Plannen

Het voelde alsof een team trampolinespringers salto’s deed op mijn maag. Na een hele dag door de straten van Glasgow gestruind te hebben, was ik nu thuis, op mijn bed, in foetushouding. Ik luisterde naar wat oude countryplaten van mijn moeder en naar het tokkelen van de regen buiten. Ik wist niet waardoor ik me het ellendigst voelde: de buikpijn, het weer of de getormenteerde stemmen van de muziek. Al die relatiebreuken, buitenechtelijke verhoudingen, huiselijk geweld en geldproblemen. Ik lag daar en dacht bij mezelf: waarom moesten we in godsnaam hierheen komen, naar deze klotestad met de mentaliteit van een dorp? (Haha, dat moet een jongen uit Eastbourne zeggen.) Ik had niet genoeg energie om op te staan en de muziek uit te zetten. Ik lag daar te liggen en medelijden te hebben met mezelf. Het was een uur voordat ik bij Rosie werd verwacht. Ik vind het prettig om stipt te zijn. Een van mijn goede eigenschappen.

‘Kom binnen, ik haal een handdoek’, zei ze. Normaal kusten we of knuffelden we of zo, maar het was duidelijk dat Rosie niet de eerste stap zou zetten. Ik zocht ook geen toenadering, waardoor ik besefte dat ik eigenlijk altijd degene was die de eerste stap zette bij kussen en handjes vasthouden en strelen en andere aanraakdingen. Maar toen stond ik daar gewoon als een natte hond. Het is grappig, als de dingen besloten zijn, zie je mensen in een ander licht. Ik was niet meer de mysterieuze gozer, ik was een pathetische lamzak.

‘Sta daar niet zo, kom binnen.’ Ze gaf me de handdoek.

‘Dank je’, zei ik.

‘Ben je de hele dag buiten geweest?’

‘Ja.’

‘In Glasgow?’

‘Ja.’

‘Waar ben je heen geweest?’

‘Naar het centrum en naar West-End. En toen heb ik wat rondgehangen bij de universiteit en de galerie.’

‘Klinkt leuk.’

‘Het was wel oké, geloof ik.’

‘Dus dat is wat je de hele dag gedaan hebt?’

‘Zo ongeveer, ja.’

‘Tot nu?’

‘Ja.’

‘Gewoon wat rondwandelen?’

‘En nadenken.’

‘Een wonder dat je niet gearresteerd bent.’

‘Ik moest nadenken.’

‘Waarover?’

‘Over ons, over school, Glasgow, mij, jou. Een heleboel dingen. Belangrijke dingen.’

‘Wauw, dat klinkt als een erg belangrijke dag.’

‘Dat moest ik gewoon doen.’

‘Ik heb gehoord wat er op school is gebeurd.’

‘Ja, die kerel is ziek.’

‘Ziek in zijn hoofd.’

‘Morgen ga ik terug.’

‘Is dat wel verstandig?’

‘Ik kan niet op de vlucht blijven, Rosie. Ik moet hem confronteren. Ik móét het gewoon.’

‘Ik denk dat ik het daar wel mee eens ben.’

‘Echt?’

‘Ja. Confronteer de psycho.’

‘Dat ben ik van plan. Ik wil niet dat die kerel me nog langer intimideert. Hij helpt alles om zeep.’

‘Enig idee hoe je het gaat aanpakken?’

‘Ik heb een paar ideeën, ja. Maar ik heb er geen probleem mee om naar een leerkracht of naar de politie te gaan als het zover zou komen.’

‘Ik denk niet dat het zover zal komen.’

‘Ik denk dat ik hem in m’n eentje aanpak.’

‘Hoe dan?’

‘Ik geef hem de keuze.’

‘Welke keuze?’

‘Ratio of conflict.’

‘Praat Engels, Clem’, zei ze. Dat zei ze vaak.

‘Ik ga proberen om een rationeel gesprek met hem te voeren. En als hij daar niet voor openstaat, dan heb ik geen andere keuze dan hem uit te dagen.’

‘In een duel? Ga je Fran McEvoy uitdagen tot een duel?’

‘Alleen hij en ik.’

‘Echt?’

‘Niemand anders van zijn leuke clubje. Alleen wij beiden.’

‘Clem…’

‘Heb ik een andere keuze?’

‘Ik vrees van niet.’

‘Precies.’

‘Maar McEvoy vecht altijd, hij heeft massa’s ervaring. Het is het enige waarin hij goed is.’

‘Ik speelde rugby op mijn vorige school.’

‘Rugby, wauw!’

‘Ik ben sterker dan hij. En ik heb een betere conditie.’

‘Daar twijfel ik niet aan.’

‘Als het alleen wij tweeën is, heb ik een eerlijke kans.’

‘Met die psycho? Hij weet niet eens wat eerlijk betekent.’

‘Als hij wapens bij zich heeft, moet ik gewoon voor-bereid zijn.’

‘Jezus, Clem, je klinkt alsof je het fijn vindt!’

‘Ik ben er psychologisch op voorbereid.’

‘En als hij niet op je uitdaging ingaat? Wat dan?’

‘Dan zal ik het zelf moeten uitlokken.’

‘Ik denk dat je je beter aan je eerste plan kunt houden.’

‘Hem vragen om rationeel na te denken?’

‘Ja. Houd je gewoon aan dat plan en dan komt alles in orde.’

‘Denk je?’

‘Ik heb er een goed gevoel bij, laten we het zo stellen.’

‘Laten we dan hopen dat je gevoel je niet bedriegt.’

‘Je mag gewoon geen domme dingen doen.’

‘Dat zal ik niet doen.’

‘Ik ken je, Clem, je zou zo weer iets impulsiefs doen.’

‘Ik heb het al verschillende keren overdacht. Ik moet me gewoon aan het plan houden.’

‘Oké, ik sta achter je.’

‘Dank je’, zei ik. Ik was verbaasd over haar steun.

Mijn plan voor McEvoy zat vol gaten. Aan alle kanten. Ik moest ook een plan hebben voor Rosie en mij. Een plan dat zei: ‘Rosie, goeie meid, ’t was erg leuk, maar nu moeten we verder. Ik stuur je een kaartje vanuit Brighton.’

‘Het is al laat, Clem.’

‘Ja, ik moet ervandoor.’ Ik rende bijna naar de deur.

‘Oké, ik zie je morgen?’

‘Oké.’

‘Het komt goed, Clem. Probeer je geen zorgen te maken.’ Ze legde haar hand op de mijne. Zo was Rosie. Ik was anders.

‘Ik zal het proberen.’

‘Ik wil niet dat je gewond raakt.’

‘Dat weet ik wel. We moeten elkaar beschermen’, zei ik. Ik denk dat ze dacht dat ik bedoelde dat ik wilde dat zij mij beschermde, maar met Rosie wist je het nooit. Ze gedroeg zich weer erg ambigu. Ze vond dat een mooi woord. Ik zou haar missen. Ik zou haar echt missen. Ik zou missen hoe ze zo graag al die nieuwe woorden uitspreekt.

‘We zullen elkaar beschermen.’

‘Zal ik voor school langskomen?’

‘Eh…’ aarzelde ze.

‘We kunnen samen naar school lopen.’

‘Als je wilt.’

‘Oké, ik zie je morgen, Rosie’, zei ik en ik gaf haar een kus op haar wang.

‘Niet te laat komen, hoor.’ Wat zei ze nu, natuurlijk zou ik niet te laat komen!

‘Nee, hoor! Beloofd!’

‘Goeienacht.’

‘Goeienacht.’

Ze sloot de deur nog voordat ik wegkeek. Toen ik het pad afliep, werden de gordijnen dichtgeschoven. Het doek viel.