27

 

Voorbereidingen

 

 

 

 

 

Naar school gaan in haar nieuwe woonplaats is normaal geworden. Ze denkt niet vaak meer aan haar oude school. Dat is veel sneller gegaan dan ze gedacht had. Het onderscheid tussen oud en nieuw vervaagt snel. Van Polly weet ze dat Jade inmiddels in Harderwijk naar school gaat. De officiële reden is dat die school het geloof centraler plaatst. Ze weet niet wat je nog méér kunt doen dan elke dag beginnen met een gebed, dagelijkse Bijbelbesprekingen en het gebruik van aangepaste biologieboeken. En het was wel zo aardig geweest om iets van een afscheidsfeestje te geven voor haar vriendinnen. Maar ja, dat komt misschien nog een keer en voorlopig gaat ze haar liever uit de weg.

Vandaag is het allesbehalve een normale dag. Al bij de eerste les gaan de briefjes heen en weer. Aardrijkskunde leent zich daar goed voor. Mevrouw Klaskens lijkt streng met haar grijze knotje en bottige gestalte, maar zolang de klas stil is, ziet ze veel door de vingers en vooral tijdens het eerste gedeelte van de les, dat is ingeruimd voor Bijbelstudie, zoals bij alle eerste lesuren. Het is de ideale les voor de Afgezanten om afspraken te maken. De briefjes gaan rond voor háár. De genoemde tijd en plaats is geen vraag, maar een mededeling.

De eerstvolgende keer dat ze weer naar de ijskelder gaat, zal haar moeder daar ook zijn. Nu het bijna zover is, is ze er heel rustig onder. Het gaat gebeuren. Het exacte tijdstip doet er niet toe. Er komt een eind aan alle ellende en dat vooruitzicht is een enorme opluchting, die zich, haast tot haar verbazing, niet manifesteert met euforie, blijdschap en opwinding, maar als een zee van kalmte. Rimpelloos water, dat stil is blijven liggen na moe gebeukt te zijn van het slaan tegen de rotsen.

In de pauze trekt ze een Bounty uit de automaat en eet tegen haar gewoonte beide delen achter elkaar op. Maarten zit tijdens de lessen nog steeds naast haar, maar hij kijkt niet op of om, is altijd bezig met zijn boeken, en in de pauzes zit hij meestal in de mediatheek tussen de twee of drie andere nerds die de school telt. In de grote pauze gaat zij naar de gymzaal voor haar krachttraining met gewichten. Het is niet opzienbarend veel die veertig minuten, te weinig eigenlijk, maar de herhaling compenseert. Nog nooit was ze zo gespierd. Sterk zijn is belangrijk. Kijk wat er met Jade is gebeurd. Aanvankelijk begreep ze niet goed waar die drang om te trainen vandaan kwam, maar nu is ze blij dat ze haar intuïtie heeft gevolgd. Ze is sterk.

 

Na schooltijd wacht ze Geert-Jan op in de fietsenstalling. Om tijd te rekken doet ze er lang over om haar fiets van het slot te halen. Intussen stroomt de school leeg. Vanuit haar ooghoeken ziet ze dat Ditteke haar armen om Geert-Jans nek slaat en zich dicht tegen hem aan drukt. Glimlachend, alsof het een spelletje is, haalt hij haar armen een voor een weg. Prima opgelost. Het is niet nodig om haar te kwetsen. Ditteke lijkt het goed op te vatten. Ze glimlacht zelfs terug. Even later scheurt ze weg op haar scooter; een plastic tasje bengelt aan het stuur.

Zodra Ditteke uit zicht is, zoeken haar ogen de zijne. Hij komt naar haar toe, zet zijn handen op haar schouders en weet met slechts minieme druk van zijn vingertoppen haar zenuwen te prikkelen. Als een siddering trekt zijn aanraking door haar lichaam. Die landt in haar borstkas, verspreidt zich vluchtig over haar schouders en armen naar haar vingers en schiet dan door naar haar buikstreek om ten slotte via haar benen in haar voeten uit te monden. De grond eronder voelt ze niet meer; het lijkt of hij haar een paar centimeter heeft opgetild. Ze hoopt dat hij haar kust. Nu is ze daarop voorbereid, ze wil het, maar hij laat haar los, drukt haar tegen de muur en plaatst zijn handen aan weerszijden van haar hoofd. Fragmenten uit de nachtmerrie over Jade en het mierenleger dringen zich op. Geert-Jan kan zoveel met zo weinig dat het niet totaal ondenkbaar is dat hij zijn handen om haar gezicht legt en langzaam haar huid afstroopt, over haar schouders en heupen, totdat er een slordig gevouwen catsuit om haar voeten ligt, waar hij haar vervolgens uit helpt door galant zijn hand uit te steken. Eén stap en nog één en ze is vrij van huid. Een binnenstebuiten Tes.

‘Hoe voel je je?’ vraagt hij.

‘Goed,’ stamelt ze.

‘Je moet je meest dierbare herinnering aan je moeder meenemen.’

Die heeft ze verloren. ‘Ik heb een foto. Is dat goed?’ Het portret op haar bureau, de gebruinde huid van haar moeder, haar glimlach en haar witte tanden.

‘Ja.’

‘Is dat alles?’

Gedurende een fractie van een seconde vernauwen zijn ogen zich. Waarschijnlijk was haar antwoord te brutaal en met neergeslagen ogen wacht ze de rest af.

‘Tes, kun jij mij garanderen dat je hoofd vrij is van negatieve gedachten? Anders hoeven we er niet aan te beginnen. Daar komt ze niet voor.’

Natuurlijk niet. Dat snapt zij ook wel. Maar hoe moet ze dat doen? Doorgaans is ze niet eens de baas over haar gedachten.

‘En kijk me aan als ik tegen je praat.’

‘Ja, sorry, ik, eh... natuurlijk. Alles is in orde.’ Ze schudt haar hoofd heen en weer, waarbij ze hard de muur raakt. ‘Kijk maar, helemaal leeg, zit niks meer in.’

Met een tikje tegen haar wang neemt hij afscheid. ‘Goed, zo. Hou dat vast.’

 

Thuis wil Tes doorlopen naar haar kamer. Ze is van plan zichzelf zoveel mogelijk af te zonderen tot het tijd is, maar in de gang springt Tony uitgelaten blaffend tegen haar op.

‘Tony, af!’ hoort ze haar tante roepen.

Kwispelend blijft hij staan. De deur van de woonkamer gaat open en haar tante loopt op haar af. ‘Hallo, Tes! Wat een meevaller dat je zo vroeg thuis bent, dan kunnen we eerder weg.’

Weg? Help! Haar tante omhelst haar en ze ruikt de frisse geur van zeep en een eenvoudig parfum. Schutterig volgt ze haar de kamer in. De haard brandt en op de lage tafel staat een pot thee op een lichtje en een schaal koekjes. Zo wil iedereen thuiskomen. Een golf van heimwee overspoelt haar. Niet dat haar moeder dit soort dingen deed, die was daar veel te chaotisch voor. Het is het idee van thuisdat zo’n pijn doet. Het liefst zou ze nu op de bank neerploffen en zich tegen haar tante aan vlijen om zich door haar te laten vertroetelen, alsof ze een achtjarig kind is dat een dagje mag thuisblijven van school, maar dat kan niet.

‘Je kijkt zo verbaasd. Je weet toch dat de steen voor je moeder af is?’

De steen.

‘Je nichtjes maken nu al ruzie bij wie je op de kamer gaat logeren. Morgen gaan we er met z’n allen naartoe en je oom brengt je terug. Hij moet toevallig in Utrecht zijn, dus dat komt goed uit.’

‘Heb je mijn mail niet gehad?’

Tante Angela haalt haar schouders op. ‘Welke mail? Ik kijk niet elke dag. Ik denk maar zo: als er iets belangrijks is, weten mensen mij wel te vinden, daar heb ik geen computer voor nodig.’ Ze pauzeert even. ‘Wat stond erin?’

Best rot. Haar tante is altijd goed voor haar geweest en nu dit. Ze heeft het hart niet om te zeggen dat ze niet meegaat, maar het zal toch moeten. ‘Nou, dat het nu niet zo goed uitkomt. Het is druk op school. Ze geven hier bergen huiswerk en ik ben achter. Godsdienst telt hier zwaar mee en dat heb ik in Limburg nooit gehad. O ja, maandag proefwerk Duits. Daar sta ik onvoldoende voor. Dit is mijn kans om die weg te werken.’

Haar tante wuift haar bezwaren opgeruimd weg. ‘Lieverdje, maak niet overal zo’n punt van. Je werkt veel te hard. Dat zie ik toch. En je moeder is echt belangrijker, hoor. Die is wel een onvoldoende voor Duits waard, als het daarom gaat.’

‘Kan die steen niet een andere keer?’

Angela schenkt thee in en schuift het glas door. ‘We hebben dit al maanden geleden afgesproken en morgen is het zaterdag. Tijd zat voor je huiswerk en je andere weekendbezigheden.’

Weekendbezigheden, zo kun je het ook noemen… Ze roert in haar thee. Er zit geen suiker in en ze weet dat haar tante dat weet. Ze eet een koekje om tijd te winnen en heel even de illusie van een normaal leven te laten bestaan. ‘Ik kan echt niet mee. Het spijt me.’

‘Ik begrijp niet dat je dan niet gebeld hebt. Maar aan de andere kant kan ik mij ook niet voorstellen dat jij afspraken hebt die belangrijker zijn dan deze.’

‘Het is toch zo, en jij had ook even kunnen bellen. Die afspraak is van maanden geleden. Logisch dat er dan iets tussen komt.’

‘Wat is daar logisch aan? Het spijt me, Tes, maar ik ga dit met je vader bespreken als hij straks komt. Ik ken je bijna niet meer terug.’

Met open mond kijkt ze haar tante aan. ‘Wat bedoel je?’

‘Je bent veranderd en niet ten goede. De vorige keer zag ik dat ook al. Het is alleen maar erger geworden.’

‘Ik ben nog precies dezelfde.’

Angela schudt resoluut haar hoofd. ‘Ik denk dat je hulp nodig hebt.’

Ineens ziet ze haar vergissing in. Hoe kon ze zo dom zijn? Haar tante staat aan de verkeerde kant. Ze was er bijna in getrapt. ‘Hulp? Wat voor hulp?’ Meer durft ze niet te zeggen. Haar stem trilt en dat wil ze niet. Haar tantes woorden mogen dat effect niet op haar hebben.

‘Een paar gesprekken met een psycholoog doen soms al wonderen. Dat is niets om je voor te schamen. Er is veel gebeurd. Daar reageer je op, lichamelijk en geestelijk.’

Tes staat op. ‘Leuk dat je er bent, maar als je het niet erg vindt, dan ga ik nu naar mijn kamer. Misschien is het voor jou niet belangrijk, maar ik wil wél voldoendes halen. En voor alle duidelijkheid: ik ga níét mee.’

 

Twee uur later komt haar vader thuis. Angela heeft op hem gewacht. Tussendoor is ze lang met Tony het bos in geweest. Fijn voor hem, kon hij eindelijk weer eens buurten bij zijn favoriete bomen. Het zit haar dwars dat haar tante voor niets is gekomen. Ze had die mail eerder kunnen sturen of een sms’je. Bellen heeft ze niet overwogen, dan was het veel moeilijker geweest om eronderuit te komen. Haar tante moest een beeld afleveren in Amersfoort, dus heeft ze geen al te grote omweg hoeven maken. Natuurlijk is ze wel een beetje veranderd. Vroeger is ontzettend lang geleden. Ze zit nu op een andere school, heeft nieuwe vrienden en woont bij haar vader. Maar het zou belachelijk zijn om daarvoor in therapie te moeten. Wat zou zo’n psycholoog dan tegen je zeggen? Dat alles anders is. Maar dat weet ze dus wel.

Haar vader laat eten bezorgen van de Thai. De salontafel bij het vuur staat vol met kommen. Hij blijkt verrassend goed met de stokjes overweg te kunnen. Het geeft hem iets losjes. Zo lijkt hij weer op de man die haar vertelde over de ontmoeting met haar moeder, die lachte en vrolijk was. Gelukkig staat hij wel aan haar kant en vindt hij net als zij dat haar tante overdrijft.

‘Misschien had je nog een keer kunnen bellen. Nu dacht Tes dat het een los-vaste afspraak was.’

‘Ik maak alleen vaste afspraken.’ Haar tante schuift de laatste twee vegetarische loempiaatjes op het bord van Tes. ‘We moeten maar een nieuwe afspraak maken. Het zal Tes goeddoen om het graf van haar moeder te zien.’

Dat is een heel merkwaardige opmerking. Wat is haar tante veranderd. Ze kan zich nog amper voorstellen dat ze de zus van haar moeder was. Is ze officieel nog wel familie? Ze is blij dat haar vader haar van repliek weet te dienen. Hij is niet snel onder de indruk en maakt net als Maarten de dingen graag overzichtelijk.

‘In het begin had ze het moeilijk. Het duurde even eer ze aansluiting vond bij de klas. Alle groepjes waren al gevormd. Het is niet eenvoudig om daar dan tussen te komen. Dat weet jij ook nog wel van vroeger. Ik vind het knap van Tes dat haar dat gelukt is.’

‘Wat voor vrienden zijn dat dan? Zie je niet hoe ze eruitziet?’

Allebei kijken ze nu naar haar. Probeer dan maar eens de rijst niet tussen je stokjes vandaan te laten vallen.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Ik zie niets bijzonders. Tes is altijd al een fijn poppetje geweest. Dat heb je met dat turnen. Dat zijn niet de zwaarsten.’

‘Ik vind het erg jammer dat je mijn suggestie van een psycholoog niet in overweging wilt nemen.’

‘Mijn dochter is gezond.’

‘Dat bedoel ik niet.’ Haar tante kijkt haar zo lang aan dat het een test lijkt om te zien wie als eerste met haar ogen knippert. ‘Tes, dat kettinkje dat je van je moeder gekregen hebt, waarom heb je dat niet om?’

‘Ik ben bang dat-ie kwijtraakt.’

‘Waarom? Ik weet dat er iets met het slotje was, maar dat had Eric toch gemaakt?’

Ze dacht dat ze zou winnen, zo makkelijk kwam de leugen eruit, maar ze heeft al geknipperd. ‘Ik hoef toch niet elke dag dezelfde ketting om?’

‘Of ben je hem soms al kwijt?’ Nu knippert haar tante ook.

‘Nee, hoor, hij is gewoon ergens.’

‘Het is maar een ketting,’ zegt haar vader.

Het lijkt het sein voor haar tante om op te breken, want het is nog een heel eind rijden terug naar de heuvels. Tes loopt met haar mee naar de auto. Niet dat ze het daarmee goed kan maken, maar dingen worden vanzelf normaal als je maar hardnekkig blijft volhouden dat ze normaal zijn.

Tony zit onbeweeglijk als een sfinx midden op het pad naast de garage met zijn kop naar het veld gekeerd. Angela loopt op hem af, hurkt bij hem neer, neemt zijn kop tussen haar handen en kijkt hem lang aan. Dan geeft ze hem een aai over zijn kop en staat weer op. Tony komt ook overeind. Het valt Tes nu pas op hoe stram zijn bewegingen zijn. Ze weet eigenlijk niet eens hoe oud het beest is. Hij gaat naast haar tante staan en tuurt met haar mee naar het donkere bos in de verte. Verwonderd slaat Tes hen gade.

‘Waar kijk je naar?’

Angela draait zich om. ‘Ik wil je niet bang maken, maar daar in het bos, daar is iets. Heb je weleens… iets gemerkt?’

‘Toen ik hier net woonde, zag ik een keer voetstappen onder mijn raam.’ Dat is tenminste waar.

‘O, ja?’ Ze omarmt haar kort en stevig. ‘Ga dat bos niet meer in. Voor Tony is het niet nodig. Die redt zich wel.’

Tes klemt haar armen om haar tantes hals. Haar aanwezigheid, haar geur, veel zoeter dan die van haar moeder, de welving van haar borsten onder haar blouse, te zomers voor het jaargetijde, ze kan haar niet laten gaan. ‘Kun je niet blijven?’

Angela pakt haar hoofd tussen haar handen, precies zoals ze dat bij Tony deed. ‘Lieverdje, dat gaat niet, je nichtjes wachten op me. De volgende keer dat we elkaar zien, is in Limburg. Dan zorg jij dat je het wat minder druk hebt, afgesproken?’

‘Oké.’

‘Beloof je me dat je het bos niet meer in gaat?’

Misschien is haar tante bij de ijskelder geweest. Ze waren er lang genoeg voor weg. Maar dat geeft niet, er is nu niemand. Dat weet ze zeker, want de volgende keer dat de ijskelder in gebruik is, is zij er ook. Plus een gast. ‘Oké.’

‘Goed zo.’ Haar tante wrijft even haar neus tegen de hare en laat haar dan los. Ze stapt in haar auto en rijdt achteruit de oprit af. Eenmaal op de weg geeft ze gas. De rode lichten krimpen tot twee gloeiende puntjes in het donker en schieten dan weg.