Verloofde

Vorige week hadden wij, bij ons in de Warmoesstraat, een jongeman en een jonge vrouw in de cel. Niet samen in één cel, want dat is tegen de voorschriften. Maar ieder apart. Ze waren wel samen gepakt. Midden in de nacht bij een poging tot inbraak. De jongeman had met ruw geweld een deur naar een magazijn opengebroken, terwijl de jonge vrouw op de uitkijk stond.

Toen ik hem de volgende morgen verhoorde, bekende Jan - zo heette de jongeman -onmiddellijk dat hij op roof uit was en dat zijn verloofde hem daarbij had geassisteerd.
‘Niet zo best,’ reageerde ik. ‘Ze heeft die politieauto helemaal niet zien aankomen.’ Hij glimlachte vertederd.

‘Het is niets voor Anneke. Maar ze wilde er met alle geweld bij zijn. Het was ook voor ons samen.’

‘Wat?’

‘De opbrengst van de kraak. We zijn al een tijdje verloofd en willen weleens tot een trouwdag komen.’

Ik fronste de wenkbrauwen. ‘Met diefstal?’

Hij gebaarde hulpeloos. ‘We zagen geen andere uitweg.’

Ik pakte de schrijfmachine en begon zijn verklaring op papier te zetten. Plotseling vroeg hij: ‘Mag ik mijn moeder even bellen? Het goeie mens weet niet dat ik hier zit.’

Ik schoof mijn telefoontoestel naar hem toe. Jan draaide een nummer en vertelde zonder veel omhaal dat hij in de nacht bij een inbraak was gepakt en aan de Warmoesstraat zat opgesloten.

Nadat ik met hem klaar was bracht ik hem terug naar zijn cel en begon het verhoor van Anneke. ‘Zijn jullie al lang verloofd?’ vroeg ik.

‘Twee jaar.’

Ik wuifde in haar richting. ‘Om een huwelijk te starten op basis van een inbraak lijkt me niet zo zonnig.’

Ze schudde het hoofd en zuchtte. ‘Jan verdient niet zoveel.

Bijna al zijn loon gaat op aan kostgeld. Er is weinig ruimte om te sparen.’ Er werd gebeld. Ik nam de hoorn op en een vrouwenstem zei: ‘Ik heb net gehoord dat Jan is ingesloten.’

‘Dat klopt,’ antwoordde ik.

‘Moet zijn familie dan niet gewaarschuwd worden?’ zei de stem bits.

‘Ik heb net Jan de gelegenheid gegeven zijn moeder te bellen om te zeggen dat hij vannacht samen met zijn verloofde is aangehouden.’

Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Ik hoorde alleen het krijsen van een kind. Toen: ‘Zijn verloofde? Jan heeft geen verloofde.’

Ik lachte. ‘Zeker. Ze heet Anneke en ze zit hier naast me.’

Het was weer stil.

‘Hallo!’ riep ik.

De stem kwam weer terug. ‘Ik kom zo bij u, ‘klonk het dreigend. ‘Ziet u, ik ben Jan zijn vrouw.’