Hooked

 

 

 

 

 

 

‘Ik ben helemaal hooked aan die gozer,’ hoorde ik in het café een vrouwenstem zeggen.

Ik draaide me om en zag dat er een vissenmondje bij de stem hoorde, een klein, precieus mondje met een opkrullende bovenlip – en dat deed me denken aan Tsjechov, die de hengelsport bedreef en zijn geliefde, Olga Knipper, wel eens brasem noemde; een wonderlijke koosnaam, inderdaad. Hij noemde haar in zijn brieven ook wel eens paard, lief paard, hondje of hond. En als hij heel intiem werd, wilde hij haar bekloppen of al haar poten kussen. Zij op haar beurt huilde veel, en was vaak in de war: ‘Waar ik ook heen ren – overal wanden. Het leven is zo groot, zo ruim, en je ziet er niets van.’

De vrouw met het vissenmondje deed haar uitspraak tegen een vriendin met een hele grote, nogal chagrijnige mond waar een sigaret in hing. Het was lang geleden dat ik een vrouw zo zag roken en daarom keek ik er net iets te lang naar. ‘Heb ik iets van je aan?’ vroeg de vrouw zonder de sigaret uit haar mond te nemen. De toon die ze hanteerde was agressief.

Maar ik had geen zin om me uit het veld te laten slaan en schudde langzaam het hoofd. Al doende nam ik haar snel van top tot teen op, en ze had inderdaad niets van me aan. Ik had er trouwens beslist wat voor overgehad als dat wél het geval was geweest, al zou ik zo snel niet kunnen verzinnen welk kledingstuk dat dan zou moeten zijn, sokken misschien. ‘Sorry,’ zei ik.

‘Geeft niet, hoor,’ vervolgde de vrouw en ze nam de sigaret uit haar mond. ‘Maar als vrouwen met elkaar praten, willen ze niet dat een man meeluistert.’

‘Snap ik,’ zei ik en ik sloeg de krant open om te kijken of er nog wat gebeurd was in de wereld.

‘Ik heb het nog nooit zo erg gehad,’ hoorde ik nu het vissenmondje weer, ‘vroeger met Kees was het meestal drie, vier keer in de week. Maar Peter wil altijd en ik ook. Soms wil ik zelfs als hij even niet wil, hoe vind je die?’

‘Het moet niet gekker worden,’ zei de ander, ‘je hebt het helemaal te pakken.’

‘Hij kan het ook zo goed. Echt, ik wist niet dat er mannen waren die het zo goed konden. Ongelofelijk.’

Ik probeerde me op de krant te concentreren, maar er stond niets in wat me interesseerde. Eerlijk gezegd wilde ik alles van die Peter en zijn wonderbaarlijke prestaties weten. Maar het was onbeleefd om te luisteren, dat was me net nog ingeprent.

‘Ik laat me echt totally gaan bij die man, soms denk ik dat ik droom,’ vervolgde het vissenmondje – ze begon nu te overdrijven, vond ik, maar ik hield me koest en dacht nog maar eens aan Tsjechov en zijn Olga, getrouwd maar niet samen, want Tsjechov wilde een vrouw ‘die zoals de maan, niet elke dag aan de hemel verschijnt’. Zij maakte daarom carrière in Moskou, ze was een beroemde actrice, en hij zat thuis in Jalta zijn verhalen te schrijven.

‘Hij luistert wel, wedden,’ hoorde ik nu het vissenmondje zeggen. Het ging over mij, dat kon niet anders.

‘Hij luistert wel,’ beaamde haar vriendin, ‘maar hij weet niet wat hij hoort.’ En ze lachte smalend.