13

Terwijl Luisa door de stille straten naar huis liep, voelde ze zich zo licht als een meisje. Ze had vandaag geen boodschappen in haar tas die haar belastten; ze had haar lunchpauze met haar man doorgebracht en niet op de markt. Pas toen ze bij haar eigen voordeur stond en zich realiseerde dat het al bijna negen uur was, drongen de gedachten die ze voor Gianna en Beppe op afstand had geprobeerd te houden, zich aan haar op en begon ze zich af te vragen wat Sandro ermee bedoeld had toen hij zei dat hij wat later zou zijn.

Luisa had geen trek en aangezien ze geen eten hoefde klaar te maken wist ze niet goed wat ze dan wel moest doen. Ze stond in de keuken en keek om zich heen naar haar saaie, vertrouwde omgeving; alles leek plotseling haaks te staan op hoe ze zich voelde, al die lelijke dingen die ze zichzelf had toegestaan te vergaren, de vitrage die met elke wasbeurt grauwer was geworden, het servies van haar schoonmoeder. Ze bond een schort voor en ging aan de slag.

Om tien uur was Sandro er nog steeds niet, maar er hing een heller peertje in de gang en van de kap was vijfjaar stof verwijderd. Toen Luisa op haar keukentrapje het glas stond te poetsen, had ze gedacht dat het ook zo vreemd niet was dat ze zich elke keer dat ze haar voordeur opendeed zo somber voelde. De oude jassen waren in vuilniszakken gepropt om aan het klooster gegeven te worden, de vitrage lag in de vuilnisbak en het servies van haar schoonmoeder zat in krantenpapier ingepakt in een doos.

Op de keukentafel lag een geborduurd wit kleed - van Luisa's moeder als huwelijkscadeau gekregen en in al die twintig jaar nooit gebruikt — over het zeil met de verwijtende kringen van wijnglazen en in de haast neergezette hete pannen heen. Alles was schoon en fris, en hoewel het heel koud was had Luisa de luiken opengedaan en zelfs het keukenraam dat op straat uitkwam op een kier gezet. Ze had het inmiddels warm gekregen van het werken, vegen, boenen, afstoffen, bewegen, maar het was ook alsof er doordat ze de groezelige vitrage had afgenomen iets was ontbrand. Toen ze met de vitrage in haar handen had gestaan, had ze die op de een of andere manier onheilspellend gevonden, grijs en verstikkend, en plotseling wilde ze het allemaal weg hebben - luiken, ramen, gordijnen, alles wat tussen haar en de bijtende, lawaaiige lucht van de buitenwereld stond.

Het is maar goed dat hij nog niet thuis is, dacht Luisa kordaat terwijl ze haar werk in ogenschouw nam en het zweet tussen haar schouderbladen voelde parelen. Ze keek omlaag naar haar werkschort, helemaal gekreukt en groezelig. Ze probeerde niet te denken: maar ik hoop dat hij snel terug is. Ze ging douchen en trok een schoon nachthemd aan, ging in het brede, koude bed liggen en deed het licht uit. Maar ze kon de slaap nog een hele tijd niet vatten; in het donker begonnen haar gedachten kringetjes te draaien, en als een oud nieuwsbulletin, verknipt en gemonteerd, schoot de dag aan haar voorbij. Ze zag weer de blik waarmee een jonge vrouw haar in Caffe Maioli had aangekeken, ze zag Sandro samen met haar in Bar La Posta zijn caffé latte drinken; ze herinnerde zich dat ze arm in arm met Beppe en Gianna onder de arcade op de piazza stond en hun een ansichtkaart liet zien. Een rijke, knappe vrouw stapte uit een auto, een krantenkop, en een dood meisje dat weer was opgestaan. Toen hoorde ze eindelijk zijn sleutel in het slot, en Luisa werd op de drempel van de slaap opgeschrikt en schoot overeind in de donkere slaapkamer, en alle beelden botsten op elkaar. Er is iets gebeurd, dacht ze.

Celia was onderweg naar huis nog even koffie gaan drinken; een stroperig lepeltje vol in het café tegenover haar flat, omdat ze plotseling zin kreeg om de warmte binnen te gaan en een paar woorden te wisselen met een vriendelijke onbekende aan de bar. Het was leuk geweest; het had het gewenste resultaat gehad, vond ze, terwijl ze de helder verlichte, rumoerige ruimte door keek en een paar gezichten herkende — buren, mensen die ze op straat gezien had. Zijn de ouders van het kind dat huilt hier ook, hebben ze haar in haar ledikantje slapend achtergelaten en hebben ze het risico genomen om snel even de deur uit te gaan om iets te drinken en zich samen te ontspannen? Ze keek om zich heen naar de gezichten en ze zagen er allemaal ontspannen uit, een vrijdagavondgevoel. Misschien wen ik hier toch nog wel, dacht ze. Maar toen ze de trap op liep en zichzelf in haar flat binnenliet, voelde ze hoe de cafeïneroes de gebeurtenissen van de dag in haar hoofd opschudde, en ze wist dat ze niet zou kunnen slapen, voorlopig nog niet althans.

Het was heel warm in de flat en Celia deed een raam open om de koude avondlucht te voelen; achter de klokkentoren was de ijzige lucht bezaaid met sterren. Ze zette muziek op, oude jazz uit Parijs die toevallig boven op de stapel cd's lag die ze gisteren had uitgepakt, en probeerde zich te herinneren hoe ze daaraan gekomen was. Ze meende dat Dan haar die cd gegeven had. Voor het eerst in jaren dacht ze zonder die akelige zure mengeling van pijn en woede aan Dan, maar met iets warmers, iets zachters. Arme Dan. Celia schonk een glas koude wijn uit de koelkast in, trok haar schoenen en dikke trui uit, ging op de bank liggen en luisterde naar de muziek, die de kamer met haar gedempte, nerveuze ritmes vulde.

De wijn steeg haar snel naar het hoofd en Celia realiseerde zich dat ze niet gegeten had; loom dacht ze: er ligt nog kaas in de koelkast, ik heb crackers en tomaten, maar ze stond niet op om iets te maken, nog niet. Het was wel een prettig gevoel om zich eens een keertje te ontspannen, te laten gaan. Ben ik dan zo opgedraaid? Misschien moet ik eens wat losser worden, dacht ze. En toen merkte ze dat ze aan Lucas Marsh moest denken, maar voor haar gedachten zich tot iets begrijpelijks konden samenvoegen, ging de bel.

Terwijl ze de gang door liep om de intercom te beantwoorden, met haar blote voeten op de ruwe terracotta tegels, realiseerde Celia zich dat ze zich al aardig licht in haar hoofd voelde, en zo afstandelijk dat ze zich helemaal niet druk maakte over wie er in 's hemelsnaam tegen middernacht nog bij haar aanbelde. Een vriendin; was het misschien Beate, die wilde kletsen? Ze moest haar oor dicht tegen het plastic doosje houden om het gekraak te ontcijferen, maar zelfs toen moest ze nog vragen of diegene het kon herhalen.

'Pardon?' zei ze. Hij zei het nog een keer. 'Gabriele?' zei ze verbaasd, en ze drukte op de knop om hem binnen te laten. Ze deed de voordeur open en wachtte tot de zwakke lamp in het trappenhuis aanknipperde en de tijdklok ging tikken. Mooi, dacht ze, en meer niet, toen ze de stevige voetstappen van Gabriele op de trap hoorde. Dan kan ik hem bedanken, en toen hij boven aan de trap verscheen, sloeg ze haar armen opgewekt om hem heen.

'Gabri,' zei ze. 'Wat een dag! Je was fantastisch. Ik heb je nog niet naar behoren bedankt.' Ze voelde zijn handen, licht en nerveus, in haar middel en deed een stap achteruit. 'Sorry,' zei ze lachend. 'Ik heb een glas wijn gedronken en nu ben ik een beetje... Nou ja, kom binnen.'

'Nou,' zei Gabriele ernstig, wat niets voor hem was, 'heel even dan.' Hij had een soort dikke jekker aan en een pet op, die hij afzette. 'Het is al laat. Ik wilde alleen...' Hij zweeg en keek, nu ze in de woonkamer stonden, de flat rond.

'Nee,' zei Celia, 'dat maakt niet uit. Wil je iets drinken? Een glas wijn?'

Gabriele schudde zijn hoofd. 'Nee, dank je,' zei hij. 'Ik moet nog naar huis rijden. En als ik drink, slaap ik niet.'

Celia hield haar hoofd scheef en keek hem aan; ze realiseerde zich dat Gabriele eigenlijk nog nooit eerder iets over zichzelf had verteld en ze voelde zich op een onduidelijke manier schuldig. 'Thee dan?' zei ze, en ze bedacht dat ze zelf eigenlijk ook beter niet meer kon drinken.

Gabriele knikte, en ze zette water op. Hij stond tegen de bank geleund en deed een knoop van zijn jas los; ze zag dat hij naar haar keek en vroeg zich nu pas af waarom hij gekomen was. Ze dacht eraan dat hij naar haar had gezwaaid toen hij met Emma en Lucas Marsh was weggereden, en dacht toen aan Emma, bleek op de achterbank van Gabrieles auto.

'Nou,' zei ze, 'wat vond je van ze? Van Lucas en Emma?' Ze wist dat Gabriele geïnteresseerd zou zijn; hij was nieuwsgierig, en een roddelkont.

'Mooie vrouw,' zei hij, en Celia glimlachte. 'Echt iets voor jou om dat te zien,' zei ze, en hij wierp haar een blik toe die ze niet goed begreep. 'Maar niet zo mooi als jij,' zei hij ernstig, en Celia gaf hem lachend een duwtje. Het water kookte en ze draaide zich om, zette kopjes neer, haalde de melk uit de koelkast.

'En wat vond je van hem?' vroeg Celia, terwijl ze met de warme thee in haar handen op de bank ging zitten. Ze maakte plaats voor Gabriele, maar die bleef tegen de armleuning van de bank geleund staan. Hij haalde zijn schouders op.

'Heel... stijf,' zei hij. 'Heel Engels. Gereserveerd.'

'Zo zijn we niet allemaal, hoor,' zei Celia, die nog afwezig een beetje deed alsof ze beledigd was, maar ondertussen aan Lucas Marsh dacht.

'Zij is zwanger, wist je dat? Daardoor is ze flauwgevallen, neem ik aan.'

'Echt waar?' zei Gabriele, en hij klonk verbaasd. 'Ze maakten niet bepaald een heel gelukkige indruk. Ik kreeg eerder het idee dat ze slecht nieuws hadden gekregen dan goed nieuws.'

'Ja,' zei Celia. 'Je hebt gelijk. Ik vond hem ook afwezig, niet alleen maar gespannen. Bezorgd.'

'Nou,' zei Gabriele, 'het is ook een serieuze zaak, een baby. Duur, om te beginnen, en er zullen wel een heleboel andere dingen zijn om je zorgen over te maken, zoals de ontwikkeling van de baby en zo.' Hij klonk ernstig, alsof het een onderwerp was waar hij over nagedacht had, en Celia vroeg zich af of zijn familie soms ook druk op hem uitoefende en zei dat hij zich nodig eens moest settelen.

'Tja,' zei ze. 'Ik denk niet dat geld een probleem voor Lucas Marsh is, ofwel?'

Gabriele schudde zijn hoofd en dronk zijn kopje leeg. 'Nee,' zei hij. 'Maar geld is niet alles, hè?'

'Nee,' beaamde Celia. 'Ze zijn lastig, die rijke mensen. Ik denk wel eens dat ik liever een bus vol pakkagetoeristen heb.'

'Ik hoop niet dat je me morgen nodig hebt,' zei Gabriele ernstig, 'want ik moet mensen van het vliegveld ophalen. Waar ging je morgenmiddag ook alweer heen? Naar de Capelle Medice?'

'Ja,' zei Celia, geroerd dat hij zich dat herinnerde, en een beetje verbaasd dat hij zijn verantwoordelijkheden zo serieus opvatte. 'Maar je hoeft je geen zorgen te maken, hoor, want je hebt al genoeg gedaan. Neem morgenmiddag maar lekker vrij.'

'Nee, nee,' zei Gabriele nu luchtig. 'Het maakt niet uit.' Hij zweeg even. 'Wanneer gaan ze trouwens weg?'

'Zondag,' zei Celia. 'Maar ik ben morgenavond al klaar.' Nog maar één dag, hooguit zesendertig uur, maar plotseling had ze het gevoel dat het veel langer zou lijken. Gabriele duwde zich van de armleuning omhoog en legde zijn pet zorgvuldig neer.

'Wat doe je volgende week?' vroeg hij terloops. 'Als ze weg zijn?' Celia schudde licht haar hoofd en probeerde het zich te herinneren; ze had nog steeds moeite met vooruitdenken, verder dan dit weekend. Op de een of andere manier had ze een ongemakkelijk gevoel; kwam dat door de zwangerschap van Emma? Medische complicaties maakten haar altijd nerveus - een extra verantwoordelijkheid naast haar gewone werk. Maar dat was het enige niet; de relatie van de Marshes had iets onzekers, een spanning die haar op de zenuwen werkte.

'Ik geloof dat ik niks heb,' zei ze, zonder echt goed over de vraag nagedacht te hebben.

Gabriele zette zijn pet op en ging vierkant en massief voor haar staan. 'Ik... eh,' zei hij. 'Volgens mij moet jij er eens tussenuit. Je ziet er zelf ook doodmoe uit.' Misschien ben ik dat ook wel, dacht Celia, die voelde dat de wijn uitgewerkt begon te raken en naar bed wilde.

Gabriele ging verder. 'Waarom ga je niet een paar dagen met me mee naar Rome? Dan kan mijn moeder je bijvoeden.' Celia moest lachen, of ze nu wilde of niet.

'Ik hoef helemaal niet bijgevoed te worden,' zei ze. 'Maar het lijkt me enig om een keer met je familie kennis te maken. Ooit.' Ze boog zich impulsief naar voren en gaf hem een kus op de wang; hij bleef staan, ernstig. 'Dank je wel, Gabri,' zei ze. 'Voor alles.' Hij verroerde zich nog steeds niet en keek haar aan alsof hij nog iets wilde zeggen, maar Celia was plotseling te moe om er nog over na te denken wat dat zou kunnen zijn. 'Ik spreek je morgen, lieverd,' zei ze, en toen draaide hij zich eindelijk om naar de deur.

Terwijl ze met haar rug tegen de deur geleund stond en naar Gabrieles verdwijnende voetstappen luisterde, dacht Celia: ik mag van geluk spreken met vrienden als Gabriele. En met Beate, en zelfs met Jo Starling, die allemaal daar ergens in het donker zijn. Maar ik mag ook van geluk spreken dat ik mijn eigen huis heb, een plek helemaal voor mij alleen. En toen kon ze alleen nog maar aan haar bed denken.