14

 

Ochtend

 

 

 

 

 

Ze ligt nog in bed, sluit haar ogen en doet het spelletje dat ze als kind vaak deed. Kijken naar de duisternis achter haar eigen oogleden. Paarse vlekken schieten naar voren en verdwijnen als kometen in het zwart. Ze komen linksonder binnen en reizen door naar rechtsboven. Zolang ze haar ogen dichthoudt, blijven ze komen, de een na de ander met regelmatige intervallen. Ze volgt ze zolang ze kan, maar zodra ze haar ogen opent, bestaan ze niet meer. Een parallelle wereld. Het is vredig daar. Er gebeurt helemaal niets. Alles wordt alleen tot in het oneindige herhaald.

Je kunt ook je ogen heel stijf dichtknijpen. Dan zie je lichtflitsen en als je ze weer opendoet en hard genoeg hebt geknepen, sterretjes.

 

Sinds ze haar vader heeft gevraagd of hij denkt dat je met dode mensen in contact kunt komen, doet hij raar. Hij wil dat ze met de mentor van school gaat praten. Dat is Van Zanten. Maar ze heeft niks met die kabouter. Ze zoekt het zelf wel uit. Je tikt ‘contact’ en ‘doden’ in op Google, drukt op ‘enter’ en klaar. Of bijna. Het zoekresultaat dient nog wel geschift te worden. Op YouTubeheeft ze filmpjes gezien van bezeten mensen. Maarten heeft haar verteld over de broederschappen van vrijmetselaars en rozenkruisers, die al eeuwenlang bestaan. Zij herkennen elkaar overal ter wereld, maar als jij tegenover zo iemand in de trein zit, zie je het niet. Stiekem verkneukelen ze zich om de mensen die ze buitensluiten. Daar heeft zij geen behoefte aan. Integendeel.

Vera vroeg of ze een weekend naar Maastricht wilde komen voor de classificatiewedstrijden. Ze had al ja gezegd, blij met de spontane uitnodiging, voordat ze hoorde dat het extra leuk zou worden omdat Irene nu ook op turnen zat. Ja, hoor. Gelukkig had ze een goede smoes paraat. Eentje waar niemand hardop aan zou durven twijfelen. Bij nader inzien kon ze het geestelijk toch nog niet aan om naar Maastricht te komen. Heel plausibel toch? Maar nog even en dan zouden leraren haar niet meer een hoger cijfer geven dan ze verdiende en dan zou haar vader niet meer pikken dat ze precies deed wat ze zelf wilde. Dan had het wel lang genoeg geduurd en was ze weer een gewoon meisje in plaats van dat kind met die dode moeder. En weet je hoe het gebeurd is? Zo bizar. Fluister, fluister, bla, bla, bla.

Haar tante had gezegd dat de pijn na verloop van tijd minder zou worden. Dat het een plaats zou krijgen. Maar er is maar één manier waarop dat kan. Als het niet gebeurd zou zijn. Haar hele leven met haar moeder is zo’n beetje gereduceerd tot die ene minuut op haar verjaardag.

Op dezelfde dag dat Vera haar belde, kreeg ze ook een mailtje van Eric. Het leek wel nationale memoriedag. Hij wilde langskomen, maar met hem wil ze absoluut niets meer te maken hebben. Niet dat hij niet aardig was, maar ze past ervoor om samen met hem herinneringen op te halen. Dan ging hij nog denken dat hij meer was dan een eendagsvlieg in het bestaan van haar moeder. Hij was er simpelweg te kort om enig recht van spreken te hebben.

 

Vannacht heeft het een klein beetje gevroren. Op het ruige veld tussen de bungalow en het bos ligt een laagje rijp. Als er nog voetstappen onder haar raam zouden liggen, dan zijn de omtrekken nu aan de aarde vastgehecht. Ze heeft nooit gekeken of er nieuwe bij zijn gekomen. Dat wil ze niet weten. Het idee dat daar onbekenden hebben gestaan, terwijl zij in bed lag, jaagt haar nog steeds angst aan. Het is overigens waarschijnlijk dat die personen inmiddels geen vreemden meer zijn.