Nederland

Nederland is nog best moeilijk te vinden. Het schijnt in het noordwesten van Overijssel te liggen, maar wie het intikt in een navigatiesysteem komt op een industrieterrein van Steenwijk uit. Dat is weliswaar behoorlijk in de richting, maar toch fout. Nog een keer ingetikt en er volgt een woonerf in Wanneperveen, best een mooi dorp, daar niet van, maar niet het ware Nederland.

De topografische atlas dan maar.

De kaarten 85 en 86.

Daarop is Nederland luid en duidelijk aanwezig, iets ten zuiden van Kalenberg in de Weerribben, iets ten noorden van de nederzetting Muggenbeet, iets ten westen van Scheerwolde en iets ten oosten van niets, nou ja, de Blokzijlerdijk die het oude land scheidt van het nieuwe land van de Noordoostpolder en waaraan zulke gehuchten als Baarlo en Blankenham liggen. Aan de rand van laatstgenoemde plaats staat een oud kanon dat ooit de boeren waarschuwde voor hoog water in de Zuiderzee. Voor het laatst werd het afgevuurd in 1928, door kanonnier Van der Linden.

Wat een wereld.

Baarlo bestaat uit enkele boerderijen en een kerkhof. De omliggende velden zijn wit van de sneeuw, maar voorzien van duizenden, rumoerige, donkere vlekken: snaterende ganzen. In hun midden bevinden zich ook zwanen, maar die houden zich rustig. Aan de schuur van de laatste boerderij van Baarlo hangt een grote poster van een klein meisje met vlechten. ‘Effe checken!’ roept ze uit. Hier komt het moderne rundvlees vandaan, de tijd staat nergens meer stil.

De weg die nu richting Nederland voert, heet de Baarlingerweg. Hij slingert langs bevroren sloten, half vergane hekken en rietkragen. In de verte steken kerktorens boven de horizon uit, hier en daar stijgen rookpluimen op. Er passeert een nederzetting die op de kaart ‘t Derde Part heet en daar kruist de Baarlingerweg de Veldhuisweg. In de verte steekt een ooievaarsnest boven het land uit.

Nederland.

Er staat bij binnenkomst geen plaatsnaambord, wat jammer is. Wel is er een oud, stalen bruggetje over een bevroren water waaraan een aantal boerenwoningen liggen. De weg lust tussen hoge, kale bomen, langs de erven en de stallen waarin de koeien staan.

Ooit was Nederland een werkelijk dorp, met zelfs een school. De laatste onderwijzer heette J. de Dood, hij overleed in 1892. De turfstekers die hier destijds woonden, waren toen al achter de vervening aan getrokken, richting Kalenberg en Wetering. Nederland was bijna uitgestorven. De Dood is als naam in de streek gebleven, hij komt vooral onder rietsnijders veel voor.

Vlak buiten Nederland, bij de brug, is een rietsnijder aan het werk. Met een kleine machine snijdt hij het riet dat hij vervolgens in grote bundels tegen elkaar zet. Hij heet niet De Dood, wat behoorlijk zou vloeken bij zijn gezonde, rode kop. Hij hoopt dat het harder gaat vriezen, dan kan het riet vanaf het ijs worden gesneden. Verder geen spraakzaam type.

Nederland.

Pas bij het verlaten van de nederzetting, de weg voert nu richting Wetering en Scheerwolde, duikt een plaatsnaambord op, wat op de een of andere manier symbolisch kan heten: pas als je er weg bent, ben je er geweest, in Nederland—het bestaat alleen in de spiegel. Dit geldt uiteraard alleen voor hen die Nederland zo benaderen als hierboven beschreven.