3

In de dagen van weleer toen het Galactisch Imperium de gehele Galaxis omvatte en Anacreon een van de rijkste provincies van de Periferie was, had meer dan éen keizer een staatsiebezoek aan het paleis van de Onderkoning gebracht. Niet éen van hen was vertrokken zonder zich ten minste eenmaal met luchtracer en naaldgeweer in vaardigheid te meten met zijn gastheer in de jacht op het gevederde vliegende fort dat de Nyakvogel wordt genoemd. De faam van Anacreon was in de loop der eeuwen tot stof vergaan. Het paleis van de Onderkoning was - behalve de vleugel die de Foundation had gerestaureerd - niet meer dan een ruïne. Op Anacreon was in tweehonderd jaar geen keizer meer verschenen, maar de Nyakjacht was nog steeds een koninklijke sport. 

Lepold I, koning van Anacreon, die nog geen zestien jaar oud was, had zijn vaardigheid met het naaldgeweer reeds menigmaal bewezen. Nauwelijks dertien jaar oud had hij zijn eerste Nyak, neergelegd. Een week na zijn troonsbestijging schoot hij zijn tiende exemplaar neer en ditmaal keerde hij terug van zijn zesenveertigste succesvolle jacht.

'Wedden dat ik vóór mijn zestiende jaar, als ik volwassen word, mijn vijftigste vogel zal hebben neergelegd?' had hij triomfantelijk uitgeroepen, maar hovelingen durven het meestal niet tegen hun vorst op te nemen. Het winnen van zo'n weddenschap zou gevaarlijk kunnen zijn. Niemand deed het dan ook en de koning ging zich opgewekt verkleden. 

'Lepold!' Er was maar éen stem die hem zó kon roepen. De koning bleef staan en draaide zich onwillig om. Wienis, die op de drempel van zijn vertrekken stond, keek zijn jonge neef met gefronst voorhoofd aan. 

'Stuur ze weg!' riep hij ongeduldig. 'Laat ze ophoepelen!' 

De koning knikte stuurs. De beide kamerheren bogen, traden terug en liepen de trap af. Lepold trad de kamer van zijn oom binnen. 

Wienis staarde somber naar het jachtkostuum van de koning. 'Binnenkort zul je belangrijkere dingen te doen hebben dan het jagen op Nyaks,' zei hij. Hij keerde Lepold de rug toe en liep moeizaam naar zijn schrijftafel. Nu hij te oud was voor het geweld van de wind en de duikvlucht op de Nyak sprak hij alleen maar misprijzend over de koninklijke sport. 

Lepold kende de 'druiven-zijn-zuur-houding' van zijn oom. 

'Ach, u had vandaag bij ons moeten zijn,' zei hij enthousiast, maar niet gespeend van leedvermaak. 'We kwamen er een op het spoor in de wildernissen van Samia. Een kanjer! We zaten twee uur achter hem aan boven zeventig vierkante mijl. En toen - hij maakte een gebaar alsof hij nog steeds in zijn luchtracer zat - wendde ik de steven zonwaarts en dook op hem neer in een vrille. Kreeg hem precies onder de linkervleugel te pakken toen hij wilde opstijgen. Hij werd woest en liet zich achterover tuimelen. Ik nam de uitdaging aan en zwenkte naar links. En ja hoor! Hij dook naar beneden. Ik was binnen het bereik van zijn vleugels voordat ik in beweging kwam en toen .. .' 

'Lepold!' 

'Ja hoor, toen kreeg ik hem te pakken!' 

'Ja ja, daar twijfel ik niet aan. Wil je nu alsjeblieft naar mij luisteren?' 

De koning haalde zijn schouders op, liep naar de tafel en begon mokkend op een Lera-noot te knabbelen. Hij dorst zijn oom niet aan te kijken. 

'Ik ben vandaag aan boord van het schip geweest,' begon Wienis. 

'Welk schip?' 

'Als ik praat over een schip bedoel ik het schip. Het schip dat door de Foundation voor onze marine wordt gerepareerd. De oude Imperiale kruiser. Heb ik mij nu duidelijk genoeg uitgedrukt?' 

'O, dat schip. Ik zei toch al dat de Foundation het ding zou opkalefateren als we het vroegen. Al die verhalen over het feit dat zij ons zullen aanvallen ... Slaat nergens op.'

'Lepold, je bent een idioot!' 

De koning die juist de schil van de Lera-noot had weggeworpen, kreeg een kleur. 

'Zo wens ik niet aangesproken te worden,' zei hij boos. 'Vergeet u niet dat ik over twee maanden meerderjarig ben!' 

'Ja en als je half zoveel tijd besteedde aan staatszaken als aan de Nyakjacht zou ik onmiddellijk afstand doen van mijn regentschap.' 

'Kan me niets schelen. Dat heeft niets met de zaak te maken. Zelfs al bent u mijn oom en mijn regent - ik ben en blijf de koning en u mijn onderdaan! Ik wens geen idioot genoemd te worden en u hebt niet eens een audiëntie aangevraagd. Ik zou maar oppassen als ik u was!' 

Wienis' blik was ijskoud. 'Mag ik u "uwe majesteit" noemen?' 

'Jawel.' 

'Goed. U bent een idioot, uwe majesteit!' 

De donkere ogen onder de borstelige, grijze wenkbrauwen schoten vuur en de jonge koning zonk langzaam neer in zijn stoel. Even verscheen er iets van sardonische tevredenheid op het gezicht van de regent, maar even daarna legde hij glimlachend een hand op de schouder van de koning. 

'Kom, Lepold. Ik had niet zo boos op je moeten worden. Onder de druk van de omstandigheden is het soms moeilijk de juiste toon te vinden. Begrijp je mij?' 

De woorden klonken verzoenend, maar zijn blik had zich niet verzacht. 

'Ja. Staatszaken kunnen verdomd ingewikkeld zijn,' antwoordde Lepold aarzelend. Hij vroeg zich niet zonder zorg af of hem nu een saaie uiteenzetting over de handel met Smyrno of een lange zinloze discussie over de schaars bevolkte werelden in de Rode Corridor te wachten stond. 

Wienis nam weer het woord. 'Beste jongen, ik had gedacht je dit eerder te kunnen vertellen. Misschien had ik dat ook moeten doen, maar ik weet dat je jeugdige geest weinig geduld kan op brengen voor de droge details van het staatsmanschap.' 

Lepold knikte. 'Nou goed dat is dan geregeld ...' 

Zijn oom viel hem met beslistheid in de rede. 'Maar vergeet niet dat je over twee maanden meerderjarig wordt en dat je in de moeilijke tijden die in het verschiet liggen volledig en actief aan de politiek zult moeten deelnemen. Je zult moeten beseffen dat je vanaf dat moment koning zult zijn, Lepold.' 

Lepold knikte opnieuw, maar zijn gezicht was uitdrukkingloos.

'Er komt oorlog, Lepold!' 

'Oorlog! Maar er bestaat toch een bestand met Smyrno ...' 

'Niet met Smyrno. Met de Foundation.' 

'Maar oom, ze hebben beloofd het schip te repareren. U zei ...' 

'Lepold' - de stem klonk veel minder vriendelijk - 'laten we van man tot man praten. Of het schip nu wordt gerepareerd of niet er komt oorlog met de Foundation. De Foundation is een centrum van macht. De grootheid van Anacreon; zijn schepen en steden, zijn mensen en zijn economie, zijn afhankelijk van de gunsten die de Foundation ons met tegenzin zo nu en dan verleent. Ik herinner mij de tijd nog dat de steden van Anacreon werden verwarmd door het verbranden van kolen en olie. Maar ja, laten we het daar niet over hebben. Dat kun je je toch niet voorstellen!'

'Het lijkt mij dat we dankbaar zouden moeten zijn ...' begon de koning schuchter.

'Dankbaar?' brulde Wienis. 'Dankbaar voor het feit dat zij ons niet het geringste gunnen, terwijl ze, de ruimte weet wat, voor zichzelf behouden? En weet je waarom? Omdat ze eens de heerschappij over het Galactisch Stelsel willen voeren!' 

Hij legde zijn hand op de knie van zijn neef en zijn ogen vernauwden zich. 'Lepold, je bent de koning van Anacreon. Jouw kinderen en de kinderen van je kinderen zullen misschien koningen van het Universum zijn ... als je over de macht beschikt die de Foundation ons onthoudt!' 

'Daar zit iets in!' Lepold's ogen begonnen te schitteren en hij ging rechtop zitten.

'Inderdaad. Welk recht hebben zij om het voor zich zelf te behouden? Anacreon heeft ook iets te betekenen!' 

'Zie je wel. Je begint het te begrijpen. En wat zal er gebeuren als Smyrno besluit de Foundation aan te vallen en die macht voor zichzelf opeist? Hoelang denk je dat het zal duren dat ook wij een vazalstaat zijn geworden? Hoelang zul jij dan nog op de troon zitten?' 

Lepold wond zich kennelijk op. 'Ruimte nog aan toe, ja! U hebt volkomen gelijk. Wij moeten de eersten zijn die aanvallen. Het is gewoon een kwestie van zelfverdediging!' 

De glimlach op het gezicht van Wienis verbreedde zich. 'Bovendien heeft Anacreon tijdens de regering van je grootvader een militaire basis op Terminus opgericht - een basis die van vitaal belang is voor onze nationale verdediging. Als gevolg van de machinaties van de leider van de Foundation - een sluwe geleerde die geen druppel koninklijk bloed in zijn aderen heeft - hebben we die basis moeten opgeven. Begrijp je wat dat betekent, Lepold? Het betekent dat je grootvader door een gewoon burger werd beledigd. O, ik herinner me hem heel goed! Hij was nauwelijks ouder dan ik toen hij Anacreon bezocht - met zijn duivelse glimlach en zijn duivelse verstand!' 

Lepold's gezicht was vuurrood geworden en zijn ogen schoten ' vuur. 

'Bij Seldon! Als ik mijn grootvader was geweest, zou ik ten strijde getrokken zijn!' 

'Nee Lepold. We besloten te wachten en de belediging die ons werd aangedaan uit te wissen op een tijdstip dat daar beter geschikt voor was. Als je vader niet voortijdig was overleden, zou hij ...' Wienis wendde even zijn gelaat af. 'Hij was mijn broer. Maar als zijn zoon ...' 

'Nee oom. Ik zal hem niet in de steek laten. Ik heb een besluit genomen. Het lijkt mij niet meer dan juist dat Anacreon deze haard van onrust vernietigt en wel onmiddellijk.' 

'Nee, niet onmiddellijk. Om te beginnen moeten we wachten totj de kruiser gerepareerd is. Het feit dat ze bereid bleken deze reparatie te verrichten, bewijst dat ze bang van ons zijn. De stommelingen proberen ons gerust te stellen, maar wij zullen ons niet van onze doelstellingen laten afbrengen.' 

Lepold sloeg zijn vuist in zijn linker handpalm. 'Niet zolang ik koning van Anacreon ben!'

Wienis glimlachte smalend. 'Bovendien moeten we wachten tot Salvor Hardin is gearriveerd.' 

'Salvor Hardin!' Er verscheen een onthutste uitdrukking op het! gezicht van de koning en de jeugdige contouren van zijn baardloze gezicht verloren de harde lijnen die het zoëven nog hadden beheerst. 

'Ja, Lepold. De leider van de Foundation komt op je verjaardag in Anacreon. Waarschijnlijk om ons stroop om de mond te smeren, maar het zal hem niet baten.' 

'Salvor Hardin!' mompelde de koning nauwelijks hoorbaar. 

Wienis fronste zijn wenkbrauwen. 'Boezemt die naam je angst in? Vergeet niet dat het dezelfde Hardin was die ons tijdens zijn laatste bezoek zo vernederde en het koninklijk huis beledigde, dat door een gemene burger. Het afval van de maatschappij.' 

'Nee nee. Ik ben niet bang voor hem... Ik zal hem met eigen munt terugbetalen, maar ... nou ja een beetje bang ben ik wel.'

De regent rees overeind. 'Bang? Waarvoor. Voor wie, jij jonge ...' Woedend brak hij zijn zin af. 

'Het zou een soort godslastering zijn bedoel ik, eh ... Als we de Foundation zouden aanvallen, dan ...' Hij aarzelde. 

'Ga door.' 

'Ik bedoel... als er eens echt een Galactische Geest zou bestaan dan ... eh ... zou Hij dat wel eens niet goed kunnen vinden, denkt u niet?' 

'Nee, dat denk ik niet,' antwoordde Wienis hard. Hij ging weer zitten en er verscheen een vreemde glimlach op zijn'gezicht. 'Je schijnt je nogal druk te maken over die Galactische Geest. Ik heb je teveel je gang laten gaan. Je hebt teveel naar Verisof geluisterd, vrees ik.'

'Hij heeft mij veel duidelijk gemaakt..' 

'Over de Galactische Geest?' 

'Ja.' 

'Ach, wat ben je toch een melkmuil. Hij gelooft veel minder van die maskerade dan ik en ik geloof er helemaal niet in. Hoe vaak heb ik je niet verteld dat het allemaal onzin is.' 

'Dat weet ik, maar Verisof zegt...' 

'Verisof kan doodvallen. Het is allemaal onzin!' 

Er volgde een kort, vijandig stilzwijgen. Tenslotte zei Lepold: 'Toch gelooft iedereen erin. Ik bedoel: al dat gepraat over Hari Seldon, de profeet, en hoe hij de Foundation aanstelde om zijn geboden te verbreiden zodat op een dag het aardse paradijs op aarde zou terugkeren en dat iedereen die zich niet aan de Geboden houdt tot in alle eeuwigheid verdoemd zal zijn. Ze geloven erin. Ik heb deelgenomen aan hun feestelijkheden. O ja, ik ben er zeker van dat zij erin geloven.' 

'Ja. Zij geloven erin, maar wij niet. Bovendien heb je alle reden om ze dankbaar te zijn want volgens hen ben jij koning bij de gratie van de goddelijke Galactische Geest en dat maakt jou tot een soort halfgod. Bijzonder handig. Het schakelt iedere mogelijkheid tot opstand uit en verzekert absolute gehoorzaamheid. En daarom, Lepold, moet jij een actief aandeel hebben in de oorlog tegen de Foundation. Ik ben alleen maar regent en een gewoon menselijk wezen. Jij bent in hun ogen koning en halfgod.' 

'Ja, maar in werkelijkheid ben ik dat niet,' sprak de koning peinzend. 

'Inderdaad, maar je bent het in de ogen van alle mensen behalve van de Foundation. Als zij uit de weg geruimd zijn, zal niemand je meer je goddelijkheid kunnen betwisten. Besef dat goed!'

'En daarna zullen wij zelf de energiekasten van de tempels kunnen bedienen; en de onbemande schepen. We zullen het Heilige Voedsel kunnen eten dat kanker geneest. Toch beweert Verisof dat alleen zij die de Genade van de Galactische Geest hebben ontvangen dat kunnen en mogen doen ...' 

'Ja ja. Verisof zegt. Verisof beweert. Op Salvor Hardin na is Verisof je grootste vijand. Blijf bij mij, Lepold en trek je niets van hen aan. Samen zullen wij het Imperium herscheppen - nee, niet alleen het koninkrijk Anacreon - maar een Imperium dat alle zonnen van het Galactisch Stelsel omvat. Is dat niet veel beter dan het "Paradijs"?' 

'Ja ... eh.' 

'Kan Verisof je meer schenken?' 

'Nee.' 

'Goed dan.' Zijn stem klonk gebiedend. 'Deze zaak is dus geregeld.' Hij scheen geen antwoord te verwachten. 'Kom. Ga nu maar. Ik kom straks naar beneden. En ... nog éen ding, Lepold.' 

De jonge koning draaide zich bij de drempel om. Behalve zijn ogen was Wienis' gezicht éen en al glimlach. 'Pas op bij de Nyakjacht, mijn jongen. Sinds het tragische ongeluk dat je vader is overkomen, heb ik wat jou betreft, soms de vreemdste voorgevoelens. In de algemene verwarring, terwijl de ruimte doorzeefd wordt door naaldkogels ... Ik hoop dat je voorzichtig zult zijn. En ... neem je gauw een beslissing omtrent de Foundation?'

Lepold's ogen werden wijd van verbazing en ontweken toen de blik van zijn oom. 'Ja ... natuurlijk.' 

'Goed!' Hij keek zijn neef met een uitdrukkingloos gezicht na en keerde toen terug naar zijn schrijftafel. 

Lepold's gedachten waren somber en niet gespeend van vrees. Misschien was het wel het beste om de Foundation te vernietigen en naar de macht te grijpen waarover Wienis gesproken had, maar daarna, als de oorlog voorbij zou zijn en hij als koning ... ? 

Plotseling drong het tot hem door dat Wienis en zijn twee arrogante zonen in de huidige constellatie de erfgenamen van de troon waren. 

Maar hij was de koning. En koningen konden mensen laten executeren. Zelfs ooms en neven!