Zeewolde

 

 

 

 

 

 

Geluk bestaat. Ik zag het in Zeewolde, geen plaats die je er onmiddellijk mee associeert, maar toch wonen er mensen.

Zeewolde.

Aan de rand van de Flevopolder, dichter bij Nijkerk en Ermelo dan bij Almere en Lelystad – aan de oevers van het Flevomeer. Aan de overkant daarvan ligt het strand van Nulde met het bijbehorende, macabere verhaal over het dode meisje en het geboetseerde hoofd.

Tsja.

Zeewolde heeft als kern een haven waar moderne bebouwing knus omheen ligt gevouwen. In plaats van een kade is er een groot plein dat begrensd wordt door het gemeentehuis, een kolossaal en onbegrijpelijk lelijk gebouw. Ernaast ligt de brandweerkazerne.

Verder bevinden zich aan het plein: een dameskapsalon, een slijterij, een opticien, wat leegstaande winkelpanden en een congrescentrum dat in Frankrijk een ‘salle polyvalente’ zou worden genoemd.

Hoeveel pleinen liggen er in Nederland aan een haven? Ik ken er niet veel, sterker: dit was het eerste plein dat ik zo zag liggen. Tegelijkertijd: zelden zo’n levenloos plein gezien – een dood plein, aan een haven waar trouwens ook maar weinig in gebeurde.

Terug naar het geluk.

Het speelde zich af op De Ree, een straat aan het einde van de haven. Op een keurig geschoren gazon werd een huwelijksreportage gemaakt. Zoiets mag ik graag zien: een bruid in het wit, met ferme, blote schouders, een lange sleep en heel veel haar dat in kunstige slierten hoog op het hoofd is getast, een bruidegom met een dun snorretje, een iets te groot donker pak en van dat Doekle Terpstra-haar; korte pieken die stijf staan van de gel, een uitgeschoren nekje.

Maar ze gingen ervoor, voor hun geluk, dit jonge bruidspaar dat nauwelijks van elkaar af kon blijven. Er was ook al een baby, onder oma’s hoede in een karretje – een kind uit een vorige verbintenis, of toch een baby van hen beiden? Het was niet te zien. Wel was er veel verliefdheid in beeld, met op de achtergrond het kabbelende water van het Flevomeer, de lucht die dreigend was.

Het meest frappante was dat de jonge echtelieden elkaar in leeftijd niet veel ontliepen, maar dat de vrouw, het meisje nog, er al helemaal volwassen uitzag, en de bruidegom nog lang niet; hij was nog echt een jongen. Zo keek hij ook naar zijn vrouw: met bewondering, ontzag, ja zelfs een beetje angst. Vandaag was de dag dat hij haar voor het eerst als vrouw zag, misschien leek hij daarom zo klein, breekbaar en kinderlijk.

Maar ze straalden!

Na de foto’s verplaatste het bruidspaar zich naar het partyschip, dat lag aangemeerd bij het plein voor het gemeentehuis. Daar werden nog wat meer foto’s gemaakt, op de voorplecht, bij de loopplank, op het dek – dat werk. In de salon van het schip zat een dertigtal gasten, allen met een oranje corsage op. Ze wachtten geduldig tot het bruidspaar binnenkwam en zich in hun midden voegde. Erg levendig ging het er niet aan toe.

De dochter van de kapitein hielp intussen haar vader met het losgooien van de trossen, en even later voer het schip de haven uit, nog meer geluk tegemoet, en daarna het echte leven in Zeewolde.