Antwerpen
We waren in Antwerpen. De zon scheen in de Schelde.
‘We moeten naar Walter,’ zei mijn vrouw opgewonden.
Ik ken geen Walter, maar ik ken mijn vrouw – dus daar gingen we, op naar Walter.
Walter zit in een hippe buurt van Antwerpen, wat heet – in het modemekka rond de Nationalenstraat waar ook de ModeNatie is gevestigd.
Goed, we waren er zo.
Walter zat in een oude garage in een stoffig zijstraatje. Hij was er zelf niet, en dat was jammer. Een man die Walter heet, en dan ook nog Van Beirendonck; die wil je van dichtbij bekijken: ziet hij er zo knoestig en bebaard uit als zijn naam klinkt, of is het een magere, bleke homo – ik bedoel; je weet het niet met een modekoning.
Maar ook zonder Walter was het boeiend bij Walter. Zo stond er midden in de oude garage een houten chalet waarin enkele kledingstukken hingen, Tiroler jurken en lederhosen. Als het aan Walter ligt, is dat de toekomst.
Verder waren er veel honden te zien. Maar het aardige was dat ze van porselein waren, of van steen, misschien zelfs wel opgezet, en dat iemand aluminiumfolie om hun koppen had gedraaid, misschien Walter zelf wel. Ook stonden hier en daar alleraardigste hondenhokken opgesteld, van prachtig gelamineerd hout, maar ze hadden geen ingang.
Behalve het chalet waren in de garage ook nog enkele kledingrekken. Anders dan in andere winkels hingen ze hier niet vol. Om de twintig centimeter hing een broek, of een rok, of een ander onduidelijk gewaad met epauletten. We hoefden dus niet als gekken te graaien, maar konden in rustige contemplatie langs de koopwaar dwalen.
Het had wel wat.
We kwamen bij een plateau waarop twee wollen truien lagen. De ene trui was blauw, de andere groen. Zowel het blauw als het groen deed zeer aan de ogen. In het breiwerk was met wit een Noors motief verwerkt, een rendiergewei of iets dergelijks. Het waren exact de truien van Plien en Bianca van het gelijknamige duo, dat in Nederland samen met postbode Siemen zo’n furore heeft gemaakt.
‘Goh,’ zei mijn vrouw, ‘die Walter.’
We staarden in eerbiedige stilte naar de twee truien. Je kon Plien en Bianca er zo in denken. Om hen heen doemde dan vanzelf een Hollands polderlandschap op. Werden zij nou gekleed door Walter of keek Walter naar Villa Achterwerk om op ideeën te komen?
Alles kan.
We verlieten de garage.
‘Wat nu?’ vroeg ik.
‘Dries,’ zei mijn vrouw en daar gingen we, op naar Dries van Noten, een man die klinkt als een chocoladereep.
Onderweg kwamen we langs tientallen leuke, hippe, trendy zaken. Ze stonden allemaal in ons leuke, hippe, trendy reisgidsje. Boeiend, om dat eens mee te maken.
Toch hing er wel een gevoel van teleurstelling tussen de echtelieden. Die verdomde Walter had er met de pet naar gegooid. Aan de andere kant: de pet gaat het helemaal maken, dit najaar.