Hoofdstuk 1
Zolang Gwendolyn McKenzie zich kon herinneren, hadden de oudere inwoners van Towering Pines in West Virginia gefluisterd dat Teaberry Farms een magische plek was. Het gerucht ging dat als je een van de Teaberry kerstbomen aanraakte, je een wens mocht doen die daadwerkelijk zou uitkomen.
Nu Gwen over de bergweg reed die haar naar de boerderij voerde en vol verwondering om zich heen keek, begreep ze hoe die legende was ontstaan. Majestueuze naaldbomen tekenden zich scherp af tegen een indigoblauwe lucht. Dikke, donzige sneeuwvlokken dansten pirouettes rond de eeuwig groene takken en daalden erop neer als glazuur op suikerkoekjes, daarmee een magische wereld creërend.
Toen ze de Teaberry-boerderij bereikte, zakte haar mond opnieuw open. Dit keer niet van verwondering maar van afschuw.
De voorkant van het grote, uit rode bakstenen opgetrokken woonhuis werd gedomineerd door twee rijen hoge ramen die voorzien waren van smalle luiken. Maar die luiken hingen scheef in hun scharnieren door jaren van verwaarlozing. De familie Teaberry had de afgelopen tien jaar geen enkele maal een bezoek gebracht aan de boerderij, dus was het niet verwonderlijk dat het huis er zo aftands uitzag. Ze had echter wel verwacht dat haar nieuwe baas, Andrew Teaberry, opdracht zou hebben gegeven om de noodzakelijke reparaties te verrichten, zodat het huis weer bewoond kon worden. Als het er van buiten al zo vreselijk uitzag, dan vreesde ze het ergste voor de binnenzijde.
Toch steeg er uit de schoorsteen een rookpluimpje op dat verdween in de inktzwarte lucht, wat bewees dat de huisbewaarder een vuur had aangelegd ter voorbereiding van de terugkeer van de eigenaar. Dat betekende in ieder geval dat zij en haar dochter niet bibberend van de kou zouden moeten wachten op de aankomst van Andrew.
Ze stapte uit haar gedeukte rode autootje, opende het achterportier en klikte de veiligheidsgordel van het kinderzitje los, zodat ze haar drie maanden oude baby van de achterbank kon tillen.
Toen Gwen zwanger was geraakt van een vriendje dat onmiddellijk de benen had genomen zodra ze hem vertelde dat ze een kind zouden krijgen, waren zij en haar tweelingzusje Gill bang geweest dat haar hetzelfde lot beschoren zou zijn als hun moeder.
Ginger McKenzie was weliswaar getrouwd met de man die haar zwanger had gemaakt, maar toen de tweeling was geboren, was hij in paniek geraakt en had beweerd dat één baby al moeilijk genoeg zou zijn, maar dat twee tegelijk grootbrengen ondoenlijk was. Hij had spoorslags de stad verlaten, en Ginger had de meisjes in haar eentje grootgebracht. Heel haar leven was ze uit het raam blijven staren, wensend dat haar man ooit zou terugkeren.
Zes maanden na de plotselinge dood van hun moeder had Gwen besloten dat ze het roer moest omgooien. Ze wilde niet een van die vrouwen worden die haar leven verspilde aan verlangen naar een man die haar niet wilde. Ze hield op met geloven in wonderen en in dromen die nooit zouden uitkomen, dus stopte ze haar dromerige kant diep weg in een donker hoekje van haar hart en hield zich enkel en alleen nog bezig met harde feiten.
Daarom bevond ze zich nu ook in dit gammele, oude huis, klaar om als assistente te gaan werken van een man die ze nog nooit had ontmoet. Ze moest haar eigen kostje verdienen, voor haar baby zorgen en haar studie afmaken. Deze baan mocht dan slechts tijdelijk zijn, maar ze zou er zoveel mee verdienen dat als ze goed oplette hoe ze het geld besteedde, het voor haar en Claire voldoende zou zijn om het laatste semester op de universiteit mee uit te zingen.
‘Hé, liefje,’ zei ze, het meisje uit het zitje tillend en even met haar neus tegen die van de baby wrijvend. Dik ingepakt in haar roze skipak, met een capuchon die was omkranst door een bontrandje, leek de mollige, blije Claire precies op een roze teddybeer.
Met de sleutel die Andrew Teaberry haar had toegezonden, ontsloot Gwen de voordeur en stapte het huis binnen. Daar werden Claire en zij niet alleen begroet door de aanblik van een enorme wenteltrap van mahoniehout, maar ook door een woud aan spinnenwebben. De trapleuning en de treden gingen schuil onder een dikke laag stof.
‘Wauw. We zouden wel eens flink in de problemen kunnen zitten, Claire.’
Van kamer naar kamer lopend, nam haar afschuw steeds grote vormen aan. Hoewel er elektriciteit was, er water uit de kranen kwam en de stekkers van de apparaten in de keuken in de stopcontacten waren gestopt, was het huis een grote smeerboel. Haar baas mocht de huisbewaarder dan misschien opdracht hebben gegeven te zorgen dat het fornuis werkte, maar hij was kennelijk vergeten te vertellen dat er ook schoongemaakt moest worden.
Na een tijdje ontdekte ze twee kamers aan de achterzijde van het huis, die waarschijnlijk ooit bedoeld waren geweest voor een dienstmeisje. Gwen zette Claires draagstoeltje op de stoffige, kale matras van het eenpersoonsbed, maar tilde het er ook onmiddellijk weer vanaf. Ze was een uur te vroeg gearriveerd, in de hoop een goede indruk op Andrew te maken, maar hij was er nog niet. Als ze voortmaakte, kon ze nog net even naar huis racen om een stofzuiger, een bezem, stoffer en blik, zeep en stofdoeken te halen. Dan hield ze nog tijd over om deze kamers schoon te maken en kon Claire hier slapen.
Twee uur later bracht Andrew Teaberry zijn terreinwagen tot stilstand voor het oude huis dat al generaties het eigendom was van zijn familie. Zijn gezicht vertoonde dezelfde reactie als dat van Gwen. Omdat hij in tijdnood had gezeten, had hij gedacht het dat het voldoende zou zijn om een assistente in te huren en de huisbewaarder opdracht te geven het huis te openen. Hij had er geen moment bij stilgestaan dat het niet bewoonbaar zou zijn.
‘Dus dit is de befaamde Teaberry Farms.’ Vanaf de passagiersstoel keek Brody, Drews zestienjarige zoon, misprijzend om zich heen. ‘Zo te zien, is het een gammel zootje.’
Even was Drew geneigd uit frustratie zijn ogen dicht te knijpen. Het was al erg genoeg dat hij een tijdje in dit afschuwelijke oude huis moest wonen terwijl hij trachtte een plaatselijke fabriek over te nemen. Maar op de koop toe had zijn ex-echtgenote besloten te hertrouwen en hem gedwongen voor hun zoon te zorgen terwijl zij een maand lang op huwelijksreis ging. Dus tijdens het voeren van de onderhandelingen met Jimmy Lane, een ondernemer uit West Virginia die zijn bedrijf slechts wilde verkopen aan iemand die in deze staat woonde, zat Drew opgezadeld met een weerbarstige, brutale puber van zestien.
Hij stak de sleutel in het slot van de achterdeur en keek om naar Brody, die zo opging in wat hij uitspookte op zijn mobiele telefoon, dat hij niet eens keek waar hij liep. Zijn blonde haar ging schuil onder een zwarte gebreide muts, en zijn lichaam in een parka die hem volledig leek op te slokken. Brody was precies het tegenovergestelde van zijn vader, die donker haar en donkere ogen had en altijd keek waar hij liep. Vandaag of morgen kwam dat joch nog eens onder een auto.
Terwijl hij de sleutel uit het slot trok, streek Drew even met zijn mouw langs een van de dennenbomen, biddend dat ze deze maand zouden overleven. Hij duwde de deur open en stapte de keuken in, die eruitzag als het decor van horrorfilm. Hij verstarde.
‘Mr. Teaberry!’ De vrouw die voor het stoffige aanrecht stond, kromp even zichtbaar ineen. ‘Ik zou willen zeggen, welkom thuis, maar ik weet niet of dat gepast is gezien de conditie waarin dit huis verkeert.’
Bij deze tweede verrassing van de ochtend knipperde Drew even met zijn ogen. Dit was duidelijk niet Max Peabody, de huisbewaarder, dus moest het wel zijn tijdelijke assistente zijn, Gwen Mckenzie. Tijdens hun telefoongesprek had ze aangegeven dat ze bezig was aan het laatste jaar van haar universitaire opleiding. Hij had eigenlijk zonder meer aangenomen dat ze een klein, blond hittepetitje zou zijn, iemand die er niet veel ouder uitzag dan zijn zoon. In plaats daarvan bleek hij een klassieke schoonheid ingehuurd te hebben. Een vrouw met prachtig blond haar, katachtige groene ogen en een lichaamsbouw die de droom was van iedere man. Een vuurrode trui benadrukte de vorm van haar volle borsten, een donkere heupbroek omvatte liefkozend haar perfecte achterwerk. Haar schouderlange haren dansten op en weer wanneer ze zich bewoog.
Hij zette zijn laptop op het dichtstbijzijnde aanrecht en keek om zich heen in de nachtmerrieachtige keuken. De eiken kastjes waren solide maar bedekt met een dikke laag stof, en datzelfde gold voor de keukentafel en stoelen. Net als de kastjes leken echter het meubilair en de keramische tegelvloer wel in goede conditie te zijn. Het huis stond niet op instorten. Het was gewoon smerig.
‘Goedemorgen. Sorry dat we zo laat zijn. We konden pas uren later vertrekken dan we van plan waren.’
Ze wuifde zijn excuses weg. ‘Geen probleem.’
Brody kwam achter zijn vader aan de keuken binnen geslenterd, zonder zich er iets van aan te trekken dat hij tegen hem op botste. ‘Hey babe,’zei hij tegen Gwen. ‘Ik dacht dat je de koffie wel klaar zou hebben.’
Drew verbleekte bij het horen van het gebrek aan respect van zijn zoon. ‘Gwen is onze kok niet, en we noemen onze werkneemsters geen babe.’
‘Oké, goed hoor. Geen babe.’ Brody trok zijn zonnebril omlaag en gluurde over de rand naar Gwen. ‘Sorry, liefje.’
‘En we noemen onze werkneemsters al helemaal geen liefje!’ snauwde Drew, die nu werkelijk kwaad begon te worden. Als hij niet beter wist, zou hij bijna gaan denken dat het joch hem opzettelijk tartte. ‘Wat zou je zeggen van een excuus?’
Brody keek zijn vader nijdig aan. ‘Prima. Het spijt me. Waarom maak je niet een lijstje van dingen die ik de komende maand wel en niet mag zeggen? Dat zou handig zijn.’ Dat gezegd hebbende, stormde hij de keuken uit, daarbij de klapdeur bijna uit zijn scharnieren zwiepend.
Hoewel Drew wist dat hij achter zijn zoon aan moest gaan, had hij geen idee wat hij tegen deze nieuwe versie van Brody moest zeggen. Dat was dus juist een deel van het probleem. Zestien jaar geleden, toen zijn ex samen met hun zoon was verhuisd naar Colorado, drieduizend kilometer verwijderd van Drew, had hij geprotesteerd. Uiteindelijk had ze echter voet bij stuk gehouden, en zijn bezoekjes aan Brody waren veranderd in vakanties van twee weken die ze hadden doorgebracht op tropische eilanden of in skioorden.
Ze hadden het niettemin altijd goed met elkaar kunnen vinden, tot deze trip. Brody gedroeg zich opeens walgelijk. Drew had er absoluut geen idee van wat er met de jongen aan de hand was en wat hij de hele maand december met hem aan moest – gezamenlijk in een huis dat zo afgezonderd was dat er niet eens kabeltelevisie was. Het zou een doffe ellende worden, vooral omdat hij er werkelijk geen idee van had waarom Brody opeens veranderd was in een brutaal joch en hoe hij hem daarvoor moest bestraffen.
Hij wist echter wel precies wat hij moest zeggen tegen zijn nieuwe werkneemster. Hij wendde zich tot Gwen. ‘Ik moet je mijn excuses aanbieden voor het gedrag van mijn zoon.’
‘Helemaal niet nodig,’ zei ze met een lach. ‘Hoe oud is hij? Vijftien? Zestien? Hij probeert uit te vinden waar de grenzen liggen. Dat doen alle kinderen.’
Drew werd overspoeld door een golf van opluchting. De relatie met zijn tijdelijke assistente zou kennelijk in ieder geval normaal verlopen. Toen glimlachte ze naar hem. Haar mooie groene ogen glansden, de hoekjes van haar volle mond krulden omhoog. Haar dikke, blonde, glanzende haren omlijstten een hartvormig gezichtje met een wipneusje en met gulle lippen die geschapen leken te zijn voor kussen.
Onwillekeurig dwaalde zijn blik omlaag naar de rode trui en de strakke spijkerbroek. Hij ging zelden uit, en als hij dat al deed, was dat met vrouwen die totaal niet op Gwen leken. Lange, slanke vrouwen. Modellen, filmsterretjes. Het viel evenwel niet te ontkennen dat deze adembenemende blondine ervoor zorgde dat hij zich afvroeg hoe het zou zijn om haar te kussen –
Hij kreunde inwendig. Hij wilde een normale werkrelatie met deze vrouw! Bovendien was ze te jong én een van zijn werkneemsters. En als dat nog niet voldoende was, dan moest hij voor ogen houden dat hij verantwoordelijkheden had als voorzitter van de raad van bestuur van het internationale bedrijf van zijn grootvader. Door de druk die het behoud van een topfunctie meebracht in een onderneming die wereldwijd zakendeed, had hij geen tijd voor iets anders dan werk. Daarom bracht hij ook uitsluitend vakanties met Brody door – met als gevolg dat Brody de tijd had gehad om te veranderen zonder dat Drew daar iets van merkte. Hij moest erachter zien te komen hoe hij de vier lange decemberweken met zijn zoon moest omspringen.
‘Ik denk dat ik Brody even in zijn kraag ga grijpen en onze koffers ga halen.’
Ze knipoogde. ‘Dat lijkt me een goed idee.’
Die knipoog was schattig. Niet flirterig maar gewoon blij. Om de een of andere reden zorgde hij ervoor dat er een huivering door Drew heenvoer, terwijl hij zichzelf toch al had voorgehouden dat hij het zich niet kon veroorloven interesse te tonen in deze jonge vrouw. Om de verwarrende situatie te ontvluchten, liep hij naar de deur waardoor Brody de keuken uit was gestormd en kwam terecht in de hal, waar zijn zoon zojuist de stoffige trap op kloste.
Opnieuw keek hij vol afschuw om zich heen. Spinnenwebben hingen vanaf het plafond omlaag en creëerden streeppatronen op de wanden. Het huis was bepaald niet schoon genoeg om in te slapen, maar er zat niets anders op. Ze moesten hier wel blijven. Er was geen hotel in Towering Pines, en de dichtstbijzijnde stad was te ver weg om nog eens naar terug te rijden. Daarbij kwam ook nog dat Jimmy Lane zeer onder de indruk was van het feit dat Drew een van de oorspronkelijke Teaberrys was. Jimmy wilde de boerderij bezoeken die bekendstond om zijn kerstbomen en wilde het huis zien. Dus zat er voor Drew niets anders op dan te zorgen dat het voor diens bezoek smetteloos schoon was.
Toen Brody wegstormde, wist Drew dat hij een eventuele reprimande later zou moeten afhandelen. ‘Hé, ga je me niet helpen met de koffers?’
‘Heb je daar geen mensen voor?’
‘Hier niet!’ schreeuwde Drew toen Brody doodleuk doorliep naar boven. ‘Behalve miss McKenzie, die mijn persoonlijke assistente is en niet de jouwe. We zullen het dus zelf moeten doen.’
‘O, ik begrijp het al. Jij mag miss McKenzie voor persoonlijke dingen gebruiken, maar ik niet.’
Iets in wat Brody zei, zorgde ervoor dat Drew even als aan de grond genageld bleef staan. Niet omdat hij geen assistente mocht hebben, maar omdat hij zich tot haar aangetrokken voelde. In de keuken was hij de kluts kwijtgeraakt en had hij heimelijk onfatsoenlijke blikken in haar richting geworpen.
Brody zuchtte demonstratief en begon de trap weer af te dalen. Toen hij de hal had bereikt, opende Drew de voordeur en liep naar buiten, waar het nog steeds sneeuwde.
De tien centimeter verse sneeuw die sinds die ochtend was gevallen, schonk de boerderij de aanblik van een ouderwetse prentbriefkaart. Er moesten de nodige reparaties worden verricht, maar het grote, uit rode baksteen opgetrokken huis had een solide, standvastige uitstraling. Het werd geflankeerd door enorme dennenbomen. Sneeuw bedekte het hek en de buitengebouwen met een sprankelende witte laag.
Brody keek om zich heen. ‘Wat een vuilnisbelt.’
Er voer een steek van schuld door Drew heen toen hij de kofferbak opende. ‘Het mag dan misschien niet jouw smaak zijn, maar de boerderij is geen vuilnisbelt.’
‘Jij zegt het.’ Brody trok zijn weekendtas uit de kofferbak en liet hem met een plof in de sneeuw vallen. ‘Wat heb je er nu aan dat je rijk bent als je je eigen koffers moet dragen?’ verzuchtte hij.
Opnieuw laaide Drews woede op. ‘Het draait in het leven niet alleen om comfort.’
Brody hees zijn tas uit de sneeuw, keek over de rand van zijn zonnebril naar zijn vader en zei: ‘Jij zegt het.’
Drew wist zich geen raad met de jongen en besefte dat hier heel snel verandering in diende te komen.