Zwanger

Sommige straten hebben het. Bij zomerse warmte worden ze stil; van die verlaten straten worden het dan. De hitte trilt boven het asfalt. De huizen lijken onbewoond. Er is nergens schaduw.

In zo’n straat, nog een lange ook, met de zon er pal boven, liep een zwangere vrouw. Ze was een maand of acht onderweg: eerst kwam haar buik, daarna zijzelf.

Ze droeg een wijde broek van een flodderige, lichtbruine stof, Afrikaanse sandalen met een ingewikkeld vlechtwerk van riempjes rond de enkels en een wit herenoverhemd dat van boven royaal openstond. Aan haar bestofte voeten waren de nagels roze gelakt, maar al een tijdje geleden: de lak was hier en daar verdwenen.

De vrouw was blond. Ze had een hoop haar, en ze droeg het opgestoken. Aan haar oren bungelden grote, zilveren hangers. Ze had een ranke hals. Op haar bovenlip parelden zweetdruppeltjes.

Een hoogzwangere vrouw in de warmte straalt een soort oerkracht uit. Ze moet al dat gewicht met zich meedragen, en de enige manier om het te doen is langzaam, met beleid. Anders is ze veel te snel moe. Het lage tempo geeft de hoogzwangere vrouw in de warmte daarom iets van een tanker; op koers en niet van koers te krijgen. In figuurlijke zin heeft ze een aanzienlijke hekgolf.

Deze vrouw bewoog zich door de lange, stille, zinderende straat alsof ze niet alleen al acht maanden zwanger was, maar ook al acht maanden op stap. Ze was begonnen met lopen toen het nog koud en winderig was, en nu was ze hier—met nog een maand voor de boeg, en vele, vele straten.

Ze bewoog op die manier waarmee zwangere vrouwen zich in hun laatste weken moeten behelpen, en die er in eerste instantie wat onelegant uitziet, maar die bij nadere beschouwing van een hartveroverende schoonheid is.

Als een eend.

Een beetje wijdbeens, de voeten plat op de grond zettend, in een fikse hoek met het onderstel. Het is een loopje dat je waggelend zou kunnen noemen. Toch is dat niet het juiste woord, want waggelen neigt naar vallen, en dat doet dit zwangere loopje helemaal niet. Het is juist heel stevig waggelen—het ziet er nog ritmisch uit ook. Alsof er gelopen wordt op onhoorbare, stampende muziek.

Halverwege de straat hield de vrouw halt. Hoe vaak zie je eigenlijk op straat iemand zomaar even halt houden, gewoon om niets? Meestal staan we stil om te bellen, om in een etalage te kijken, om het gewicht van de boodschappentas van de ene kant naar de andere te verplaatsen. Maar deze hoogzwangere vrouw, die niets bij zich had behalve haar buik, hield zomaar halt, nou ja, om een haarlok van haar voorhoofd weg te schuieren, typisch een gebaar dat bij hoogzwangere vrouwen mooier is dan bij hun collega’s die alleen op stap zijn.

Ze pufte even nadrukkelijk.

Streelde met een hand over haar buik.

En vervolgde haar weg. Het duurde even voor ze weer op gang was trouwens, maar toen had ze het ritme van de waggel weer goed te pakken. Toen ze aan het einde van de straat kwam, sloeg ze rechts af, weer een stille, warme straat in, maar deze met een beetje schaduw. Haar kont stak fier achteruit, en weg was ze, de zomer in.