Echo

 

 

 

 

 

 

‘Hè toe, schat, kom op, laat zien,’ drong de man aan en hij sloeg een arm om de vrouw heen.

‘Je ziet er niks op,’ mompelde de vrouw.

‘Natuurlijk zie je er iets op, anders loop je er niet mee rond. Kom op, of ben je bang voor me?’

‘Nee, waarom zou ik?’

‘Nou ja,’ zei de man nonchalant, ‘het zou toch kunnen? Zo leuk ben ik niet. Kom, laat zien die echo! Ik heb er nog nooit eentje gezien, weet je dat?’

De vrouw keek de man sceptisch aan. Alsof hij haar al vaker iets op de mouw had gespeld.

De man keek terug.

De vrouw zuchtte, haakte haar tas van het fietsstuur, ritste hem open en begon erin te rommelen.

De man keek even om zich heen. Het was nog vroeg. Een uur of tien, in de Leidsestraat in Amsterdam. De meeste winkels waren dicht. In de portiek van een pizzeria lag een zwerver te slapen. In de verte naderde een tram. De man wierp snel een blik op zijn horloge, en drukte toen de vrouw tegen zich aan. ‘Heb je hem?’ vroeg hij. En even leek het alsof hij haar oor wilde zoenen.

‘Niet doen,’ zei de vrouw. Ze had een dikke Filofax-agenda in haar hand.

‘Ik doe toch niets,’ lachte de man, maar hij haalde wel zijn arm om haar schouder weg.

De vrouw viste een polaroidfoto uit een vakje in de agenda. Ze liet hem zien. ‘Kijk,’ zei ze, en met de nagel van haar wijsvinger wees ze een vlekje op de foto aan. De nagel was rood.

‘Wat is het?’ vroeg de man, die iets vooroverboog. ‘Een jongetje of een meisje?’

‘Dat kun je niet zien op de foto,’ zei de vrouw, ‘en ik wil het ook niet weten. Dat is spannender.’

De man zweeg.

‘Oké, nu heb je het wel gezien, hè?’ De vrouw stopte de foto terug in de agenda en de agenda terug in de tas, die ze daarna snel dichtritste – alsof de inhoud het anders koud zou krijgen. Er zat ook iets boos in het gebaar. Ze had de foto niet moeten laten zien. Ze haakte de tas weer aan haar stuur.

‘En verder?’ vroeg de man.

‘En verder wát?’

‘Hoe gaat het met je?’

‘Goed, heel goed, fantastisch. Ik ben eindelijk zwanger. En ik heb een leuke man.’ Ze stond nu klaar om weg te fietsen, de fiets tussen haar benen, de billen bijna op het zadel, de linkervoet al op de trapper. ‘En jij, gaat het een beetje?’

‘Z’n gangetje,’ antwoordde de man. Zijn blik had de hare losgelaten. De tram, die eraan kwam, remde af voor de halte iets verderop.

‘Oké, nou ja, ik zie je wel weer, hè,’ zei de vrouw luchtig. Ze wipte op het zadel en reed weg, de eerste meters slingerend, maar toen heel zeker, en steeds sneller.

De man stak de straat over naar de tramhalte en stapte in de tram. Met zijn voet op de treeplank keek hij de vrouw nog even na. Toen verdween hij naar binnen. Meteen daarna gleden de deuren dicht, en reed de tram weg.