een hele tijd mee toe.