Pijnacker

Het was een mistige avond en ik moest naar Pijnacker. Daar was ik nog nooit geweest, maar met deze dikke mist had het ook weinig zin om erheen te gaan: straks was ik er, en zag ik nog niks.

Arm Pijnacker.

Zelfwas ik ook arm, want ik zat met mijn neus tegen de voorruit om door de mist te kunnen te kijken. Ter hoogte van Roelofarendsveen had ik al hoofdpijn.

In Pijnacker wachtte een badkuip die ik via marktplaats.nl voor een prikkie had bemachtigd—en zonder badkuip hoefde ik niet thuis te komen. Wat dat betreft is er door de eeuwen heen weinig veranderd. Mannen jagen, vrouwen wachten tot ze terug zijn.

Bij het Prins Clausplein werd ik richting Zoetermeer gestuurd, en meteen daarna moest ik bij Nootdorp de snelweg af. De mist werd meteen nog dikker.

De weg voerde in een lange slinger om Nootdorp heen. Voor zover er in de mist bebouwing zichtbaar was, betrof het nieuwbouw en voetbalvelden. Verder kan over deze streek worden opgemerkt dat de rotondedichtheid er fabelachtig is. Je bent de ene nog niet af, of de volgende dient zich alweer aan. Toch kwam Pijnacker dichterbij, ik voelde het aan mijn hartslag.

Ineens had ik aan mijn linkerhand een hoofdstraat. De winkeliersvereniging van Pijnacker had ook dit jaar weer alles uit de kast gehaald om de donkere dagen een feestelijk tintje te geven. Jammer dat de winkels dicht waren, maar ik kreeg wel prompt zin om mijn schoen te zetten.

Als door een wonder stond ik ineens in de straat waar ik moest zijn, bij het huis waar de badkuip zich bevond. Het zag er donker uit, maar dat zei niets—de omliggende huizen zagen er ook donker uit, voor zover ze zichtbaar waren in de mist. Ik belde aan.

Tring tring.

Er gebeurde niets in het huis, en ik begon Pijnacker al te vervloeken. Maar net toen ik me omdraaide om weg te gaan, hoorde ik binnen geluid—en even later ging in de gang aarzelend het licht aan. Een reusachtige vrouw deed open. U komt voor de badkuip, zei ze.

Daar kwam ik voor.

Komt u verder, vervolgde de dame en ze ging me voor naar haar woonkamer waar de televisie aanstond en de koffie geurde. Op tafel stonden de kopjes klaar. Ze deed de televisie uit en begon over melk en suiker. Ik zag nergens mijn badkuip, maar wel een grote dobermann op de bank. Hij keek lodderig terug.

We dronken koffie.

Eerlijk is eerlijk, koffïezetten kon ze, deze mevrouw in Pijnacker. Ze vertelde ook hoe het zo gekomen was dat ze al maanden met een nooit gebruikte badkuip in haar maag zat, maar ik luisterde niet goed. Het had te maken met haar man die was overleden, daags voordat hij de badkamer ging verbouwen.

Maar dat kan u allemaal niets schelen, sloot de mevrouw het verhaal af, kom, ik zal hem u laten zien. Ik volgde haar door de keuken naar het schuurtje achter in de tuin. We moesten door dikke mist en ik dacht: marktplaats.nl, dan kom je nog eens ergens.

In de schuur stond de badkuip tegen de muur. We namen hem ter hand: de dame aan het hoofdeinde, ik aan het voeteneinde. We schuifelden door de tuin, en langs een schutting, naar de auto. Het was net alsof we een lijkkist droegen—maar gelukkig woog het niets, er zat alleen maar mist in de kuip.