28

Tegen de tijd dat Celia en Dan er waren hadden ze hem al meegenomen, begrepen ze van de kleine menigte die op de parkeerplaats was opgedoemd. Over de weg hing slap een strook politietape. 'Zo groot als een huis,' had een oude vrouw gezegd, met een verfrommeld zakdoekje tegen haar mond. 'Een monster.' Er stond een ambulance, met de achterdeuren open, leeg, en op de stoep voor de Olympia Club stonden drie politieauto's, waarvan de blauwe lamp nog steeds doelloos ronddraaide. Een potige politieagent keek even naar hen vanwaar hij stond, tegen een van de auto's geleund en tegen zijn schouder in een mobilofoon pratend. Dan knikte en toen herkende Celia hem; dat moest een van de agenten zijn die in het Ferrigno waren verschenen, wat nu wel een eeuwigheid geleden leek. Ze liepen naar het tape en de politieagent gaf een rukje met zijn hoofd, ten teken dat hij hun toestemming gaf, zij het met tegenzin, om naderbij te komen.

'Hebt u haar gevonden?' vroeg Celia. 'Is alles goed met haar?' Voor ze uit het ziekenhuis weg waren gegaan was ze nog even naar Lucas gelopen. 'Ik ga niet mee,' had ze bij de deur van zijn kamer tegen Dan gezegd, omdat ze, toen ze na het gesprek met de politie had opgehangen, het ergste vreesde en dacht: ze is vast dood, iemand moet het hem vertellen als hij wakker wordt. Dan had haar alleen naar binnen laten gaan; hij was bij de deur blijven staan toen ze naar het bed liep en Lucas' hand vastpakte. De lijn op het scherm bleef regelmatig en terwijl ze ernaar keek realiseerde ze zich dat ze het moest weten, nu. 'Kom mee,' had Dan zachtjes vanuit de deuropening gezegd, alsof hij haar gedachten had gelezen. 'We komen meteen weer terug.'

Nu keek de politieagent haar nadenkend aan. 'U bent toch die Engelse?' vroeg hij, en in een aanval van ongeduld dacht Celia: ja, wie anders? 'Ja, we hebben haar,' zei hij. 'Ze maakt het goed. Ze komen zo met haar naar buiten.' En terwijl hij dat zei hoorde Celia stemmen achter hem, zag ze beweging door de overwoekerde laurierstruiken achter het hek, en toen zag ze Emma, in een grijsbruine deken gewikkeld, bleek en vermoeid, maar rechtop.

'Emma,' zei Celia aarzelend, en misschien kwam het door het geluid van een Engelse stem, want ze had het niet erg hard gezegd, maar Emma keek haar kant op. 'Alles is goed met hem,' zei Celia. 'Met Lucas. Ik heb gezegd dat je snel bij hem komt.' En toen ze zag dat Emma wankelde, maakte ze zich los van Dan en rende ze naar haar toe. 'Echt waar?' zei Emma, en ze drukte haar gezicht tegen dat van Celia. 'Komt alles goed met hem?' Ze hield haar stevig vast en fluisterde: 'Alles komt goed.'

'Ze brengen me er nu naartoe,' zei Emma. 'Om te zorgen dat alles... om te kijken of de baby...' Celia dacht aan het wazige fotootje in Lucas' portefeuille. 'Het is toch niet...' zei ze, en ze voelde dat haar keel werd dichtgeknepen, waardoor ze haar zin niet kon afmaken. 'Nee,' zei Emma, en eindelijk glimlachte ze. 'Nee. We maken het goed. We maken het allemaal goed.' Naast haar zei de ambulancemedewerker: 'Signora. Alstublieft.'

Terwijl Celia toekeek hielpen twee in gele jas gestoken ambulanceverplegers Emma behendig in hun auto en ze voelde zich plotseling heel erg moe. 'Ik wil naar huis,' zei ze tegen Dan. 'Is dat goed?'

Ze liepen terug naar Dans auto, die ze in de schaduw van het mooie nieuwe appartementencomplex hadden neergezet; toen ze de drukke parkeerplaats overstaken, zag Celia dat er iemand op het trapje van de ingang van het gebouw naar hen stond te kijken. Hij deed een stap naar voren, het licht in, en toen Celia zag dat het Gabriele was, realiseerde ze zich dat hij hier woonde. Ze bleef staan en Dan ook; ze hief zo'n beetje half een hand op om te zwaaien. Gabriele bleef even staan, keek van haar naar Dan en stak toen zelf abrupt zijn hand op om haar groet onhandig te beantwoorden.

'Dank je wel, Gabriele,' riep Celia. 'Graag gedaan,' zei hij. 'Tot kijk.' En hij draaide zich om en ging naar binnen.

Toen ze door de grote sombere poort van de Porta Romana reden en de smalle straatjes van de stad in gingen, waar het eindelijk stil was geworden, wist Celia plotseling waar ze wilde zijn, en met wie.

'Ik ga met kerst naar huis,' zei ze, en ze keek recht voor zich uit en voelde zich opgemonterd door een grote golf trots en zekerheid. 'Naar mijn zus. Ze is namelijk in verwachting.'

'Leuk,' zei Dan, terwijl hij even opzij naar haar keek. 'Als je maar weer terugkomt.'