Pietje

Pietje hield niet van werken.

Dit is een mededeling, die u zeker niet zal schokken. Ik neem aan dat u in uw eigen omgeving er zo ook wel een paar kent. Het feit dat Pietje de eerlijke werkmanskiel schuwde, is dan ook niet de reden dat ik hem ten tonele voer.

Het opmerkelijke aan Pietje was, dat hij - wanneer hij vrij was - evenmin een uitkering verlangde. Dat vond hij zijn professie onwaardig. Alleen als hij in de petoet zat, liep zijn vrouw naar sociale zaken. Wanneer Pietje op staatskosten logeerde, kon hij zijn vrouw en drie koters niet onderhouden.

Hoe hij aan de kost kwam? Pietje brak in. En dat deed hij goed. Hij was een excellent inbreker met een voorliefde voor het spectaculaire klauterwerk. Daar was hij als het ware voor gebouwd: klein, smal en pezig. Hij klom langs richels en regenpijpen sneller naar de derde etage dan u en ik met de lift.

Ik was Pietje een paar jaar uit het oog verloren, toen ik hem op het Damrak plotseling tegen het lijf liep. Ik herkende hem bijna niet meer. Alleen aan zijn rode kroeskop zag ik dat hij het was. Verder was hij zo vet als bagger geworden.

Hij had een vooruitstekende ronde buik en zijn blauwe ogen gingen bijna schuil onder roze opbollende wangen.

Ik keek hem schuins onderzoekend aan. ‘Hoe gaat het?’ vroeg ik wat bezorgd.

Hij lachte breed en klapte met vette handjes op zijn volle buik. ‘Een goed leven.’

Ik knikte nadenkend. ‘Dat is je aan te zien. Gut wat ben je dik geworden. Nog even en je knalt uit elkaar.’ Ik bekeek hem nog eens. ‘Heb je soms werk gevonden?’ vroeg ik, want ik nam niet aan dat hij met zo’n habitus nog langs regenpijpen kroop. I

‘Werk.’ Hij sprak het uit alsof het een vies woord was. Ernstig schudde hij het hoofd. “Nee, ik doe boodschappen... voor de vrouw.’

‘En daar leef je van?’ vroeg ik ongelovig.

‘Inderdaad.’

“Winkeldiefstallen?’ viste ik.

Hij keek olijk naar me op. ‘Zo mag je dat niet noemen.’ Om zijn lippen danste een geheimzinnig lachje. Ik doe boodschappen... hou het daar liever op.’ Toen draaide hij zich om en liet me staan.

Een paar weken later werd Pietje gesnapt. Dienders van een surveillancewagen zagen hem midden in de nacht slepen met een tas... een tas vol boodschappen. Vanwege het ongewone uur om uit winkelen te gaan, namen ze hem mee naar het bureau. Toen ze in zijn jaszak een uitzonderlijke bos sleutels vonden, bekende Pietje. Hij was het geklauter langs regenpijpen beu geworden. Toen in zijn omgeving een winkelcentrum werd gebouwd, brak hij in en ‘leende’ even alle sleutels van de zaken die in het centrum zouden worden gevestigd. Daarvan maakte hij duplicaten, hing de originele sleutels terug en wachtte af.

Vanaf het moment dat het centrum werd geopend, deed Pietje in de nacht boodschappen, zorgvuldig, met het lijstje van zijn vrouw in de hand. Alleen de man van de drankenhandel had wel eens iets gemerkt. Pietje had op het gebied van cognac een exquise smaak en een bijna niet te lessen dorst.