Tapijt

 

 

 

 

 

 

Nico is zesenvijftig, wat je noemt een charmante man. Hij is twee jaar geleden met werken gestopt, hij heeft zijn schaapjes op het droge.

Zijn droom was altijd het platteland, meer in het bijzonder: de streek rond Ootmarsum en Tubbergen, Twente. Daar kwam hij vandaan en daar wilde hij naar terug. Toen hij stopte met werken, kocht hij daar in de buurt een prachtige boerderij.

Yvette is Nico’s tweede vrouw, een stuk jonger dan hij. Bij zijn eerste vrouw heeft hij een zoon van eenentwintig die met een rugzak de wereld rondreist. Bij Yvette twee kleine kinderen, een jongen en een meisje, acht en zes. Hij is er hartstikke gek mee.

Yvette zag ertegen op naar Twente te verhuizen, maar uiteindelijk had Nico haar weten te overtuigen. Hij zou zo veel mogelijk tijd in de kinderen steken, zij kon haar eigen dingen doen. In de schuur zouden ze een complete studio voor haar bouwen. Yvette zat in het webdesign. Voor haar eerste verjaardag op het land gaf Nico haar zo’n leuk, klein BMW’tje. Kon ze makkelijk op en neer naar haar vriendinnen in de Randstad.

De kinderen aardden goed.

Tot ieders verbazing, eigenlijk.

Nico tuinierde, hij knutselde, hij las Flaubert, hij sloeg eens een balletje golf, hij plande de bouw van een paardenstal, kocht een oude Harley-Davidson en liet zijn haar groeien tot het in een kleine paardenstaart kon. Het viel hem niet op dat zijn vrouw steeds zwijgzamer werd. Of hij vond het wel prettig.

Op een dag, het was herfst, maakte hij een lange wandeling. Ook zoiets wat hij nooit deed toen hij nog in Amsterdam woonde. Yvette was naar Enschede om boodschappen te doen. Ze was na de koffie vertrokken.

Halverwege sloeg Nico een rul zandpad in. Het liep langs de boerderij van ene Bennie, die Nico nog nooit had gezien, maar die volgens de plaatselijke bevolking een rare was, een gozer van een jaar of dertig die volhardde in het boeren en met niemand omging. Op het erf stond precies zo’n BMW’tje als Yvette had, dezelfde kleur zelfs, maar niets in Nico sloeg alarm.

Heel apart, toch wel.

Toen hij vlakbij was, het pad liep verderop het bos in en voerde via een lange lus naar de achtertuin van zijn eigen huis, kwam net zijn vrouw te voorschijn. Dat registreerde Nico wel, maar hij bleef doorlopen, langzamer, dat wel. De man die Bennie moest zijn had een arm om Yvettes middel geslagen. Ze lachte en de man zoende haar. Het was duidelijk dat het niet de eerste keer was dat hij dat deed. Yvette sloeg haar armen om zijn hals. En op dat moment pas zag ze haar man op het pad een bocht omslaan. Ze maakte zich los van Bennie en holde naar haar auto.

’s Avonds hadden ze ruzie. Het speelde al een tijdje met Bennie, biechtte Yvette op. Ze kon er niets aan doen. Het zou wel overgaan, hoopte ze. Meer troost kon ze haar man niet bieden. Ze moest eerlijk zijn, zei ze, en het was hard.

Nico huilde die avond voor het eerst sinds de dood van zijn moeder vijfentwintig jaar geleden. Het tapijt van zijn leven was onder hem weggetrokken.