18

 

Overrompeld

 

 

 

 

 

Vandaag heeft ze zin om zich extra leuk aan te kleden, in haar eigen stijl. Dus trekt ze het rokje aan dat ze op de eerste dag aan wilde doen, laarsjes met hakken en een angoratruitje van de kringloop. Ze voelt zich fit, ook al lag ze er laat in. Eindelijk heeft ze weer eens goed geslapen en niet gedroomd. Toen ze gisteravond thuiskwam, liep ze in de gang haar vader tegen het lijf met een glas wijn in zijn hand. Ongerust was hij niet, want hij dacht dat ze al sliep en was van plan voordat hij naar bed ging even bij haar te kijken. Nu kwam hij op het geluid af en toonde zich verbaasd haar aan te treffen. Ze zei dat ze bij iemand van school huiswerk had gemaakt en dat ze de tijd waren vergeten. In plaats van met vragen of verwijten te komen en dan zonder haar antwoord af te wachten met dat kenmerkende knikje van hem door te lopen naar zijn eigen kamer, had hij gezegd dat hij haar misschien ook kon helpen met haar huiswerk. Tenminste, met bepaalde vakken waarvan zijn kennis niet al te ver was weggezakt. Dan hoefde ze niet bij nacht en ontij ’s avonds de deur uit. Het ging hem namelijk aan het hart dat ze samen in één huis woonden en ieder hun eigen leven leidden. Dat was haar van hem meegevallen. Misschien heeft ze te snel haar mening over hem klaar gehad.

Het mes had ze voordat ze naar binnen ging verborgen in de struiken achter de garage. Niet omdat ze bang was dat Gijs het zou vinden, maar omdat ze het niet in haar eigen huis wilde bewaren. Het vormt de schakel tussen haar en Geert-Jan. Ze merkt hoe ze naar hem toe gezogen wordt. De weinige plekken waar ze ‘buut vrij’ kan zeggen, mag ze niet in de waagschaal stellen. Ergens moet een veilige plek voor haar zijn. Het huis van haar vader is dat niet eens helemaal. Tony is er en beschermt haar soms op het irritante af, maar aan de andere kant zijn er de gebeurtenissen in haar kamer. In Maastricht ging er nooit iets stuk. Ragfijn en uniek servies stond soms wekenlang achteloos opgestapeld naast de afwasmachine stof te vergaren.

Ze haalt haar fiets uit de garage. De auto van haar vader staat er niet meer. Ze heeft hem niet weg horen gaan. Dat moet heel vroeg geweest zijn. Het geeft haar de kans om de sleutel weer terug te hangen. Dat had ze liever gisteravond gedaan, maar ze was bang om hem nogmaals in de gang tegen te komen. Leg dan maar eens uit wat je in de kelder te zoeken hebt. Achteraf gezien was het beter geweest als ze de deur van de fabriek open had laten staan in plaats van die achter zich dicht te trekken.

Het fluwelen pakket ligt op de plaats waar ze het heeft achtergelaten. Ze doet het in een plastic zak en propt die in haar rugzak.

Als ze het huis van Maarten passeert, komt hij net de weg oprijden, uitgezwaaid door zijn moeder en broertje. Hij voegt zich naast haar. Dat kan ze nu niet gebruiken, maar het was niet te vermijden. Voor zijn rechteroog draagt hij een zwart ooglapje, van het soort dat je ziet in piratenfilms en waarvan je niet verwacht dat ze in de echte wereld ook gebruikt worden.

‘Wat heb jij nou?’

‘Dat zie je toch?’

‘Was je daarom niet op school?’

‘Klopt. Ik moest een paar dagen thuisblijven vanwege de kans op infectie.’

Ze kan zich haast niet voorstellen dat hij iets heeft overgehouden aan de vechtpartij met Geert-Jan. ‘Dan kon je lekker aan de studie.’

‘Valt mee. Ik had er behoorlijk veel last van, maar nu gaat het beter.’

‘Komt het door vorige week?’

‘Ja, souvenirtje van Geert-Jan.’

‘Ik dacht dat het wel meeviel.’

‘Dat dacht ik eerst ook, maar het bleef bloeden en ik zag er niks mee. Mijn moeder schrok zich rot en is midden in de nacht met me naar het ziekenhuis in Zwolle gegaan.’

Door haar rugzak heen voelt Tes de punt van het mes tegen haar rug drukken. Ze bidt dat de rits het zal houden. Door het onhandige formaat staat er veel druk op. Ze moet er niet aan denken dat het voor de ogen van Maarten op straat zal vallen. ‘En in het ziekenhuis hebben ze het goed schoongemaakt en zo?’ Na de vechtpartij met Geert-Jan was zijn rechteroog een vastgekoekte massa van geronnen bloed, aarde en dennennaalden, maar zoiets lijkt vaak erger dan het is.

‘Ze zeiden dat ik heel veel geluk gehad heb.’

‘Hoezo?’

‘Hij had iets in zijn hand. Een ijzeren pin met weerhaakjes, of misschien droeg hij een ring met een uitsteeksel eraan.’ Hij kijkt opzij. ‘Heb jij niets gezien?’

Ze laat zijn woorden tot zich doordringen. Hij heeft vaker aparte verhalen, maar dit slaat alles. ‘Nee, het zag eruit als gewoon een stomp. Wat zei de dokter?’

‘Dat het maar een haar had gescheeld of ik was mijn oog kwijt geweest. Dan was ik voor de rest van mijn leven koning Eenoog geweest. O, maar dat bedoel je niet. Ik heb gezegd dat ik een tak in mijn oog had gekregen.’

‘Als het echt zo is, moet je het aangeven.’

Ze zijn bijna bij school. ‘Tes, stop ’s.’ Voor de laatste bocht blijven ze staan, vlak bij de lantaarnpaal waar hij haar op de eerste dag zijn joggingbroek heeft geleend. ‘Snap je het dan niet? Ik wil absoluut niet dat Geert-Jan wordt opgepakt. Niet voordat ik weet hoe het zit. Als iemand je ernaar vraagt, dan heb ik een tak in mijn oog gehad.’ Zijn blik dwaalt naar haar rugzak. ‘Je tas staat open. Straks valt alles eruit.’

‘Echt waar?’ vraagt ze geschrokken.

Hij maakt aanstalten van zijn fiets af te stappen. ‘Als je even blijft staan…’

‘Nee, hoeft niet.’ Ze stept op haar trapper een paar meter bij hem vandaan en haalt voorzichtig de tas van haar rug. De rits staat maar een centimeter of tien open. Niets aan de hand. Je ziet alleen de plastic zak. Doordat de rits nu helemaal moeilijk over de punt van het mes heen gaat, staat ze even te prutsen. Al die tijd voelt ze zijn blik. Als haar tas weer dicht is, stapt ze op haar fiets en fietst haastig weg zonder erop te letten of Maarten volgt.

 

Op school wacht Jade haar op in het fietsenhok. Tes begroet haar opgewekt, maar ze groet niet terug. Met haar armen over elkaar en gekleed in een bruin trainingspak met oranje en witte banen langs de mouwen en pijpen zegt ze dat ze iets in ontvangst komt nemen. Even twijfelt Tes, maar hoe zou Jade ervan kunnen weten als Geert-Jan het niet verteld had? Zonder iets te zeggen haalt ze het pakket uit haar rugzak en overhandigt het aan haar. Ze beent ermee weg, alsof het niets weegt.

 

Onder het ochtendgebed probeert ze via de spleten tussen haar vingers te zien of er enige activiteit is. Dat zou erop kunnen duiden dat vanavond de ijskelder bezet is en dat zij er dan bij is. Op uitnodiging. Maarten zit naast haar met zijn handen voor zijn ogen en heeft niets meer gezegd. Zijn ooglapje heeft voor enige consternatie bij zijn klasgenoten gezorgd, maar omdat hij stoïcijns bleef onder hun opmerkingen, was de lol er vlug af. Was ze maar even langsgegaan in het weekend, al was het maar om hem over het huiswerk te informeren. Op de een of andere manier gedraagt ze zich steeds slecht tegenover mensen die aardig tegen haar zijn. Eventjes had ze zichzelf toch wel het huis uit kunnen slepen? Hij heeft het voor haar opgenomen tegen Geert-Jan. Dat zou niemand durven. Bovendien was het vanaf het begin een ongelijke strijd. Geert-Jan is een stuk sterker dan hij. Ook zonder weerhaakjes. Ze weet niet of ze dat moet geloven. Dat gaat wel erg ver. Maar Maarten liegt niet. Dat ooglapje is niet voor niets. Daar heeft hij geen enkel belang bij. Hij zal haar wel een krengerig ijskonijn vinden en gelijk heeft-ie. Ze weet niet of ze is veranderd of dat ze vroeger ook al zo was en zichzelf nu beter heeft leren kennen, maar ze zou op dit moment niemand aanraden vriendschap met haar te sluiten. Nou ja, de waarheid is dat ze sinds de vechtpartij geen moment aan hem heeft gedacht. Ze heeft op het moment gewoon te veel aan haar hoofd om met iedereen rekening te houden. Had ze maar wat meer energie, dan ging alles makkelijker.

De klas is merkwaardig stil. Zo te zien wordt er geconcentreerd gebeden. Jade zit met gebogen hoofd en haar handen voor haar gezicht. Haar tas staat naast haar op de grond. Die zit propvol. Een van de twee kleppen kan niet dicht. Hopelijk heeft ze het mes direct naar Geert-Jan gebracht. Het liefst had ze het zelf gedaan. Dan had ze zekerheid en ze had graag zijn gezicht gezien. Ze wil dat hij trots op haar is.

Op weg naar de kantine haalt Maarten haar in.

‘Ik moet je iets vertellen,’ fluistert hij gejaagd.

‘Nu niet!’

‘Kom vanavond naar mij.’

Met grote stappen probeert ze een voorsprong op hem te krijgen, zodat het lijkt of ze niet met elkaar praten, of in ieder geval zij niet met hem, en ze wil naar de kantine. Ze moet zich laten zien.

‘Ik zie wel, oké?’ Hij pakt haar bij haar arm en houdt haar staande. Nu is ze nog verder van huis. De halve klas passeert hen en nu reageren ze wél: sissend, kuchend en met blikken over en weer.

‘Tes, het is belangrijk.’

Ze rukt zich los. ‘Alles is belangrijk!’

 

In de kantine haalt ze iets uit de automaat. Niet dat ze ergens zin in heeft, maar terwijl ze moet wachten en in haar portemonnee naar munten vist, heeft ze gelegenheid om de ruimte te observeren, te kijken wie er zijn. Volgens het rooster heeft hij nu ook pauze. Het is echter zo druk dat ze moeite heeft om hem te vinden. Met een Bounty in haar hand loopt ze naar voren. Ze scheurt de verpakking open en neemt een grote hap. Kokos, suiker en pure chocola. Op de basisschool nam ze er vaak een na school, samen met haar moeder. Altijd puur. Haar moeder hield haar als klein kind lang voor de gek met haar ‘speciale truc’. Met een snelle beweging brak ze de verpakking doormidden en toverde dan met veel poeha de twee Bounty’s tevoorschijn. Pas nadat Tes een keer heel lang gezeurd had of ze het met een Mars wilde doen, viel ze door de mand. Niet dat het uitmaakte, haar moeder bleef het doen. Niet aan denken.

Terwijl ze al etend verder de kantine in loopt, merkt ze dat het stiller wordt. Even krijgt ze het gevoel in haar ondergoed te lopen. Dan ziet ze Geert-Jan op zich afkomen. Met een paar grote passen is hij bij haar en trekt haar naar zich toe. Voordat ze kan bedenken wat er gaat gebeuren, drukt hij zijn lippen op de hare en duwt zijn tong ertussen. Met het puntje probeert hij haar lippen van elkaar te krijgen. Het gaat hem lukken. Er is geen houden aan. Een slang, schiet het door haar heen. Een giftige slang op twee benen. Is dit waar iedereen het over heeft? Ze gelooft dat ze flauw gaat vallen. Haar benen worden slap. Dat wil ze niet. Ze is Ditteke niet. Ze moet sterk zijn, nog veel sterker worden. Hij neemt haar nog steviger in zijn armen. Ze krijgt nauwelijks adem. Een groot verdriet overvalt haar, omdat ze zo graag een normaal leven wil met normale dingen, maar dat raakt steeds verder weg.

Een hand bevindt zich op haar onderrug net boven haar billen, de andere op haar schouder. Hij moet zich ver vooroverbuigen. Zelf staat ze daar volslagen idioot te zijn met in haar ene hand die Bounty en in de andere haar schooltas. Zijn tong, die de weg naar binnen heeft afgedwongen, draait om de hare. Als vanzelf gaat haar tong meedoen. Nu pas merkt ze dat ze op haar tenen is gaan staan. Om hem van dienst te zijn, om hem minder ver te laten bukken. Ze is niet wijzer, slimmer of beter dan de rest. Daar staat ze, midden in de kantine, in het zicht van de halve school, van iedereen die ze juist had willen ontwijken, met Geert-Jans armen om zich heen. Ze doet haar ogen open. Die had ze blijkbaar dichtgedaan. Het eerste wat ze ziet, is Maarten, die haar met zijn ene nog vrije oog vanuit de hoek van de kantine recht aankijkt. Geert-Jan steekt zijn tong nog dieper in haar mond en gaat met de wijsvinger van zijn onderste hand lichtjes over haar bilspleet. De Bounty in haar hand wordt kleverig. Dat hij dat niet vies vindt, zo’n kokosbek. Het moet je smaak maar zijn.

Het duurt een eeuwigheid eer hij haar loslaat. In de rechterhoek van zijn mond zit wat kwijl. Van haar of van hem. Ze veegt haar mond droog met de palm van haar hand. Met een grote grijns kijkt hij haar aan.

‘Zo, dan weet je dat ook weer.’

Langzaam loopt hij bij haar vandaan. Maarten staat nog steeds op dezelfde plek. Hallo! Het gaat hem niets aan. Enfin, het lijkt erop dat Geert-Jan blij is met het mes.

 

Het volgende uur hebben ze gym. In de kleedkamer hangen haar jas en kleren aan de haak waar ze die de eerste dag heeft opgehangen, alsof ze nooit zijn weggeweest. Ze probeert niets te laten blijken en begint zich uit te kleden. Jade komt met een verlegen glimlach op haar af.

‘We gaan turnen,’ zegt ze. ‘Wil je me helpen?’

 

In de fietsenstalling geeft Polly haar instructies. Anja is er ook bij. Ze meldt dat ze de volgende dag niets mag eten. Wel moet ze zoveel mogelijk water drinken om haar lichaam te zuiveren. Zoveel ze kan, maar minimaal vijf liter, tot het bijna haar oren uit komt. Om acht uur moet ze een uitgebreid bad nemen, zo heet mogelijk, en zichzelf met zeep grondig schrobben, overal, ook tussen haar tenen, et cetera. Dit moet ze één keer herhalen. Daarna moet ze iets makkelijks aantrekken, maar geen ondergoed. De energie om te geven en te ontvangen moet vrij kunnen stromen. De rest doen zij. Ze ziet hen wel verschijnen. Tegen haar vader moet ze zeggen dat ze naar een feestje gaat en dat het laat kan worden, maar dat ze zondag op tijd zal zijn voor de kerk. Ze vraagt wat er precies gaat gebeuren, maar Polly laat niets los. Ze gaat het snel genoeg meemaken. Tes dringt aan. Waarom geen ondergoed? Polly haalt haar schouders op en fietst weg. Ze moet naar haar oppasadres. Anja blijft achter.

‘Ze is je iets vergeten te vertellen.’

Tes observeert haar gezicht. Anja is zeker een kop groter dan zij. Het sluike, rode haar heeft ze na de gymles gekamd tot het als een ragfijne sluier over haar schouders en rug lag. De tientallen sproetjes om haar neus en op haar wangen hebben hun zomerse intensiteit verloren en zijn flets geworden.

‘Als het zover is, moet je alleen naar de ijskelder. Je schijnt de weg te weten. Daar word je opgewacht.’

‘Oké.’

‘En nog iets. Het is eenrichtingsverkeer.’

‘Je bedoelt?’

‘Erin is erin.’

‘Wil er dan weleens iemand uit?’

Anja kijkt haar even aan en draait zich dan om. Tes stopt haar spullen onder haar snelbinder. Ze draagt haar oude jas weer. Hij ruikt naar een wasmiddel dat ze niet kent, maar ze is allang blij dat ze hem terug heeft.

Nog meer dan vierentwintig uur te gaan. Dat lijkt lang, maar het zal voorbijgaan. Het moment zal aanbreken. Ze voelt zich rustig en ontspannen. Eindelijk gaat ze die grote en noodzakelijke stap zetten naar het enige wat echt van belang is. Een Afgezant word je niet zomaar, dat snapt ze ook wel, maar als Jade, Sabrina, Polly en Ditteke het kunnen worden, dan kan zij het ook. Bovendien staat er voor haar veel meer op het spel. De zorg over wat de rol van Ditteke in het proces zal zijn, drukt ze weg. Wat er in de kantine is gebeurd, kan haar niet ontgaan zijn, maar tijdens de gymles heeft ze niets laten merken. Ze deed ook niet extra aardig, niet zoals Jade, maar was gewoon Ditteke.