Rosie Farrell lucht haar hart

Nee, ik ging niet. Er was geen denken aan dat ik naar die studiegroepen zou gaan. Ik wist dat ik voor mijn examens zou slagen. Ik hoefde niet met een groep nerds over gedichten en Shakespeare en al die onzin te praten. Ik ging echt geen Engels studeren als ik van school af was. Ik wilde kunst studeren of design of architectuur of zo. Ik weet het nog niet zeker. Maar ik wist wel dat ik mijn tijd niet ging verdoen aan een of andere universiteit of hogeschool met het lezen van die megasaaie dikke boeken.

Dat had niks te maken met het feit dat mevrouw Croal die naschoolse lessen gaf. Ik had niet echt een mening over haar. Ik vond haar creepy. Ze irriteerde me.

Eén keer was ik echt megavroeg op school. De conciërge moest de deur voor me opendoen, zo vroeg was het. Ik wilde met mijn kunstproject beginnen. Dus ik sta daar naar de kalender van Miro te kijken die ik had meegebracht om inspiratie op te doen. Van die arty farty onzin. Reflectie, emotionele herinnering en dat soort gezeik. Ik had die Miro-kalender een paar weken geleden gekocht in een kunstwinkel in de stad. Eerst wilde ik hem aan Clem geven, als een soort ‘welkom in Glasgow’-cadeautje, maar ik hield hem voor mezelf. Hij moest zich maar bij zijn muziek houden. Het zou sowieso raar zijn om hem een kalender te geven van een Spaanse kunstenaar om hem welkom te heten in Glasgow. En ik dacht er niet over om hem een kalender van Jack Vettriano te geven. Die is totaal saai.

Dus ik stond daar stokstijf in het midden van dat grote, lege kunstlokaal te wachten tot de muze van de kunst me recht in mijn gezicht zou slaan. Er was geen levende ziel te bekennen. Niet het minste geluid. En toen hoorde ik iets op de speelplaats. Een soort van klikgeluid. Ik keek uit het raam en zag mevrouw Croal over de speelplaats lopen, op hoge hakken. Geen echte stiletto’s, maar toch hoog genoeg om te klakken. Ik herinner me nog dat ik dacht: ‘Die wil duidelijk wel.’ En toen bedacht ik dat ze er eigenlijk echt als een slet uitzag. Als dat is wat ze op een doordeweekse dinsdag draagt, wil ik haar in het weekend niet zien. Wie wil ze imponeren? Ik dacht er verder niet over na, totdat ik hetzelfde klikgeluid in de gang hoorde. Ze moest hierlangs om naar het lokaal van Engels te gaan. En plotseling vertraagde het klakken. Dicht bij waar ik stond. Mijn hoofd was vol met stomme kunstideeën - prei als haar, broccolineuzen, courgettevingers en andere rare plannen - toen het geluid ophield. Van het ene op het andere moment. Doodstil.

Toen stemmen. Stemmen die stil probeerden te zijn, zodat niemand hen zou horen of niemand hen zou kunnen afluisteren. Ik dacht bij mezelf: wie is dat verdomme? Dus als een nieuwsgierig aagje probeerde ik een glimp op te vangen. En eerlijk waar, het waren Clem en Croal. Stonden ze een praatje te maken? Gewoon wat te kletsen? No way! Haar hand lag op zijn gezicht. Op zijn gezicht! Alsof ze hem streelde. Slet! Klootzak! En toen ging ze nog wat dichterbij staan en ik zweer het, ik dacht echt dat ze haar lippen vol op de zijne zou planten. Dat dacht ik echt. Ik observeerde alles door een gaatje in een poster die op het glas in de deur hing. Ik hield me klaar om de deur open te schoppen en in rechte lijn op hen af te stappen, stampend en schreeuwend. Mijn bloed kookte. En heel de tijd stond Clem rond te kijken of niemand hen zou zien. Ik stond te zieden achter de deur. ‘Jij godverdomde klootzak!’ siste ik tussen mijn opeengeklemde tanden. Ik ademde zwaar en voelde het zweet zich op mijn hoofd verzamelen.

Ze leek ongerust, alsof ze ruzie gehad hadden of zo, en toen raakte ze zijn gezicht opnieuw aan.

Dezelfde hand.

Hetzelfde deel van zijn gezicht.

Dit was een gevaarlijk spelletje dat ze speelden.

In de gang tijdens schooltijd!

Ik kon die trut zo laten ontslaan!

Ik had haar baan in handen.

Haar carrière.

Haar leven.

Ik zou heel wat geld kunnen verdienen aan de kranten. Die roddelkranten publiceren alles, of het nu verzonnen is of niet. Als ik eraan terugdenk, is het gewoon te gek dat ik die macht had. Eén druk op mijn mobieltje en het was voorbij. Over en uit. Ook met hem. Dan kon hij Brighton wel op zijn buik schrijven. Niet meer dromen van stranden. Wat een stel klootzakken. Hadden ze echt gedacht dat niemand erachter zou komen? Wat een stel debiele idioten. Misschien hadden de NED’s wel gelijk. Toen stopte ze met hem aanraken en gingen ze ieder hun eigen weg. In tegenovergestelde richting. Ik denk dat ze iemand hoorden komen. Clem waarschijnlijk. In zijn broek. Laten we het zo stellen: hij was niet meteen een Olympisch kampioen op dat vlak. Ik kon hem wel wurgen. Ik stond totaal te hyperventileren achter die deur. Ik wilde het uitschreeuwen. Gewoon om het er allemaal uit te laten. Ik haatte Croal. Ik haatte het godverdomde kutwijf! Haar en haar lijf en haar hersenen en haar ogen en haar lippen. Ik haatte alles aan haar. Ik wilde het kunst-lokaal kort en klein slaan, alle schildersezels omverschoppen. Alle werkjes in de klas aan stukken scheuren. Alles van de muren trekken. Jaren van leerlingenwerkjes. Alle voorbeeldwerkjes, gewoon uit het raam gekeild. Ik zou hem krijgen! Maar ik moest rustig worden. Ik ademde in door mijn neus en uit door mijn mond. Ik ramde de Yeah Yeah Yeahs in de cd-speler en draaide de volumeknop open. Toen kreeg ik het idee. De inspiratie voor mijn kunstproject. Ik zou portretten maken van sletten, hoeren en dellen. Een abstracte voorstelling natuurlijk. Bedankt, mevrouw Croal.

In de pauze kon ik hem niet vinden. Ik zocht overal, vroeg iedereen naar hem. Ik ging zelfs naar de klas van die trut van een Croal om te zien of ze hun afspraakje misschien voortzetten. Ik ging zelfs naar het rokershok, ook al wist ik best dat hij daar niet zou zijn. Ik haatte hem omdat hij me ongerust maakte.

Maar nu kan ik het rationaliseren. Op dat moment, in dat kunstlokaal haatte ik Croal. Ik haatte haar vanuit de grond van mijn hart. Maar ik hield het voor mezelf. Daarom is het belachelijk dat iedereen zegt dat ik haar altijd al haatte. Waarom zegt iedereen dat? Dat vraag ik me af. Ze weten er geen zak van. Dat ik geen beweging voelde in mijn broek als ze tegen me sprak, zoals alle jongens, of niet wilde zijn zoals zij, zoals alle meisjes, betekent toch niet dat ik haar haatte. Ze was vol van zichzelf. En ze flirtte erop los, het kan me niet schelen wat anderen zeggen, dat deed ze. Ze had de neiging om kerels urenlang aan te staren als ze hun een vraag had gesteld, zonder te knipperen. Cora en ik vonden het creepy. Het was alsof ze hen probeerde te verleiden met haar ogen. En dan droeg ze van die veel te strakke topjes om met haar borsten te kunnen pronken. Het was totaal zielig.

So what als Clem haar leuk vond? Hij mag leerkrachten leuk vinden. En wij mogen het oneens zijn over bepaalde zaken. Niet dat we het oneens waren, we waren het niet over veel dingen oneens. Hij vond haar leuk, maar hij zat haar niet op te geilen zoals andere kerels. Toen in de gang raakte zij zijn gezicht aan, zijn oog. Het was gekneusd. Hij zag eruit alsof hij in een wasmachine was geduwd die op volle toeren draaide. Ze was bezorgd. Daar hield ik me aan vast. Ze hadden het altijd over boeken en schrijvers en dichters waarvan ik nog nooit had gehoord. Engels was uiteindelijk zijn lievelingsvak. Hij had haar verteld dat hij boeken wilde schrijven als hij ouder was. Ik denk dat ze daar wel van onder de indruk was. Ik denk dat ze sowieso onder de indruk was van Clem. En ze stak haar borsten in de lucht om het te tonen. Ik was niet geïnteresseerd in zulke dingen. Als ik een essay van maar twee bladzijden moest schrijven vond ik dat al vreselijk. Als je tegen meneer Cunningham zou zeggen dat je boeken wilde schrijven, zou hij je gewoon uitlachen. Dus in dat opzicht viel ze wel mee, denk ik.

We zaten echt niet de hele tijd over mevrouw Croal te kletsen of zo. We hadden wel betere dingen om over te praten, weet je.

Einde van deel één