Jochem

Veel van de criminaliteit die wij bij de recherche aan de Warmoesstraat verwerken is import. Van de tien arrestanten aan ons bureau komen er gemiddeld zeven van buiten onze grenzen. U had het wellicht anders gedacht, maar de misdaad die de autochtone bevolking van Amsterdam oplevert, is in dat licht bezien slechts gering. Misschien heb ik daarom een zwak voor Jochem... Goocheme Jochem.

Jochem is een Amsterdams boefie, puur, echt, geboren en getogen op de Zeedijk en omstreken. Zijn vader was een berucht heler en zijn moeder leurde op de Wallen met condooms, die toen nog gewoon ‘kapotjes’ werden genoemd. Ik heb Jochem zogezegd, zien opgroeien.

In de tijd dat ons Amsterdam nog het uitgaanscentrum was van de in Duitsland gelegerde Amerikaanse militairen, fungeerde Jochem als bereidwillige gids, verzorgde voor hen hoertjes voor een week en hield er een leuk centje en een aardig woordje Amerikaans “slang” aan over.

Laatst haalde hij een streek uit, waarvan men op de Wallen nu nog spreekt. Een dikke Duitser stond van een afstandje verlekkerd te kijken naar een jong hoertje, dat in heH roze licht verleidelijk zat te lonken. Jochem stapte op de Duitser af, hield een hand op en zei: ‘Voor zestig gulden mag je met haar naar bed.’

De Duitser trok zijn portefeuille, betaalde Jochem zestig gulden en stapte welgemoed bij het nietsvermoedende hoertje binnen. Toen de woedende Duitser uiteindelijk met gebundelde krachten uit het hoerenpandje was gezet, zat Jochem allang met zijn geinporum achter een koel pilsje.

Vorige week trof ik hem bij ons in de cel. Het verbaasde me, want Jochem was in de regel goochem genoeg om zich niet te laten vangen. Ik pakte het proces-verbaal van zijn aanhouding en las dat hij uit een Amerikaanse auto een map met blanco cheques had gestolen. Toen hij een van de cheques bij een bank probeerde te verzilveren werd hij betrapt en aan de politie overgeleverd. Ik haalde hem voor zijn verhoor uit de cel en bracht hem naar de recherchekamer. Toen hij naast mijn bureau zat, glimlachte ik tegen hem. “Goocheme Jochem gesnapt,’ opende ik vrolijk.

Hij wreef zich over het gezicht. ‘Stom,’ reageerde hij.

Ik keek hem verwonderd aan. ‘Hoe komt dat nou?’

Hij grijnsde met een scheve mond. ‘Het was mijn eigen schuld. Dat grietje van de Kak had niets in de gaten. Ik had een van die cheques ingevuld voor duizend gulden en deed voorkomen of ik die Amerikaan was. Ze vloog erin. Echt. Ze geloofde me. Al zeg ik het zelf, ik spreek ook een aardig mondje Amerikaans. Ze nam gewoon die Épie van me aan en begon duizend gulden voor me uit te tellen. Ik keek ernaar, eeid. Naar de tien honderdjes, die ze voor me neerlegde. Ik voelde me zo zeker mijn zaak, dat ik even uit mijn rol viel.’

‘Hoe?’ vroeg ik gespannen.

Hij grinnikte. 'Ik zei: Doe er ook een meier geeltjes bij.’