Wie steelt is een dief

Wie steelt is een dief. Dat is zo. Het is een simpele constatering. Daar komt geen hogeschoolwerk aan te pas. Moeilijker is de vraag: Waarom wordt iemand een dief? Op dat moment vliegen filosofen, psychologen, criminologen, pedagogen en anderen zielverzorgers en -ontleders elkaar letterlijk in de haren.

In een nog niet zo ver verleden gaf die vraag geen moeilijkheden. Er waren rijke mensen en heel veel armen. De arme mensen waren veelal zo arm dat ze wel uit stelen moesten gaan om in leven te blijven. Zelfs Marx, u weet wel, de man van het marxisme, meende dat criminaliteit verband hield met de prijs van gerst, het voornaamste volks voedsel in die dagen. Steeg de prijs, dan werd er minder gestolen. Met andere woorden: geef de mensen voldoende te eten en ze zullen braaf blijven. In onze huidige welvaartsmaatschappij is er vrijwel niemand meer te vinden die uit stelen moet’ gaan omdat hij anders van honger omkomt. We zijn verzorgd van het wieg tot het graf. Toch - en dat verzeker ik u - worden er nog steeds diefstallen gepleegd. Goeie dag... en niet zo zuinig ook. Het is, voor zover ik me kan herinneren, nog nooit zo erg geweest. Waarom men dan wel steelt? Als al die hooggeleerde heren het met elkaar eens kunnen worden, dan waag ik me als simpele politieman niet aan uitlatingen. Ik constateer slechts. Dat is mijn vak.

Het enige dat ik voor mezelf kan doen is een prognose stellen aan de hand van ‘wat’ iemand steelt. En ook daar moet men er voorzichtig mee zijn. Een junkie, die uit een warenhuis een pakket hoeslakens wegneemt, doet dat echt niet omdat hij zo graag in een kraakhelder bed slaapt. Hij wil slechts heroïne en de hoeslakens vormen daartoe een eerste etappe.

Anders ligt het met iemand die een uitgelezen verzameling aanlegt van fijne blikken zalm, krab, slakken, verrukkelijke sauzen, salades en pasteitjes. Dat is gewoon iemand met een lekkere trek boven zijn inkomensniveau. Er zijn ook vrouwen, die super de luxe en dure cosmetica stelen. Men kan er dan van uitgaan, dat ze zichzelf eens machtig willen verwennen... de huidige man is minder attent of een nieuwe moet worden veroverd. Doorhalen wat niet van toepassing is. Het vreemde is dat een winkeldief of -dievegge vrijwel nooit een motief voor zijn respectievelijk haar daad opgeeft. Op de vraag ‘waarom’ volgt in de regel een wat schuchter schouderophalen. Het kan natuurlijk zijn dat men het motief zelf niet kent, maar ik neem eerder aan dat men het echte ‘waarom’ voor geen prijs wil openbaren.

Een bescherming van het diepe eigen ‘ik’.

Vorige week pakten we in een boekenzaak een man. Het bleek een leraar aan een pedagogische academie. Hij had boeken gestolen die hij in een plastic zak had geborgen. We namen hem mee. Hij zag er moe, triest en somber uit. Toen ik hem in het bureau vroeg wat de motieven voor zijn diefstal waren, hulde hij zich in een diep stilzwijgen.

Ik nam de boeken uit de plastic zak en legde die voor me neer. Ik las de titels hardop: De verborgen kracht van depressie, Hoe neerslachtigheid kan leiden tot zelfkennis, Hoe is depressiviteit te herkennen?, Samenleven met iemand die depressief is en De anatomie van de melancholie.

Ik keek naar hem op, monsterde het droeve gelaat. ‘Wat dacht u van eh... een goede psychiater?’