Hoofdstuk 2
Erica kende de gewoontes van haar buurman even goed als ze haar eigen kende.
Mike werkte van twee uur ’s nachts tot zeven uur ’s ochtends, sliep daarna tot één uur, jogde een uur en zat om halfdrie weer achter zijn bureau, waaraan hij vaak tot zeven uur ’s avonds doorwerkte. Soms ging hij uit, maar meestal at hij thuis een afhaalmaaltijd of iets wat uit de vriezer kwam, las daarna een boek of keek naar het sportkanaal op de televisie.
Hij kreeg nooit bezoek.
Zijn werkkamer had geen gordijnen, dus wanneer ze ’s nachts wel eens wakker werd, zag ze dat het licht door haar gordijnen heen filterde. Die aanblik was even geruststellend geworden als een nachtwaker.
Mikes gezicht was het eerste wat ze zag wanneer ze ’s ochtends om zes uur haar gordijnen opentrok. Zijn blik was strak gericht op het computerscherm, zijn haar was verward, en hij was omgeven door koffiebekers.
Soms werd zijn aandacht getrokken door de beweging die ze maakte, en dan knikte hij even, maar ze vermeden het meestal om oogcontact te maken. Misschien kwam dat doordat zij ’s ochtends het aanzien niet waard was, maar ze gaf er de voorkeur aan te denken dat er ook een bepaalde mate van hoffelijkheid school in Mikes respect voor haar privacy.
Ze knoopte de veters van haar loopschoenen dicht. Zodra ze hem had overgehaald om mee te doen met de jaarlijkse straatverlichting, zou ze zijn privacy ook weer respecteren.
Zuchtend zette ze haar handen tegen de paal van haar hek en rekte haar hamstrings op. Even wierp ze een blik op haar horloge. Het was twee minuten voor één… nog heel even, en dan…
Het duurde echter vijftien minuten voordat ze de voordeur van Mikes huis hoorde dichtslaan. Omdat ze inmiddels verging van de kramp in haar hamstrings, moest ze de neiging onderdrukken om te snauwen dat hij te laat was. In plaats daarvan plakte ze een verraste glimlach op haar gezicht. ‘Jeetje, is dit niet toevallig?’
Hij droeg een mouwloos T-shirt, en zijn biceps bolden heerlijk op toen hij zijn armen over elkaar sloeg. ‘Ga jij niet meestal rennen nadat je Will naar school hebt gebracht?
Erica’s glimlach dreigde het te begeven. Natuurlijk kende hij haar dagindeling ook. Omdat hun huizen slechts een meter van elkaar gescheiden waren, de ramen uitkeken op elkaar en ze allebei vanuit huis werkten.
‘O, soms verander ik mijn schema wel eens,’ zei ze. ‘Heb je er bezwaar tegen als ik een eindje met je mee jog?’
‘Het is een vrij land.’ Mike begon te rennen, en ze regelde haar pas naar de zijne. Hij was natuurlijk sneller dan zij, en tegen de tijd dat ze het einde van de straat hadden bereikt, vergat ze dat ze van plan was geweest hem gunstig te stemmen door eerst over koetjes en kalfjes te praten. Ze kon het onderwerp beter ter sprake brengen nu ze nog tot praten in staat was.
‘Nog even over die kerstverlichting,’ zei ze hijgend.
Mike zuchtte. Zijn ademhaling was diep en regelmatig. ‘Ik wist het.’ Hij bleef staan om te wachten tot hij het kruispunt kon oversteken en schudde zijn hoofd. ‘En ik vond jou juist zo aardig omdat je me met rust liet.’
Even vroeg ze zich af of hij nog meer redenen had om haar aardig te vinden, maar die gedachte zette ze snel van zich af. ‘Hé, je zou Dorothy van nummer twintig of Phil van nummer vijfenzestig ook op je dak kunnen krijgen.’ Terwijl ze weer wat op adem kwam, bedacht ze dat hij juist graag uit de gemeenschap verbannen wilde worden. ‘Of allebei.’
Het verkeer kwam tot stilstand. Ze staken de straat over en jogden in de richting van het park. ‘Is dat een dreigement?’ vroeg hij op vriendelijke toon.
Bij de vijver waren moeders en kinderen bezig eendjes te voeren. ‘Alleen als het werkt,’ bekende ze.
Hij schoot in de lach, wat haar zo aan het schrikken maakte dat ze bijna struikelde.
Snel stak hij zijn hand uit om haar op te vangen. Zijn ogen glansden. ‘Ja, Erica. Ik heb gevoel voor humor.’ Hij liet haar arm los. ‘Maar bij het eerste teken van burenbezoek breng ik prikkeldraad aan op mijn omheining, koop een waakhond en schrijf onbeschofte kreten op mijn voordeur, geen teksten die geschikt zijn voor kinderogen.’
Ze jogden het park in. Erica nam even de tijd om de prachtige bloembedden en groene gazons te bewonderen. Daarna moest ze een sprintje trekken om Mike weer in te halen. Die was verder gejogd over een van de paden die waren aangelegd rondom de wortels van eeuwenoude eiken en esdoorns. Vanuit haar ooghoeken zag ze nog struiken die al volop in bloei stonden. Mike rende in de richting van de top van de vulkaan – niet actief gelukkig – die zich in het midden van het park bevond.
O, verdraaid. Nog verder naar boven.
‘Over kinderen gesproken,’ zei ze, sneller pratend, ‘stel je eens de blijdschap voor op honderden kindergezichtjes…’ ze zweeg even om adem te halen, ‘…wanneer ze die verlichting zien… hun mama’s en papa’s… laten ze er speciaal later voor opblijven –’
‘Omdat het pas na halftien donker wordt.’
‘Jij denkt dat wij niet goed snik zijn!’ riep ze hijgend. Het was een bewolkte dag, maar de noordenwind voerde de warme lucht van de eilanden in de Stille Oceaan met zich mee. De bries liet de klaprozen in de perken deinen, maar het zweet dat op haar voorhoofd parelde, verdween er niet door. Mike leek het nog niet eens warm te hebben.
‘Als je gewend bent aan temperaturen onder nul en sneeuwscheppen van je oprit, is het een tikje vreemd dat mensen die gezegend zijn met kerstfeest in de zomer, met alle geweld namaaksneeuw en lichtjes in de vorm van ijspegels aan hun huis willen hangen.’
‘Ja, misschien wel een beetje,’ antwoordde ze puffend. ‘Maar je kunt je toch een beetje aanpassen…’
‘Een man is toch baas in zijn eigen huis.’
Het pad liep in een spiraal de heuvel op. De spieren van haar dijbenen protesteerden luidkeels. Haar longen voelden aan als blaasbalgen die een vuur gaande moesten houden, zelfs haar neusvleugels leken in brand te staan.
‘En als ik… het nu eens voor je zou doen,’ stamelde ze, naar adem snakkend. ‘Alles… Ik leen je de lichtjes… hang ze op… en haal ze er… weer af.’
Hij keek haar even aan. ‘Waarom is dat toch zo belangrijk?’
Er waren talloze redenen die bestonden uit een mengeling van schuldgevoelens en betrokkenheid. Dat kon ze niet uitleggen, zelfs al zou ze geen zuurstoftekort hebben. Ze had hierop voorbereid moeten zijn. ‘Dit… is onze… laatste kerst hier.’ Ze drukte haar hand tegen haar zij, die akelig begon te steken.
Mike vertraagde zijn pas. ‘Ga je verhuizen?’
‘Niet tegen Will… zeggen… hij… weet het… nog niet…’ Ze wees op het drinkfonteintje.
Mike zweeg terwijl zij zich voorover boog om op adem te komen en daarna haar gezicht onder de waterstraal hield en gretig dronk. Met een druipend gezicht keek ze vervolgens hoopvol naar hem op.
‘Nee, ik doe niet mee,’ zei hij. ‘Als ik er eenmaal aan toegeef, zit ik er ieder jaar aan vast.’ Zijn uitdrukking was zo wel verontschuldigend als vastberaden.
Erica veegde haar gezicht droog met een punt van haar T-shirt. ‘Wat heb je er toch op tegen?’ Hij mocht dan snel geïrriteerd en bepaald niet sociaal zijn, maar hij kwam op haar toch over als een fatsoenlijke kerel. Hij maakte nooit een punt van Wills kattenkwaad en zette altijd hun vuilniscontainer buiten samen met de zijne. Mocht ze hem omdat hij haar vuilnis buiten zette? O ja, ze was echt een triest geval.
Mike richtte zijn blik op het park. De wind speelde met zijn donkere haren. ‘Door hier te wonen, krijg ik de kans om het kerstfeest te negeren. Ik hoef me niet te bekommeren om alle consumptiegerichtheid, de stress en goedbedoelende familieleden.’
Goedbedoelend was doorgaans zo slecht nog niet. ‘Mag jij je familieleden niet?’
‘Ze zijn geweldig… maar het zijn er te veel. Je hebt geen idee hoeveel geld ik bespaar door hier te zijn.’
Ze had al eens eerder gemerkt dat hij zo’n schertsende opmerking gebruikte ter afleiding. Waarvan wilde hij haar afleiden? Haar frustratie werd haar te machtig. ‘Dus je bent niet alleen een kluizenaar maar ook nog een vrek?’
Zijn mond verzachtte. ‘Weet je wat het is, Erica? Als je probeert mensen te dwingen om mee te doen, dan ga je voorbij aan wat het kerstfeest eigenlijk moet zijn. Goodwill voor alle mensen, niet alleen voor degenen die bereid zijn kerstverlichting aan hun huizen te hangen.’ Hij begon weer heuvelopwaarts te joggen.
‘En hoe zit het dan met jouw goodwill?’ riep ze hem na.
Hij jogde achteruit om die vraag te beantwoorden. ‘Ik geloof gewoon niet meer in dit soort dingen.’ Hij salueerde spottend en liep weer door.
‘Maar dat heb je ooit wel gedaan?’ brulde Erica, besluitend nog één poging te wagen. ‘Misschien zit er diep binnen in je wel een aardige kerel die probeert naar buiten te komen en iets goeds te doen.’
‘Ja!’ Zijn stem dreef op de wind naar haar toe. ‘En de Kerstman bestaat ook echt!’
Zodra Mike de straat in reed, zag hij het ‘winkeltje’ van Will staan. Een geïmproviseerd stalletje, bedekt met een opwaaiend wit tafellaken dat op zijn plaats werd gehouden door dozen, gevuld met zakken vol pruimen. Ook had de jongen zijn fiets gebruikt om te voorkomen dat het laken zou wegwaaien. Wat zou Erica zeggen als ze zag dat er smeer op haar witte tafellaken was gekomen? Mike grinnikte hoofdschuddend.
Net goed. Het was haar verdiende loon. Gedurende de afgelopen dagen had ze de slingers met lichtjes die langs haar eigen hek hingen ook gedeeltelijk over het zijne gedrapeerd. Iedere avond een stukje verder.
‘Heb je wel eens gehoord van gemeenschapsgevoel?’ had ze onschuldig gevraagd toen hij haar ermee confronteerde.
Mike had de lichtjes van het hek geplukt en de slinger om haar nek gewonden. ‘Bijna voldoende voor een strop,’ had hij dreigend gezegd.
Zodra hij het portier van zijn sportwagen opende, kwam de jongen op hem toe gerend.
‘Hoi, Mike! Wil je pruimen kopen?’ Will had het blonde haar en de bruine ogen van zijn moeder en was altijd wel ergens beplakt met een pleister. Deze week zaten die op zijn elleboog en knie.
De pruimenboom domineerde Erica’s achtertuin, en er viel fruit in overvloed in Mikes tuin, maar hij zette zijn boodschappentas neer en haalde zijn portemonnee tevoorschijn.
Je kon niet akelig doen tegen Will, en de hemel wist dat hij dat had geprobeerd toen hij hier net was komen wonen. Net als zijn moeder verwachtte het joch het beste van de mensheid. En in tegenstelling tot zijn moeder was hij te jong om te kunnen inschatten dat hij een verloren strijd vocht. Zijn onstuitbare vriendelijkheid sproot waarschijnlijk voort uit het feit dat hij sinds zijn geboorte op dezelfde plek had gewoond.
Wat zal hij dit missen wanneer ze gaan verhuizen… Mike zette die gedachte van zich af – hield zich voor de twintigste keer in de afgelopen vier dagen voor dat hem dat niet aanging – en keek naar de plastic zakken waar de prijs, twee dollar, op geschreven stond. ‘Wat ga je doen met het geld dat je hiermee verdient?’
‘Ik wil dit jaar een echt mooi cadeau voor mama kopen, omdat zij voor mij ook iets heeft.’ Will nam de munt van twee dollar aan en gooide hem in een glazen potje, waar hij rammelde tegen de drie andere die erin lagen. De winderige dag zorgde er ongetwijfeld voor dat de mensen binnen bleven. ‘Ik bedoel, oma en opa zullen haar natuurlijk wel een kaart sturen, maar we gaan dit jaar niet naar South Island. Dat kunnen we niet betalen.’
Had Erica er enig idee van hoeveel Mike van haar wist door de nonchalante opmerkingen die haar zoon soms maakte? Mike pakte nog drie zakjes en overhandigde Will zes dollar. ‘Ik weet zeker dat jullie het thuis ook geweldig naar je zin zullen hebben.’
‘Ja,’ zei Will, hoewel zijn blik duidelijk maakte dat hij het betwijfelde. ‘Ik bedoel, mama en ik maken samen een kerstlunch, en ’s avonds ga ik kalkoen eten bij mijn neefjes, maar daar word ik gewoon afgezet. Mama gaat niet mee. Tante Jackie is nog steeds kwaad omdat mama niet vergeeft en vergeet… wat weet ik niet…’ Hij haalde zijn smalle schouders op, wat duidelijk maakte dat een jongen van zijn leeftijd dit soort dingen niet echt belangrijk vond.
Mike dumpte nog eens vier zakjes pruimen op zijn boodschappen en opende zijn portemonnee. Wat hadden dit joch en zijn moeder toch? Waarom bekommerde hij zich om hen? Het was maar goed dat ze gingen verhuizen, dan zou hij eindelijk rust krijgen. ‘Wel, je kunt je in ieder geval verheugen op de kerstlichtjes. Er hangen er nergens zoveel als in deze straat, nietwaar?’
‘Ja.’
Mike stopte even met munten tellen. ‘Erg enthousiast klink je niet.’
Will begon gaatjes te prikken in een van de plastic zakken. ‘Het zou alleen fijn zijn als papa hier ook was.’
‘Ja,’ zei Mike. ‘Dat kan ik me voorstellen.’
Will keek op. ‘Dat zeg ik natuurlijk niet tegen mama,’ vertrouwde hij Mike toe. ‘Want ze probeert het goed te maken… dat papa weggegaan is, bedoel ik. En ze vindt het nog steeds heel erg dat ze vorig jaar kortsluiting heeft veroorzaakt en alles heeft bedorven voor de straat… wel, dat zeggen Mr. Mason en Mrs. Griffith in ieder geval.’
‘Ja, maar die kletsen uit hun…’ Bij het zien van Wills ogen, die werden groot werden van de pret, besloot hij onmiddellijk om zijn woorden aan te passen. ‘Ze zeggen maar wat.’
‘Ik weet wat je wilde zeggen.’
Tijd om van gespreksonderwerp te veranderen. ‘Ik heb niet genoeg geld bij me. De rest houd je van me tegoed, oké?’
Will knikte.
Mike stopte zijn portemonnee weg en gebaarde naar de fiets die tegen de tafel stond. ‘Je remkabel zit los.’
‘Zeg dat alsjeblieft niet tegen mama, want anders mag ik er niet meer op rijden. Papa maakt het wel wanneer hij thuiskomt.’
‘En wanneer is dat?’
‘In juni.’
Pas over zes maanden dus. ‘Ik kan hem wel even maken.’ Hij pakte de fiets op, en het tafellaken bolde op. Hij verplaatste de dozen om het weer vast te leggen. ‘Wanneer ik ermee klaar ben, zet ik hem wel tegen het hek.’
‘Dank je wel!’
‘Dat zal pas laat in de middag zijn, jochie. Ik moet eerst even werken.’
‘Ben jij een spion?’
Mike grinnikte. ‘Hoe kom je daar nu bij?’
‘Mrs. Griffin zegt dat jij je verdacht gedraagt… omdat je ’s nachts werkt en zo. Ze zegt dat je een spion bent, of dat je op de vlucht bent voor de politie. Is dat zo?’ vroeg hij hoopvol.
‘Nee, ik ben systeembeheerder.’ Will keek teleurgesteld, en Mike voegde eraan toe. ‘Misschien ben ik wel een beetje op de vlucht. Niet voor de politie…’ Hij liet zijn stem dalen tot een samenzweerderig gefluister. ‘…maar voor Kerstmis.’
Will krabbelde aan de pleister op zijn elleboog. ‘Jij bent vast te oud om je nog zorgen te maken over de Kerstman,’ zei hij uiteindelijk. Hij keek erbij alsof hij dacht dat Mike ze niet alle zeven op een rijtje had.
Misschien had hij gelijk.
Met de fiets in zijn ene hand en de zak met boodschappen in zijn andere bleef Mike nog even staan, en hij vroeg op nonchalante toon: ‘Dus de Kerstman komt bij jullie thuis?’ Hij was op zijn zevende al tot het besef gekomen dat de Kerstman een sprookje was.
‘Ik geloof één avond in het jaar in hem,’ zei Will grijnzend. ‘Niet tegen mama zeggen.’
‘Dat zal ik niet doen. Op mijn erewoord.’
‘Stuur jij je ouders ook een cadeautje?’
Mikes bekentenis zat het kind kennelijk nog steeds dwars. Hij wou dat hij niets had gezegd. ‘Ik bel ze op kerstochtend.’ Toen Will fronste, voegde hij eraan toe: ‘Dat klinkt nogal slap, hè?’
‘Iedereen vindt het leuk om een cadeautje te krijgen,’ hield Will vol. ‘Zelfs oude mensen.’
‘Goed, dan zal ik ze iets sturen. Maar mijn broers en zussen zullen het moeten doen met een kaart.’
‘Hoeveel heb je er?’
‘Vier. Twee broers en twee zusjes.’
‘Dat is cool.’ De jongen keek een tikje treurig. Op een dag zou hij echt wel een broer of een zusje krijgen. Vrouwen als Erica bleven nooit lang alleen. Maar dat was waarschijnlijk niet iets wat Will wilde horen. Vreemd genoeg stond Mike dat idee ook helemaal niet aan.
‘Welnee,’ zei hij in plaats daarvan. ‘Er is niets aan. Ik moest altijd mijn speelgoed met ze delen.’
Will keek hem weifelend aan, maar grijnsde toen. ‘Jij kunt grappen maken,’ zei hij verrast.
Mike tilde de kapotte fiets weer op. ‘Als jij mijn geheim voor je houdt, verklap ik ook niks,’ beloofde hij.