Hoofdstuk 8
Mikes droom begon altijd hetzelfde. Hij lag in bed met griep en ergerde zich aan het onophoudelijk gebons op zijn voordeur.
‘Diana, wil jij even opendoen?’
Een reactie kwam er nooit. Hij sleepte zichzelf uit bed, liep wankelend de trap af. Rode lichten flitsten achter de ruiten en pulseerden op de witte wanden, even mooi als kerstverlichting – totdat hij besefte wat die lichten waren.
Terwijl de angst hem om het hart sloeg, opende hij de deur. Een zwart silhouet wendde zich naar hem toe, zich scherp aftekenend tegen het witte sneeuwlandschap. Een penning die glinsterde, een politieauto op de achtergrond. ‘Mr. Ward?’
Mike ontworstelde zich aan zijn droom en werd met bonzend hart wakker. De lakens waren doordrenkt van zweet. Zijn schreeuw weergalmde nog door de donkere slaapkamer. Hij schopte de lakens van zich af, gooide zijn benen over de rand van het bed en zette zijn voeten op de vloer.
Na het zweet van zijn voorhoofd gewist te hebben, keek hij op de wekker en vloekte. Tien voor halftien. Het hotel had verwacht dat hij rond drie uur zou inchecken. Voordat hij hen belde, opende hij een raam om de koele lucht over zijn naakte bovenlichaam te laten spoelen.
Erica’s gordijnen waren open. Ze zat op haar bed. De lamp wierp haar schaduw op de muur achter haar. Het verdriet van de droom was nog zo rauw dat hij even niets ongebruikelijks zag aan haar houding – ze had haar hoofd gebogen en haar armen om haar opgetrokken knieën geslagen. Daarna haalde hij diep adem van schrik.
Ze zat te huilen.
Hij keerde zich af van het raam. Verdriet was iets persoonlijks. En ze had haar positie heel duidelijk gemaakt: geen medelijden. Daar had hij ook altijd een gruwelijke hekel aan gehad.
Hij belde de receptie van het hotel, bevestigde zijn reservering, nam een douche, pakte wat kleren in en verliet zijn huis.
Niet kijken, dacht hij toen hij langs Erica’s huis liep. Gewoon niet kijken. Maar hij keek. De hoek was verkeerd, en het enige wat hij zag, was een klein stukje van het verlichte slaapkamerraam. Hij gooide zijn tas op de voorbank van zijn auto.
Morgen zou ze zich vast een stuk beter voelen. Verdorie, inmiddels was ze vast ook al gestopt met huilen. Hij startte de krachtige motor, luisterde naar het diepe gegrom van vrijheid. Over een halfuur zou hij een vreemde te midden van andere vreemden zijn – precies zoals hij dat graag wilde. Waarom kon hij de handrem dan niet losmaken?
Hij schakelde de motor uit. Woedend gleed hij achter het stuur vandaan, liep naar Erica’s voordeur en drukte woest op de bel. Hij wachtte een minuut en toen nog eens twee. Daarna deed hij een stap achteruit en keek naar haar slaapkamerraam. Ze had het licht uitgedaan. Nog kwader drukte hij weer op de bel. ‘Erica!’ schreeuwde hij door het sleutelgat. ‘Ik weet dat je wakker bent! Laat me erin!’
‘Ga weg!’
Hij hield zijn vinger op de bel.
Boven het gerinkel uit hoorde hij het geroffel van voetstappen op de trap. Er ging een lamp aan, en ze rukte de deur open. ‘Wat wil je in vredesnaam?’ Gezwollen ogen, sporen van tranen op haar wangen. Een versleten roze badjas over die mooie bruine jurk.
Zonder een woord te zeggen, stapte hij over de drempel, gooide de deur in het slot en nam haar in zijn armen. Ze verstarde heel even en liet zich toen tegen hem aan zakken. Een lief, huilend bundeltje misère.
‘Het is zo moeilijk,’ zei ze snikkend. ‘Het is allemaal zo moeilijk.’
‘Ik weet het.’
Haar armen gleden om zijn middel. Ze begroef haar gezicht tegen zijn schouder en huilde en huilde en huilde.
O ja… hij wist het maar al te goed.
‘Ik vind het verschrikkelijk om het goede te doen,’ weeklaagde ze.
Hij streek over haar rug en maakte sussende, troostende geluidjes omdat dat het enige was wat dit was. Troost.
Na enkele minuten trok ze zich terug en veegde met de rug van haar hand haar wangen droog. ‘Je had gelijk toen je vraagtekens zette bij mijn motieven wat die lichtjes betrof,’ zei ze op verbitterde toon. ‘Ik dacht niet aan het grotere goed. Ik probeerde alleen maar indruk te maken op mijn zoon.’
Ze liet een verstikt lachje horen. ‘En nu Will niet hier is, geef ik geen snars om Kerstmis.’ Ze trok een tissue uit de zak van haar badjas en snoot haar neus. ‘Ik ben dus toch steeds een grote hypocriet geweest.’
‘Jij bent geen hypocriet. Jij bent een gever. En we weten allebei dat je je morgen weer volop in het creëren van magie zult storten. Dat kun je gewoon niet laten, want zo ben je nu eenmaal.’
Ze keek naar hem op. Er lag een vraag in haar ogen – en een uitnodiging. Zijn hand sloot zich strakker om haar nek. Kus haar niet. Kus haar niet. Hij boog zijn hoofd en proefde haar warme lippen, nog zilt van de tranen.
Ze huiverde even, sloeg toen haar armen om zijn hals en kuste hem terug.
Ieder verweer dat hij de afgelopen drie lange jaren had opgebouwd en waarmee hij zichzelf had beschermd, smolt weg als sneeuw voor de zon. Hij moest nadenken, maar kon slechts voelen. Haar mond, zo zoet op de zijne, de hitte van haar lichaam. Het was zo lang geleden. Hij trok haar dichter tegen zich aan, duwde de badjas van haar schouders en verdiepte de kus.
Haar handen gleden onder zijn T-shirt en streken liefkozend over zijn rug. Kreunend streelde hij haar naakte armen. Haar borsten drukten tegen hem aan. Hij verbrak de kus en drukte zijn voorhoofd tegen het hare. Ze haalden allebei moeizaam adem.
‘Ik wil geen misbruik van je maken,’ zei hij hees.
Ze lachte schor en kuste zijn mondhoek. ‘Ik wel van jou.’
Hij dwong zichzelf iets achteruit te leunen. ‘Ik moet je eerst wat vertellen.’ Voordat ik iets doe waarvan we allebei spijt krijgen.
‘Je bent getrouwd,’ zei ze schertsend. Maar toen zag ze zijn gezichtsuitdrukking, en de plagende blik in haar ogen verdween.‘Mike?’
‘Ga zitten,’ zei hij. ‘En laat me vertellen waarom ik zo’n hekel heb aan Kerstmis.’
Niet wetend wat ze ervan moest denken, opende Erica de deur van de woonkamer, waar de geurende kerstboom stond te twinkelen. Ze deed een vloerlamp aan. Daarna nam ze plaats op de bank en wachtte.
Mike bleef staan. ‘Mijn vrouw is drie jaar geleden op vier december overleden,’ zei hij op abrupte toon. ‘We zijn tien jaar getrouwd geweest.’
Alles wat Erica had gedacht over zijn verleden – dat hij een zwerver was die allergisch was voor vaste verbintenissen – veranderde op slag. Opeens werd ze overspoeld door medeleven. ‘Wat afschuwelijk voor je,’ zei ze zacht. Ze had natuurlijk altijd geweten dat er meer met hem aan de hand was dan je op het eerste gezicht zou zeggen. Ze had zich immers altijd aangetrokken gevoeld door de vriendelijkheid en de bezorgdheid die hij voor haar en Will aan de dag had gelegd, al had hij nog zo zijn best gedaan om dat te verbergen. Dit verklaarde zoveel.
‘Ik lag in bed met griep,’ zei hij. ‘En Diana stond erop om boodschappen te gaan doen… sinaasappels, hoestdrank, dat soort dingen. We woonden in Vermont, en daar zijn de wegen in de winter altijd spekglad. De plaatselijke bevolking weet precies hoe je onder dat soort omstandigheden moet rijden. De chauffeur uit Florida die haar aanreed, wist dat niet.’
Hij leek zich opeens te realiseren dat zijn passieve toon niet paste bij zijn houding – gebogen schouders, handen die weggestoken waren in zijn broekzakken. Hij rechtte zijn rug, trok zijn handen tevoorschijn en sloeg zijn armen over elkaar. Ze kon zich zo goed voorstellen hoezeer hij zichzelf verwijten maakte.
‘Na de autopsie vertelden ze me dat ze zes weken zwanger was. Ze had dat nieuwtje kennelijk bewaard als kerstcadeautje. We waren het al een tijdje aan het proberen.’
Ze dacht aan Mikes geduld ten opzichte van het kattenkwaad dat Will had uitgehaald. Aan het feit dat hij ongevraagd diens fiets had gerepareerd. Langzaam zei ze: ‘Geen wonder dat je het kerstfeest probeert te ontwijken.’
Hij ging naast haar zitten en richtte zijn blik strak op de twinkelende kerstboom. ‘Ik ben naar Nieuw-Zeeland gekomen omdat ik er genoeg van had om tegenover vrienden en familie net te doen alsof ik er overheen was.’ Zijn ene mondhoek vertrok. ‘En zij waren ook toe aan wat respijt. Ik heb een grote familie. Om de paar weken is er wel een geboorte, een verloving of een trouwdag te vieren. Zolang ik in de buurt was, hielden ze die feesten zo bescheiden mogelijk, maar ik wilde niet dat ze zich schuldig voelden omdat zij gelukkig waren. Alleen had ik tegelijkertijd het gevoel dat ik ontrouw was aan Diana en onze baby als ik bleef doen alsof ik over het verlies heen was.’
Nog een puzzelstukje dat op zijn plaats viel. ‘Voelde je je ook ontrouw toen je mij kuste?’
Hij pakte haar hand en hield hem losjes vast. ‘Als ik opnieuw met iemand uitga, dan is dat voor seks en gezelschap, niet voor liefde of een relatie. Dat deel van mijn leven is voorbij. En als ik je zelfs geen uitzicht kan bieden op een toekomst…’ hij kuste haar hand en legde hem toen terug in haar schoot, ‘…dan zou ik hier niet moeten zijn.’
Haar leven leek de laatste tijd voortdurend om afscheid te draaien – van haar huwelijk, van haar huis. Nu nam ze afscheid van een stukje hoop dat ze had gehad met betrekking tot Mike. Alleen had ze zich dat tot nu toe niet gerealiseerd.
‘Blijf toch maar,’ zei ze.
Hij knipperde met zijn ogen. ‘Dat meen je niet.’
Het huis was verkocht; Will en zij zouden spoedig vertrekken. En Erica had er zo genoeg van om te doen wat juist was, om de behoeften van iedereen om haar heen boven de hare te stellen. ‘Je bent eenzaam,’ zei ze. ‘En ik ook. We willen elkaar. Ik heb slechts één voorwaarde: morgen geen spijt.’
Het was de kwetsbaarheid achter haar bravoure die hem de das omdeed, die een gevaarlijke tederheid tot leven wekte. Toen ze moeizaam slikte, suggererend dat ze zich schrap zette omdat ze een afwijzing verwachtte, was hij verloren. Omdat hij ook eens goed was geweest in geven.
Hij boog zich naar haar toe en liet zijn vingers door haar zijdezachte haren glijden. Haar schouders ontspanden, en ze sloot haar ogen toen zijn vingers over haar nek gleden. Hij hief zijn andere hand op en streelde met zijn duim haar onderlip. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’
Ze opende haar ogen. Het was de eerste keer dat hij haar blik niet kon peilen. ‘Ja.’ En ze ging hem voor naar de bovenverdieping, naar haar bed.
Bij het zien van dat bed streed zijn gevoel van onbehagen met zijn lust. Hij had Diana op de universiteit ontmoet. Zij was zijn eerste en enige geweest, hij had nooit van een andere vrouw gehouden.
‘Je mag nog van gedachten veranderen,’ zei Erica zacht.
Diana was echter niet de reden voor zijn aarzeling. ‘Dit is nieuw voor mij.’
‘Voor mij ook,’ bekende ze. Er klopte een adertje in haar keel.
Hij drukte zijn lippen erop. Haar hart klopte snel, veel te snel, voelde hij. Ze was dus nerveus. Het besef maakte hem rustig. Hij was niet de enige die een risico nam.
Langzaam begon hij haar uit te kleden, steeds even pauzerend om iedere zijdezachte centimeter huid die hij onthulde te kussen. ‘Je bent prachtig, Erica,’ mompelde hij. Het enige wat nu telde, was dat hij haar zichzelf zou laten zien zoals hij haar zag – als heel bijzonder dus.
Ze huiverde onder zijn aanraking, en dat ze zo overduidelijk aangedaan was, versterkte zijn tederheid. Waarom had haar man haar niet op deze manier behandeld? Hoe kon iemand haar nu in de steek laten? Hij smoorde die gedachte in de kiem, zich bewust van het nieuwe gevaar dat die vertegenwoordigde.
Naakt boog Erica zich naar hem toe. Haar lange haren vielen over haar borsten. Met een kreun sloot hij zijn ogen. Zijn gedachtegang ging verloren in het verlangen dat als een verzengend vuur door zijn aderen stroomde. Haar tong gleed over zijn bovenlijf. Het was zo lang geleden, zo lang. Zo lang geleden dat hij voor het laatst was aangeraakt door een vrouw.
Zo lang geleden dat hij voor het laatst met een vrouw in zijn armen had gelegen, naakte huid tegen naakte huid. Erica’s borsten waren glad en vol, haar harde tepels duwden tegen zijn borstkas.
Als betoverd liet hij zijn handen over haar lichaam glijden, genietend van de vrouwelijke vorm van haar heupen en billen. Genietend van de manier waarop ze haar rug kromde toen hij haar intiemste delen streelde.
Voor het eerst in drie jaar vergat hij zichzelf en dacht alleen aan iemand anders. En hoe meer hij haar gaf, des te minder leeg hij zich voelde.
Toen hij bij haar binnen drong, waren alle grenzen verdwenen. Even hield hij zich in, maar toen ze haar heupen optilde om hem te verwelkomen, begon het leven opnieuw, en samen lieten ze zich meevoeren door de golven van de hartstocht, totdat ze tegelijk hun hoogtepunt bereikten.
Toen het voorbij was en ze in elkaars armen op adem kwamen, waren hun spieren ontspannen en was alle spanning verdwenen. Mike wist niet wat hij voelde. Het enige wat hij wist, was dat hij zich volledig wilde overgeven aan dit zeldzame vredige gevoel. Maar toen hij Erica dichter tegen zich aan wilde trekken, ging ze zitten. Haar haren vielen als een waterval om haar schouders. Haar zachte lippen streken even langs de zijne. ‘Dank je,’ zei ze. ‘Dat was heerlijk.’
Heerlijk? Het was ongelofelijk geweest! Buitengewoon!
‘Het is hafvier, en Will kan nu ieder moment bellen.’ Ze reikte naar haar kleren en begon zich aan te kleden. ‘Het is waarschijnlijk beter dat jij er dan niet bent.’
Ze beschermde zichzelf. Zoals hij had gezegd dat ze moest doen. ‘Erica, ik –’
‘Zeg maar niets.’ Glimlachend drukte ze haar vinger tegen zijn lippen. ‘Bederf het nu niet.’
Hij knikte en krabbelde overeind. Ze had gelijk, dacht hij, naar zijn spijkerbroek reikend. Hij voelde al te veel voor haar. Ze kleedden zich zwijgend aan, en daarna ging Erica hem voor naar de benedenverdieping.
Toen ze de voordeur uit stapten, deed hij het buitenlicht aan. Ze knipperden allebei tegen het felle schijnsel. Hun blikken ontmoetten elkaar.
Zwijgend omhelsden ze elkaar, en hij weerstond de verleiding zijn gezicht in haar haren te drukken. Zijn armen verstrakten even om haar middel.
‘Ik weet niet of dit je helpt om je te verzoenen met Diana’s dood, maar heb je ooit bedacht…’ Ze liet hem los en schudde haar hoofd. ‘Het doet er ook niet toe.’
‘Wat heb ik ooit bedacht?’
Ze haalde diep adem. ‘Hoeveel geluk je hebt gehad omdat je zo van iemand hebt gehouden en dat iemand zo van jou heeft gehouden?’ Ze ging op haar tenen staan en drukte een kus op zijn wang. Daarna liep ze naar binnen en deed de deur dicht.
Mike was met stomheid geslagen.
Geluk? Verbouwereerd liep hij naar zijn huis. Zijn ongeloof groeide bij iedere stap die hij zette. Was Erica gek geworden? Hij had zijn vrouw verloren. En zijn ongeboren kind. Ze begreep kennelijk absoluut niet wat het was om iemand te verliezen. Hij duwde zijn tuinhek open. Dorothy’s walgelijke lapjeskat Mathilda had zijn portiek in beslag genomen en blies vervaarlijk toen hij dichterbij kwam. ‘Kijk uit wat je doet,’ snauwde hij.
Mathilda vloog uit het portiek en klom tegen het hek op. Hij trok de deur met een klap achter zich dicht en schonk een glas whisky met ijs voor zichzelf in. Daarna liet hij zich op de bank vallen. Hij voelde zich geïrriteerd en beledigd, net zoals die ellendige lapjeskat.
O ja, ik ben de gelukkigste kerel op aarde!
Door het raam kon hij het silhouet van Erica’s kerstster zien, die zwart afgetekend stond tegen de volle maan. Fronsend nam hij nog een fikse slok van zijn drankje. ‘En magie bestaat helemaal niet,’ mompelde hij. Buiten weerklonk een bons. Dat zou natuurlijk een dode fee kunnen zijn die op de grond plofte, maar waarschijnlijk was het Mathilda, die weer beslag legde op het portiek.
Hij had niet naar bed moeten gaan met Erica. Seks met een vrouw die niet zijn echtgenote was, had slechts emoties losgemaakt die hij zo lang op een afstand had weten te houden. Woede, schuld, verdriet, verwarring – en nog een andere emotie, eentje die hem de stuipen op het lijf joeg.
Kreunend boog hij zich voorover en verborg zijn hoofd in zijn handen. Nee, hij hield van Diana; hij kon dit niet voelen voor een andere vrouw. Opeens had hij het gevoel dat hij hen allebei had bedrogen, zowel Diana als Erica.
Een bitter lachje ontsnapte aan zijn lippen. Hij was geen haar beter dan die ex-man van haar.
Behalve dat…
Opeens begreep hij wat Erica had willen bewijzen. Ze probeerden allebei over het einde van een huwelijk heen te komen. Hij deed dat door te rouwen, en zij deed door zich door haar echtscheiding heen te slaan. Maar zijn verlies mocht dan nog zo verwoestend zijn, hij was tot het einde toe gelukkig geweest met Diana. Hij had nooit het pijnlijke proces hoeven doormaken dat optrad wanneer je je hoop en dromen moest opgeven. Zoals Erica noodgedwongen had gedaan. Zij had haar geliefde ook verloren En toch geloofde zij nog steeds in de liefde.
Hij was degene die de hoop had opgegeven. Hij dronk zijn glas leeg en liep naar de logeerkamer. Op de kast vond hij waarnaar hij had gezocht. Ze verdiende geen halfslachtigheid, maar meer kon hij haar niet bieden. Er was echter wel iets wat hij kon doen om haar gelukkig te maken.