In het ootje

Men zou als politieman altijd veel sterker, sneller, handiger en vooral pienterder moeten zijn dan de mensen die het met de wet niet zo nauw nemen. Ik moet u tot mijn schaamte bekennen dat dit niet steeds het geval is. Vaak vissen we achter het net of worden ronduit in het ootje genomen. In een gerenommeerd hotel in de binnenstad van Amsterdam werd gestolen als de raven. Het liep werkelijk de spuigaten uit en de hoteleigenaar uitte in onze recherchekamer zo luid zijn ongenoegen, dat wij besloten extra aandacht aan de zaak te wijden. Het bleek dat er steeds geld en sieraden van de kamers verdwenen. De enige die voor deze euveldaden in aanmerking kwam, was een jolige knaap van voor in de twintig, die van het schamele loon dat hij als hotelbediende ontving toch een uitbundig leventje scheen te kunnen leiden. We legden nonchalant een portefeuille met gemerkt geld op een nachtkastje en wachtten af. Nadat de kamer door de jongeman was schoongemaakt en de bedden gedaan, bleek het geld uit de portefeuille verdwenen. We arresteerden hem onmiddellijk en doorzochten zijn kleding.

Tot onze verbazing had hij niets bij zich, zodat we hem na een gestameld excuus weer lieten gaan. We vroegen ons af hoe dat mogelijk was, maar konden geen oplossing vinden.

Uiteindelijk besloten we de jongeman een poosje onopvallend gade te slaan. Het duurde bijna een week. Toen betrapten we hem op heterdaad en begrepen gelijk waarom we geen geld bij hem hadden aangetroffen. Hij zoog alles wat hij jatte onmiddellijk in de stofzuiger en haalde die later leeg.

Het heeft maanden geduurd voor we de hand konden leggen op een vader en een zoon, die er een gewoonte van maakten zand en bakstenen te stelen. Nu zijn bakstenen en zand weliswaar geen waardevolle zaken, maar gelooft u mij, op den duur loop het toch in de papieren. Het vreemde was dat de diefstallen werden gepleegd op bouwplaatsen, die door de politie toch goed werden bewaakt. Er surveilleerden geregeld politiewagentjes. Toen vader en zoon uiteindelijk door stom toeval - de achteras van hun busje brak - werden gearresteerd en ik hen verhoorde, vroeg ik de vader of ze nooit door de politie waren betrapt.

‘Vaak genoeg,’ reageerde de man. Hij las de verwondering van mijn gezicht en lachte.

‘Als we op pad gingen, zorgden we altijd dat er wat zand en een paar stenen in ons busje lagen. Bij een bouwwerk namen we dan weg wat we konden laden. Kwam er toevallig een politiewagentje, dan begonnen we onmiddellijk te ontladen.’

‘Ontladen?’

Hij knikte. ‘Als een agent vroeg wat we aan het doen waren, zeiden we dat we een klussie hadden gedaan en dat we van dat klussie wat zand en stenen hadden overgehouden. En omdat we die spullen niet zo maar bij de vuilnis konden zetten, brachten we het naar een bouwwerk, waar toch al zand en stenen lagen.’

‘En dat werd geloofd?’

Hij grinnikte. ‘Dacht u dat we het anders zo lang hadden uitgehouden?’