Afspraak

 

 

 

 

 

 

De vrouw zat in de serre van het grand café. Het was tien over elf, donderdagochtend, de zon scheen. Ze speelde met haar mobiele telefoon, zoals je ook wel eens wachtenden met hun trouwring ziet spelen.

Ze was een jaar of veertig.

Aan de goede kant nog van die magische grens, dat wel, keurig in de kleren, zorgvuldig opgemaakt – een dame, een enkele grijze haar in haar blonde kapsel. Aan haar pols een gouden horloge, Cartier.

Vanuit het café kwam een serveerster met op het dienblad een cappuccino. De koffie werd op tafel gezet, en de vrouw haalde uit haar tas een grote, rode portemonnee. Terwijl ze het benodigde kleingeld bij elkaar zocht, wiebelde de serveerster heen en weer.

Er werd gepast betaald.

De serveerster verdween weer.

De vrouw begon langzaam in haar cappuccino te roeren. Soms komen de gebeurtenissen op gang als je even nadrukkelijk iets anders doet, alsof je ze een kans moet geven – als het ware. Maar nu gebeurde dit niet.

Jammer.

Ze nam een voorzichtig slokje van haar koffie, zette het kopje snel weer terug op het schoteltje, ontkruiste haar benen, schoof wat heen en weer, sloeg het ene been over het andere en trok haar rok recht. Ze zuchtte en nam haar mobieltje ter hand. Ze belde er niet mee, maar zocht houvast.

Buiten reed een vrachtwagen van Albert Heijn voorbij, gevolgd door twee politieagenten op een mountainbike en een luidruchtige spuit- en zuigwagen van de reinigingsdienst, die werd omgeven door mannen in oranje jassen die zonder veel inspiratie grote bezems hanteerden. Toen de colonne voorbij was, was alles weer bij het oude.

Herfst in Amsterdam.

Een man kwam aangefietst.

Hij had grijs haar, bleke wangen, een snor en een regenjas aan die er goed bij paste. Hij had een kalme, bedaarde manier van fietsen, alsof hij een rol speelde. In dat kader vermeed hij het naar de serre van het grand café te kijken. Dat deed hij pas toen hij stilstond bij het fietsenrek verderop. Hij zwaaide even kort naar de vrouw en boog zich toen over zijn kettingen en sloten.

De vrouw keek toe.

Ze had even kort met een paar vingers naar de man gezwaaid, een gebaar alleen voor hem bedoeld, en zeker niet bedoeld om opgepikt te worden door toevallige passanten, en nam nu een slok van haar koffie. De nauwelijks waarneembare nervositeit toen ze nog wachtte op de man sloeg om in spijt nu hij er was. Ze had zich in hem vergist en had niet met hem af moeten spreken.

Ze haalde diep adem.

Intussen was de man klaar met zijn fiets en hij kwam op het grand café af. Hij wist zich nadrukkelijk bekeken, en dat gaf hem iets onhandigs, maar hij glimlachte dapper. Ook hij leek met iedere stap meer spijt te krijgen van de ontmoeting die op het punt stond een aanvang te nemen.

Hij betrad het café, schoof aan bij de vrouw.

De serveerster arriveerde en nam de bestelling op. Meteen nadat ze was verdwenen, viel er een ongemakkelijke stilte tussen de twee mensen die hadden afgesproken. Er zat niets anders op dan in beleefdheid een minuut of twintig met elkaar door te brengen. Ze zagen er allebei als een berg tegen op.