Pauline Croals eerste indruk van Clem

Clem was een welkome toevoeging aan mijn klas. Hij was tenminste geïnteresseerd in het vak en hij toonde een hartstocht en een dorst naar kennis. Hij was in Engeland duidelijk goed opgeleid. Hij had er goede manieren geleerd. Ik denk dat hij wat gefrustreerd was over het niveau van zijn mede-leerlingen. Misschien niet over het niveau in het algemeen, maar wel over de apathie in de klas. Voordat Clem er was, werd er bijna nooit gediscussieerd of gedebatteerd. De leerlingen vroegen hooguit: ‘Wat betekent dit mevrouw?’ of: ‘Wat bedoelt hij daarmee, mevrouw?’ Niet erg uitdagend, vrees ik. Clem stelde veel meer in vraag dan alle andere leerlingen. Ik vond het leuk om hem in de klas te hebben.

Ja, ik denk dat hij een van mijn favoriete leerlingen werd.

Elke leerkracht die zegt dat hij geen favoriete leerling heeft, liegt. Meestal is het een leerling die hoge cijfers haalt en geen problemen heeft met autoriteit. Veel mensen stellen discipline gelijk aan goede leermethodes. Natuurlijk is er een relatie tussen die twee, maar het is heel makkelijk om een klas eerstejaars zo te intimideren dat ze zich gehoorzaam gedragen en hun verder niets te leren. Dat is wat veel leerkrachten doen, moet ik zeggen. Het probleem is dat ze van zichzelf denken dat ze goede leerkrachten zijn. Ik vind hen luie leerkrachten. Ze zijn bang voor verandering, bang dat ze van hun voetstuk worden geworpen of dat hun kennis in twijfel wordt getrokken. Ze zijn bang voor besluiteloosheid.

Op een bepaalde manier kon ik beter opschieten met sommige leerlingen dan met sommige collega’s. Dat lag misschien gedeeltelijk aan het leeftijdsverschil. Qua leeftijd sta ik dichter bij de leerlingen dan bij de meeste collega’s. Ik hou van tieners. Vooral omdat ze zo levendig en opgewekt zijn en ik dat van hen overneem. Misschien miste ik onbewust mijn tienerjaren. Nee, ik hunkerde er niet naar. Ik verlangde niet terug naar die tijd. Helemaal niet. Wat ik probeer te zeggen is dat ik vind dat leerkrachten tieners leuk zouden moeten vinden; ze zouden zich op hun gemak moeten voelen in het bijzijn van tieners, toch? Dat is volgens mij geen overtreding en levert verder geen problemen op in mijn beroep. Naïef misschien, maar het is wel mijn overtuiging.

Word ik daarvan beschuldigd?

Het is geen kwestie van aantrekking, zo simplistisch is het niet. Als vrouw begreep ik best waarom sommigen hem aantrekkelijk vonden, waarom veel meisjes iets voor hem voelden. Ja, natuurlijk vond ik hem ook knap. Dat is toch geen misdaad? Maar ik heb bijvoorbeeld geen moment gedacht hoe mooi zijn ogen waren of iets van die aard. Ja, sommige vrouwelijke personeelsleden maakten wel opmerkingen, maar niets wat je als achterbaks of gemeen kon opvatten. Het waren eerder complimentjes en vriendelijk bedoelde beschouwingen.

Hij was zo’n leerling waarvoor ik leerkracht ben geworden. Eentje die je alert houdt, die onder de oppervlakte zoekt en probeert om literatuur te doorgronden en op alle mogelijk manieren te analyseren. Die zijn tanden ergens in zet en niet meer loslaat, tot op het bot gaat. Ik had het altijd als een spel gezien, als een competitie tussen de boeken en mezelf, een competitie waaruit ik altijd als overwinnaar naar voren kwam. We deelden een gemeenschappelijke analytische kijk op de dingen. Natuurlijk heb ik het over de kijk van een zestienjarige, mijn kijk was uiteraard heel wat geraffineerder. Laten we gewoon zeggen dat we op dezelfde golflengte zaten.

Geen enkele leerkracht heeft de bedoeling om op die manier dicht bij zijn of haar leerlingen te komen. Zulke dingen groeien vanuit respect en eerbied. Clem wilde dit jaar met grote onderscheiding zijn eindexamens halen en ik wilde hem daarbij helpen. Ik had hem gezegd dat ik hem zou helpen als hij ervoor wilde werken. Ja, dat betekende ook buiten de klas, maar wel binnen de grenzen van de school. Je had huiswerkgroepen, speciale studiegroepen, avondopening van de bibliotheek… dat waren allemaal initiatieven die van de school uitgingen. Ik was slechts een van de vele leerkrachten die hun tijd ter beschikking stelden om daarbij te helpen. Ja, we werden daarvoor betaald. Clem kwam naar de studiegroepen op dinsdag en donderdag. Zo’n studiegroep kon verschillende vormen aannemen: leerlingen die hun huiswerk maakten, die gezamenlijk aan een taak werkten… dan hielpen ze elkaar bijvoorbeeld bij het schrijven of structureren van een essay. Soms was het een discussie die geleid werd door een leerkracht, of een lezing. Het aantal leerlingen varieerde sterk. Soms waren er wel vijftien, andere keren maar twee.

Rosie Farrell was er nooit. Clem kwam elke keer alleen. Ik was onder de indruk van zijn motivatie. Hij was een vastberaden jongeman en hij zou ongetwijfeld met grote onderscheiding slagen. Hij vertelde dat hij popelde om terug te gaan naar Engeland. Ik denk dat hij zich hier in Glasgow niet echt op zijn plaats voelde. Dat is natuurlijk een understatement, met wat we nu weten. Ik voelde wel met hem mee, want het kan hier nogal meedogenloos zijn, zeker als je van de verkeerde kant van het land komt. Het ging niet zozeer om anti-Engelse gevoelens, maar hij wilde vooral zijn status verbeteren, hij was het slachtoffer van zijn sociale achtergrond. Hij kwam uit de middenklasse, dat was duidelijk, en daar moest hij tegen opboksen. Ik kon me makkelijk in zijn schoenen verplaatsen. Hij waardeerde mijn begrip wel, denk ik. Op een gegeven moment heb ik hem mijn steun aangeboden, maar alleen omdat hij gewond was. Niet erg hoor, een beetje een opgezwollen oog. Maar het was wel duidelijk dat de morele schade veel groter was. Op een ochtend kwam ik hem tegen in de gang. Hij zag er bezorgd uit, gefrustreerd en geschokt. Zoals ik zei, bood ik hem mijn steun aan en, misschien onbedoeld, ook een troostende hand. Niet iets wat verkeerd begrepen kon worden. Natuurlijk vond ik het erg voor hem, hij was een leerling van me. Ik vond het fijn om hem in mijn les te hebben en hij voelde zich niet goed, kwetsbaar. Ik wilde hem alleen maar helpen. Maar hij weigerde. Op dat moment had ik geen idee wie het had gedaan. Ik had natuurlijk wel een vermoeden en nu we weten wat er daarna is gebeurd, bleek dat vermoeden te kloppen.

Soms hadden we het over mogelijke universiteiten en studies. Literatuur had natuurlijk zijn voorkeur. Ja, ik geloof wel dat hij mijn mening op prijs stelde.

Tja, het is echt niet dat ik met gesloten ogen en oren door de school wandelde. Ik had natuurlijk dingen gehoord en gezien. Het was geen geheim dat Rosie en hij een stel waren. Ik was daardoor niet beledigd en ik was er niet uitgesproken blij om. Het was heel normaal.

Steunen? Ik steunde noch veroordeelde hun relatie. Dat is niet mijn taak. Ik heb geen idee waarom Rosie een hekel aan me had. Echt, ik geloof niet dat mijn uiterlijk de reden was waarom ze een afkeer van me had. Clem viel niet op me! Hij was veel te slim, veel te volwassen voor die onzin. Er was voor Rosie geen enkele reden om jaloers te zijn. Als ik een bedreiging vormde, was dat alleen maar in haar adolescente verbeelding.