Leugens

Rosie schipperde tussen kwaad zijn en halfslachtig moeite doen om me te negeren. Ze schipperde tussen praten en zwijgen. Haar beste vriendin, Cora, keek me ook kwaad aan. Het boze oog, zoals ze hier zeggen. Eerst gaf ik de schuld aan tienermeisjesdingen, toen aan meisjesdingen in het algemeen en dan, toen het maar bleef voortduren, gaf ik de schuld aan Glasgow. Het stoorde me dat ze me links liet liggen. Om Cora gaf ik echt niks, maar van Rosie stoorde het me. We konden zo goed met elkaar opschieten. Ik bracht superveel tijd bij haar thuis door, leerde haar gitaar spelen, we luisterden naar muziek, childen samen.

Ze had een coole kamer. Ik vond het fijn om gewoon samen niks te doen, wat rond te hangen. Dat had ik eigenlijk nog nooit gedaan. We gingen ook een stapje verder in die kamer. We waren echt een verdomd goed stel. We hadden een goede band. We hadden ook al allebei het L-woord gebruikt. Daarom vond ik het verwarrend dat ze zo deed. Tegen donderdagmiddag vond ik dat het lang genoeg had geduurd. Ik begon erover tijdens de Italiaanse les. Had ik haar beledigd? Had ik een grens overschreden?

‘Heb ik iets gedaan?’

‘Wat?’

‘Heb ik iets fout gedaan?’

‘Geen idee, heb je iets fout gedaan?’

‘Dat vraag ik aan jou, Rosie.’

‘Tja, als je het niet weet, moet je niet verwachten dat ik het je vertel.’

‘Me wat vertel?’

‘Niks.’

‘Er is duidelijk wel iets, Rosie. Je hebt al bijna twee dagen je mond niet tegen me opengedaan.’

‘Waar heb je het over? Natuurlijk wel!’

‘Niet waar, echt niet.’

‘Wat doen we dan nu?’ vroeg Rosie.

‘Je weet best wat ik bedoel.’

‘Weet ik dat?’

‘Doe niet zo moeilijk, als je iets tegen me te zeggen hebt, gooi het er dan uit. Ik kan niet tegen dat evasieve gedoe.’

‘Probeer me niet te overdonderen met van die fancy woorden.’

‘Jezus! Laat maar zitten!’

‘Rosie! Clem! Is er een probleem?’ onderbrak mevrouw Lenihan ons.

‘Nee, mevrouw.’

‘Nee, mevrouw.’

‘Goed, werk dan voort.’ En we werkten voort. We schreven werkwoordsvervoegingen in onze schriften alsof ons leven ervan afhing. We speelden het spelletje waarbij je je heel intensief concentreert op een handeling, terwijl je gedachten rondtollen over iets heel anders.

‘Ik praatte trouwens niet niet tegen je’, fluisterde Rosie.

‘Wat is er dan aan de hand?’

‘Heb je de geruchten niet gehoord?’

‘Welke geruchten?’

‘Welke geruchten? De geruchten over jou en die slet van een Croal.’

‘Wat?’

‘Je hebt me wel gehoord.’

‘Wat heeft Cora nu weer gezegd?’

‘Cora heeft niks gezegd. Ze hoefde niks te zeggen’, blafte Rosie.

‘JULLIE TWEE DAAR, WERK EENS VOORT’, riep Lenihan.

‘We hebben het er na de les over’, fluisterde ik.

Als ik me niet uit de voeten moest maken voor de schooldebielen, dan moest ik me wel beschermen tegen geruchtenmachines en roddelaars. Ik wil het echt niet steeds over mijn oude school hebben, maar op mijn oude school was het volkomen normaal en werd het zelfs aangemoedigd om relaties met leerkrachten op te bouwen. Als je datzelfde in deze omgeving deed, betekende het blijkbaar dat je aan iemands lul wilde zuigen of hen probeerde te neuken. Wat zielig. Wat een fantasiewereld toch. Leefden deze mensen in een vacuüm van televisiesoaps en slechte jongerentijdschriften? Hoe grotesk! Ik verachtte hen omdat ze me zo schandelijk behandelden. Omdat ze probeerden om Rosie en mij uit elkaar te halen. Wat een bekrompen gedoe. Ik haatte de manier waarop ze deden alsofhun puberteit al achter hen zou liggen, ik verafschuwde de manier waarop ze pronkten met hun pathetisch volwassen houding en ik verachtte de manier waarop ze hun armetierige Zeitgeistfilosofie opdrongen aan iedereen die wilde luisteren. Dit weerzinwekkende uitvloeisel van Big Brother en X-factor kon in een oogwenk ontmaskerd worden en toch bleven ze collectief hun verachtelijke leugens over mij verspreiden. Je bent diep gedaald als je gaat sympathiseren met die idioten die hun school overhoop schieten ergens in de Verenigde Staten… of in Duitsland. Ze werden ongetwijfeld dagelijks vernederd door hun slachtoffers en dat in combinatie met hun isolement geeft de doorslag. Op een macabere manier zijn ze zelf al dood, lang voor diegenen die ze vermoorden. Zo ver kwam ik met mijn empathie.

Die dag ging ik vroeger naar huis, meteen na Italiaans. Ik had geen zin meer. Geen moed voor een discussie met Rosie. Het zou toch alleen maar opnieuw de woede aanwakkeren die ik voelde toen ik haar gehurkt achter een auto had zien zitten, een paar weken eerder. Ze bespioneerde me. Onhandig. Mevrouw Croal en ik waren nog aan het napraten na de studiegroep. Een onschuldig gesprekje tussen een leerling en een leerkracht – iets over mijn toekomst en wat ik wilde doen, waar ik mezelf zag in de komende jaren; zoals de meeste leerkrachten doen met de laatstejaarsstudenten. Ik vermoed dat het hun een gevoel van macht en wereldwijsheid geeft als ze hun wijze woorden aan ons kunnen meegeven. Heel triest eigenlijk.

Maar halverwege het gesprek ving ik in mijn ooghoek een glimp op van Rosie, gekneld tussen twee auto’s. Ze zat ons aan te staren met zo’n verwrongen gezicht van mensen die heel erg hun best doen om iemand af te luisteren. Alsof dat zou helpen. Echt belachelijk. Mijn eerste gedachte was om haar af te schermen van mevrouw Croals blik zodat ze ons niet allemaal in verlegenheid zou brengen. Vooral mij. Ik wilde geen ruzie met Rosie, dus ik liet het zo. Ik rondde het gesprek af en weigerde mevrouw Croals aanbod voor een lift. Dat was in ieders belang.

De grootste teleurstelling van ons gesprek tijdens Italiaans en het auto-incident was dat ik had gedacht dat Rosie boven al die onzin en die toespelingen stond. Dat was wat haar zo aantrekkelijk maakte. Ik was kwaad op haar omdat ze zich verlaagde tot hetzelfde niveau als haar klasgenoten. Omdat ze zichzelf medeplichtig had gemaakt aan dat geroddel, omdat ze mijn integriteit in twijfel trok, omdat ze uitermate belachelijk was.

Nadat dit leugenachtige gif zich als een Australische bosbrand had verspreid, sloot ik mezelf helemaal af van alle anderen op school. Dat was niet erg moeilijk, aangezien ik mijn vrienden kon tellen op een hand met één vinger en mijn kennissen op de andere. Achter hun blikken hadden ze een nieuw verhaal opgebouwd. Dat ging verder dan simpele vragen of gissingen. Iedereen dacht dat hij me doorhad. Hun gesprekken, hun gestaar, hun gezwijg veranderde. Ik vond het niet erg, alleen hoe ze achter hun hand lachten, vond ik verschrikkelijk. Daar kon ik geen vat op krijgen. Of het overdreven gegiechel als ik langs hen liep. Meestal duurde het zo’n vijf stappen voordat het begon. Het geluid sneed door me heen. Het ging niet alleen over die kloteleugens, het kon ook over mijn haar gaan, mijn kleren, mijn schoenen, de buttons op mijn rugzak, de muziek waar ik naar luisterde (niet dat ook maar iemand wist naar welke muziek ik luisterde). Zelfs mijn oortjes werden bekritiseerd. Eigenlijk alles wat hun aandacht trok.

Heb ik al verteld hoe ze voortdurend mijn accent belachelijk maakten? Ik moest in mezelf lachen om de trieste imitatie van sommige leerlingen. Ze kregen de uitspraak van mijn Zuid-Engels niet echt onder de knie, zeker de woorden op -ing niet. Sommigen van die verfijnde idioten wrongen Londense of Liverpoolse accenten uit hun bek. Ik probeerde hen in de war te brengen door niet meer te praten of mee te werken in de klas. Eigenlijk hield ik gewoon de hele tijd mijn mond. Maar het hielp niet.

‘Hartelijk met een rijke toets van zwarte humor’, zei de reisgids over Glasgow. Het was wel duidelijk dat de schrijvers hier nooit in de buurt hadden durven te komen.

‘Het kan me niet schelen wat die klootzakken zeggen, Clem. Het is jij en ik tegen die klojo’s’, zei Rosie.

‘En Cora?’ vroeg ik.

‘Cora is soms gewoon een jaloerse bitch. Let maar niet op haar.’

‘Ik let niet op haar, ik ben bezorgd om jou.’

‘Ik krijg op school niet steeds alle shit over me heen.’

‘Ik kan het wel aan.’

‘Het zijn gewoon gemene klootzakken’, zei ze.

‘Maak je geen zorgen. Het zal wel gauw voorbij zijn.’

‘Als ook maar een van hen iets in mijn gezicht durft te zeggen, dan pak ik ze, als je dat maar weet!’

‘Ik zou me niet laten opjagen als ik jou was.’

‘Die klote NED-idioten. Vooral die Fran McEvoy, ik haat die lul!’ zei Rosie. Ik vond het grappig. Een paar maanden geleden had ik geen idee wat NED-idioten betekende. Maar ik moest haar gelijk geven over McEvoy.

‘Laat het gewoon rusten, Rosie.’

‘Het raakt mij ook, hoor!’

‘Ik weet het, maar het is beter als we het gewoon laten rusten.’ We knuffelden. ‘Laten we doorgaan, oké?’ We kusten.

‘Maar ik suck in gitaar.’

‘Da’s niet erg. Ik ben een goede leraar.’