1443

“Abel, kerel, wat zie je eruit. Is er iets mis met je school, soms?”

“Nee, Geert Geertsen. Met mijn vrouw.”

“Wat dan?”

“Ze is dood.”

“Ach, Jezus, Maria en alle Heiligen! Hoe kwam het? Gisteren heb ik haar nog op de markt zien lopen.”

“Vanochtend heeft ze nog pap voor me gekookt.”

“Hoe kwam het dan?”

“Doordat ze haast had!” riep Abel en barstte in snikken uit. Geert van der Damme kon niets meer uit hem loskrijgen. Hij was zelf getrouwd; nog maar net, want hij was vijftien jaar jonger dan Abel. Hij kon zich dus voorstellen hoe geschokt de arme man moest zijn. Hij moest er niet aan denken dat zijn eigen Anna ... foei!

Later hoorde hij van anderen wat er was gebeurd: Abels vrouw had huisarrest gekregen van de schout wegens een scheldpartij op de appelmarkt, achter het nieuwe stadhuis. Ze bekloeg zich daar over prijs en kwaliteit van het fruit. Ze had tenslotte een appelboer twee oortjes minder betaald dan hij hebben wilde, en hem om zijn hoofd geslagen met de woorden erbij: hier zijn je oortjes. Toen moest ze van twaalf tot twaalf in haar huis blijven, op verbeur van tien schellingen. De volgende dag, drie streep voor de zandloper uithad, sloeg ze haar doek om en rende weg, daar ze bang was anders in de vleeshal alleen nog afval te vinden en ze wilde een goede varkenspoot. Maar de diender van de schout zag haar op slag van twaalf de hoek van de Halsteeg omgaan, met de poot onder haar arm, en riep: “Joffer, je had nog in je deur moeten staan.” Ze holde daarop zo hard weg dat ze een muil verloor, die in het Rokin viel. De diender probeerde die voor haar op te vissen, waarop ze hem tegen zijn kont trapte met zo’n kracht dat ze samen met hem te water raakte. Ze konden geen van beiden zwemmen en niemand van de vele omstanders kon dat. Van de boten, die daar dicht aaneengerijd lagen, werden talrijke haken uitgestoken om de drenkelingen uit het natte te trekken. Maar een daarvan trof bij ongeluk de vrouw zo hard aan het hoofd dat ze het bewustzijn verloor en verdronk. De schout vond het jammer dat er in dit geval nergens een boete te halen viel. Je kon de weduwnaar bezwaarlijk voor de tien verbeurde schellingen laten opdraaien. Alleen voor de grafkosten.