Zwarte Kees

Een van de boefjes, voor wie ik veel sympathie koesterde, was Zwarte Kees. In zijn jonge jaren was Kees een knap inbrekertje met speelse ideeën. Hij stuurde ons van de recherche aan de Warmoesstraat eens een vriendelijke vakantiegroet uit het plaatsje Riva aan het Gardameer. We prikten de kaart op het mededelingenbord tussen de opsporingsberichten. Toen de volgende nacht een kraak werd gepleegd, die duidelijk het signatuur van Zwarte Kees droeg, zeiden we onder elkaar: ‘Het kan Kees niet zijn geweest. Die zit in Italië.’

Later bleek dat hij voor de klus toch verantwoordelijk was. Zwarte Kees had ons keurig misleid. De vakantiegroet had hij door een kennis in Riva laten posten. Ik zei het al: Kees had leuke ideetjes.

Van de week kwam ik Zwarte Kees tegen. Op de Nieuwendijk bij de Martelaarsgracht. Hoewel het pikzwarte haar aardig grijs was geworden, herkende ik hem direct. Zijn gestalte was nog net zo bonkig als vroeger. Hij zag er alleen wat terneergeslagen uit. Zo kende ik hem niet. Somber. Bijna net zo somber als de brede muil van de donkerbruine boxer, die naast hem voort sjokte. ‘Hoe gaat het?’ vroeg ik opgewekt.

Hij trok de machtige schouders wat op. ‘Z’n gangetje,’ reageerde hij mat, ‘Het houdt niet over.’

‘En hoe is het met je vrouw?’ ging ik verder, want ik had gehoord dat hij vrij laat nog in het huwelijksbootje was gestapt.

Hij antwoordde niet direct, schoof zijn onderlip wat vooruit. ‘Ik hoop dat het haar goed gaat.’

Hoezo?’

Hij zwaaide met de rechterarm. ‘Ze is weg.’

Ik keek hem wat verward aan. ‘En jullie hadden zo’n best leven.’

Hij knikte gelaten. ‘Dat was ook zo. Het liep lekker.’ Hij leunde tegen een gevelpui en begon een shaggie te rollen. ‘Tot ze begon te zeiken.’

‘Waarover?’

Hij wees naar de bruine hond aan zijn voeten. ‘Over haar.’

Zijn tong gleed langs het vloeitje. ‘Ze heeft altijd al de pest aan die hond gehad. Van het begin af. En het is een schat van een beest. Echt waar. Ik kan met haar lezen en schrijven.’

Hij stak zijn shaggie in de brand, inhaleerde en blies de rook uit zijn longen. ‘Een paar maanden geleden begon mijn vrouw plotseling te snotteren. Zo maar. Ze kreeg ook van die rooie randjes om haar ogen. Zij ermee naar de dokter. Toen ze terugkwam, had ze een verbeten smoeltje. Het is hooikoorts, zei ze. Het komt door die hond. Daar ben ik allergisch voor.’

Zwarte Kees zweeg even, trok aan zijn shaggie. ‘Toen zei ik: Meid, wat let je... dan ga je toch.

‘En?’ vroeg ik gespannen.

Hij glimlachte triest. ‘Ze ging.’