8

Celia had de hotelreserveringen niet gemaakt; dat was vrij normaal. Meestal was zij een extraatje, aangeleverd door een van de reisagentschappen waar ze voor werkte. Toen ze Lucas Marsh voor het eerst aan de lijn had gehad, had hij met die stem van hem die haar sindsdien niet meer voor de geest wilde komen, duidelijk gemaakt dat hij, net als de meesten van haar klanten, zijn eigen zaken zou regelen. Zij moest de restaurants reserveren — voor vrijdag een lunch in de Quattro Leoni, 's avonds iets elegants, bijvoorbeeld Cibreo. Ze had gedaan wat hij gevraagd had. Hij kende de stad blijkbaar; hij was blijkbaar ook iemand die zijn privéleven voor zichzelf hield. En zo discreet als Celia zichzelf ook vond, ze moest toegeven dat als iemand haar had gevraagd om de bruidssuite in het Regale te boeken, ze zo haar speculaties zou hebben gehad.

De deur van kamer 24 bleef nog een paar tellen dicht; daarachter hoorde Celia stemmen. Ze trok haar gezicht in de plooi en wachtte onverstoorbaar. Net toen ze zich begon af te vragen of ze nog een keer moest aankloppen, ging de deur open. Een jonge vrouw - ze moet ouder zijn dan ze eruitziet, dacht Celia, die zich wat laat herinnerde dat de vrouw van Lucas Marsh morgen tweeendertig werd — stond voor haar, gekleed in een zijden onderjurk, een wollen rok en op kousenvoeten. Ze was mooi, op een ouderwetse manier — Celia kon er geen ander woord voor bedenken. Ze was tegelijkertijd weelderig en verfijnd, met een blanke huid, roze wangen, en dik, glanzend zwart haar dat in een wrong opgestoken zat. Ze wekte de indruk dat ze in blakende gezondheid verkeerde; vergeleken met haar voelde Celia zich maar een klein, saai bruin vogeltje naast een dikke witte duif. Celia realiseerde zich op dat moment ook dat ze niet wist hoe mevrouw Marsh van haar voornaam heette, aangezien ze in alle correspondentie uitsluitend als aanhangsel van haar man was genoemd. In levenden lijve kwam ze helemaal niet zo onbeduidend over.

'Celia Donnelly,' zei Celia, en ze stak haar hand uit. De vrouw stak haar daarop ook de hare toe en deed haar mond open om antwoord te geven, maar toen klonk uit de kamer al een andere stem. Het was de stem van Lucas Marsh, dat wist ze meteen, alsof het om een geur ging. 'Emma?'

Emma Marsh trok haar dunne wenkbrauwen op ten teken van komische berusting. 'Echt iets voor Lucas,' zei ze. 'Die moet weer de eerste zijn.' Ze draaide zich om en riep: 'Ze is er.' Er kwam geen antwoord, maar daar leek Emma Marsh zich niet aan te storen; ze draaide zich weer om naar Celia en glimlachte, waarbij kleine, volmaakte witte tanden te zien waren. Ze pakte Celia's hand en schudde die kort. 'Kom binnen,' zei ze, terwijl ze de hand vasthield en Celia naar binnen trok.

Ondanks alles wat Celia wist over Florentijnse ingetogenheid en goede smaak, realiseerde ze zich toen ze de kamer betrad dat ze tot op dat moment een vastomlijnd beeld had gehad van een bruidssuite, zelfs hier, namelijk van iets uit Las Vegas met een rond bed, jaloezieën met ruches en te veel marmer. Het Regale hield er echter duidelijk een ander beeld van romantiek op na: de salon die zij nu betrad was groot, maar heel eenvoudig, met een houten vloer, kleden, twee lange donkere banken en een gigantisch raam dat aan de zuidkant uitkeek op de rijkelijk met inlegsel versierde Venetiaanse ramen van de kerk van Orsanmichele. Op een lange donkere eikenhouten tafel tegen een muur stond een bloemstuk met lange arumlelies, net ceremoniële trompetten, wasachtig en volmaakt. Er viel echter geen leven in de kamer te bekennen; er viel geen Lucas Marsh te zien.

Aan één kant van de kamer stond een deur open; terwijl Celia daar stond keek ze even naar binnen, en ze ving een blik op van nog een hoog raam, waar het bleke ochtendlicht door naar binnen viel, op een hoek van een onopgemaakt bed, en de plek waar het van een bevallige hoopje satijn op de grond weerkaatste. Toen bewoog en verschoof het licht, alsof het verstoord werd, en bemerkte Celia de zwijgende gestalte van Lucas Marsh, buiten beeld in de slaapkamer, waarna ze snel de andere kant op keek.

'Ik... ik had beneden wel kunnen wachten,' begon ze radeloos. 'Heus, als u wat langer de tijd nodig hebt...' Emma Marsh glimlachte weer naar haar, smachtend.

'Nee, nee,' zei ze. 'Ik ben bijna klaar. Het vliegtuig had gisteravond vertraging, en ik heb me een beetje verslapen. Lucas is al uren op, die staat altijd vroeger op dan ik...' Ze haalde haar schouders op. 'Ik ben gewoon lui. Ik kan nooit mijn bed uit komen.' En alsof de vermelding van haar bed niet genoeg was gaapte ze een beetje, als een kat, waarbij ze een kleine witte hand voor haar mond legde. 'Ga zitten. Wilt u koffie? Ik drink zelf ook koffie.'

'Ik...' Celia aarzelde, maar stemde toen in. San Miniato was immers geen erg veeleisend begin van de dag in Florence; ze hadden alle tijd. 'Dank u wel,' zei ze, en ze ging zitten op de plek die Emma Marsh haar aanwees, op het donkerpaarse fluweel van de dichtstbijzijnde bank. Er werd zacht op de deur geklopt, en alsof Emma Marsh alleen maar hoefde te besluiten dat ze wilde dat iets werd gebracht, stond er voor de deur weer een piccolo in livrei met een blad koffie en miniatuurcroissants.

Terwijl Celia de kop aannam die Emma haar toestak, en terwijl ze een slok nam — en merkte hoe lekker de koffie was, heel sterk, maar niet bitter — vroeg ze zich onwillekeurig toch af waarom ze hier koffie zat te drinken en niet beneden in de foyer zat te wachten. Emma Marsh krulde zich op de bank tegenover haar ook met een kopje op, waarbij ze haar ronde witte kuiten onder zich op het fluweel vouwde. Celia bedacht gefascineerd dat ze op een mooi rashuisdier leek, goed doorvoed, gemanicuurd en bevallig, gefokt op volmaaktheid, maar dat nam niet weg dat Celia merkte dat ze Emma Marsh meteen graag mocht. Ze vroeg zich ook stiekem af wanneer ze zich verder zou aankleden; terwijl ze daar zo op de bank lag, haar bleke benen strekte en een slokje koffie nam, leek ze nog totaal geen aanstalten te maken.

'Prachtig hier, hè?' zei ze, terwijl ze blij zuchtte en zo volmaakt tevreden om zich heen keek dat Celia er wel om moest glimlachen, of ze wilde of niet. Menigeen van haar rijke klanten klaagde alleen maar over hun fenomenaal luxueuze hotelkamers: de airconditioning was te koud, de centrale verwarming te warm, de koffie te sterk.

'Alles is zo mooi, vindt u niet? Ongelooflijk mooi en prachtig.' Emma rekte zich uit. 'Ik hou erg van mooie dingen.' Dat had Celia al begrepen aan de hand van de kleren van Emma Marsh. Het kant van haar zijden onderjurk was heel verfijnd en de rok, die haar zo perfect paste dat hij vermoedelijk op maat gemaakt was, was van een zware hobbelige tweed in kleuren die Celia nooit eerder gecombineerd had gezien: knalblauw, groen, damastpruim. Ze hielp zichzelf herinneren dat je niet op iemands uiterlijk mocht afgaan, maar alles aan Emma Marsh was verrukkelijk, onweerstaanbaar. 'Ja,' zei ze, 'het is een heel mooie stad. Bent u hier al eens eerder geweest?'

'Nee,' zei Emma Marsh. 'Nog nooit. Dit is allemaal nogal op het laatste moment geregeld. Ik ben wel in Milaan geweest. Lucas heeft me dit jaar meegenomen naar de modeshows - hij had daar zaken te doen. Het is er nogal zakelijk, heel grauw. Bent u er al eens geweest?' Celia was er nog nooit geweest. Emma boog zich naar voren en fluisterde op samenzweerderige toon: 'Mooie winkels. Ik hou van shoppen. Daar hebben we toch nog wel tijd voor, hè? Tussen alle kerken en schilderijen door?'

Celia moest lachen. 'Ja hoor,' zei ze. 'Ik ging er eigenlijk van uit... Iedereen wil hier winkelen.' Dat was waar; voor veel van haar klanten was de cultuur een compromis voor een paar dagen rondneuzen in de designer-outlets. Soms wilden ze dat ze meeging, soms ook niet.

Emma Marsh zakte tevreden weer terug in de kussens. 'En Venetië,' zei ze. 'We gaan vaak naar Venetië. Beeldig, maar koud. En vochtig natuurlijk,' mijmerde ze. Alles is altijd vochtig in Venetië, en ik vind het er nogal...' Ze trok haar neus op, zoekend naar het juiste woord. 'Griezelig? Onheilspellend. Al dat water.' Celia onderdrukte een glimlach en knikte instemmend. 'Maar Lucas kent Florence wel,' ging Emma Marsh vertrouwelijk verder. 'Ik weet niet waarom hij me hier niet eerder mee naartoe genomen heeft. Ik moest hem min of meer dwingen.' Dit vond Celia maar vreemd, want zij wist dat Marsh het weekend voor zijn vrouw heel zorgvuldig geregeld had, dat hij zijn best had gedaan om het voor haar zo leuk mogelijk te maken.

'Moet jij je niet eens aankleden, Emma?' De stem, mild, liefdevol, klonk uit de deuropening van de slaapkamer. Celia moest zich een beetje omdraaien om Lucas Marsh voor de eerste keer goed te kunnen zien; daar stond hij, met zijn handen in zijn zakken, en keek vanaf de andere kant van de kamer naar hen. Celia wist niet precies wat ze verwacht had, maar ze was verrast. Het eerste wat haar opviel was dat hij veel ouder was dan zijn vrouw, misschien wel twintig jaar; het was Celia opgevallen dat veel echtparen vaak erg op elkaar leken — misschien niet van begin af aan, maar na verloop van tijd gingen ze steeds meer op elkaar lijken - maar Lucas en Emma Marsh waren in lichamelijk opzicht eikaars tegenpool. Hij was lang, maar heel bleek en zijn haar was zilverblond en hing over een hoog voorhoofd. Tot haar verbazing vond Celia hem aantrekkelijk, met een bepaalde combinatie van zelfverzekerdheid en kracht, en niet zo intimiderend als rijke mannen vaak waren. Hij liep de kamer door en stak een hand uit; die vond Celia koel en licht aanvoelen. Ze dacht aan Marco's insinuaties; kon deze man een duister geheim hebben? Hoe merkte je zoiets?

'Mevrouw Donnelly,' zei hij zorgvuldig. 'Ik ben Lucas Marsh.'

'Celia,' antwoordde ze ongemakkelijk. 'Alstublieft.' Ze zag dat Emma Marsh tegenover haar op de bank rechter ging zitten, met kleur op haar wangen; haar man leek invloed te hebben op haar kalmte. Celia vroeg zich heel even af of ze bang voor hem was, maar toen ze zich van Lucas afwendde om zijn vrouw recht aan te kunnen kijken, zag ze dat Emma glimlachte.

'Ik ben zo klaar,' zei ze, en ze rende bijna op blote voeten langs haar man heen de slaapkamer in. Ze deed de deur niet helemaal achter zich dicht en weer had Celia het gevoel dat ze in een onwelgevallige intimiteit gemanoeuvreerd werd. Het was vast een exhibitionistisch trekje, bedacht ze, en Emma Marsh was immers ruimschoots voorzien van dingen om mee te pronken. Ze keek omlaag naar haar gepoetste laarzen op het kleed en was zich ervan bewust dat Lucas Marsh nog steeds schuin achter haar stond.

'Vanochtend doen we de San Miniato, hè?' zei hij luchtig. Zijn uitspraak van de naam van de kerk was uitstekend, maar niet overdreven.

'Ja,' zei Celia. 'Kent u die kerk?'

Hij knikte en keek de andere kant op, door het raam naar de rode daken van de skyline, en zei: 'Ik wilde maar gaan lopen.' Het was geen voorstel; het gezag, de zekerheid dat er gehoor aan gegeven zou worden, die ze al opgemerkt had toen ze elkaar voor het eerst aan de telefoon hadden, was in zijn stem te horen. Celia hield zichzelf voor dat het verfrissend was om niet alle beslissingen zelf te hoeven nemen, en het was een heel mooie wandeling naar de San Miniato.

'Dat is inderdaad het best,' zei ze, terwijl ze bedacht welke route ze naar de rivier moesten nemen, omdat ze de Marshes niet plotseling met wegwerkzaamheden, steigers, iets lelijks of storends wilde confronteren. Hij keek weer op haar neer. 'Dan moet Emma maar stevige schoenen aantrekken,' zei hij glimlachend, en toen ze naar Lucas Marsh opkeek, merkte Celia dat ze alles wegwuifde wat Marco had gesuggereerd over het soort man dat hij was.



Luisa vloog om een uur of elf naar buiten om iets te eten te halen; ze had plotseling verschrikkelijke honger. Soms dacht ze dat het zou helpen als zij het soort vrouw zou zijn dat zichzelf kon uithongeren, zich in een soort martelares kon veranderen. Een pilaarheilige. Maar zo was Luisa helemaal niet, daar was ze te praktisch voor; ze had geleerd dat je geen eten mocht verspillen en een of ander primitief overlevingsinstinct zei haar dat ze moest eten, dat ze sterk moest zijn, dat ze dat op een dag nodig zou hebben. Dus zette ze elke avond eten op tafel, en voordat ze in de winkel orario continuato kregen en de hele dag door open waren, ook tussen de middag. Na gisteravond voelde ze zich uitgehold van de honger, alsof iets binnen in haar weer van de grond af opgebouwd moest worden.

Luisa merkte dat ze onwillekeurig aan Sandro's hoofd op haar schouders moest denken, aan zijn natte tranen. Het kwam haar plotseling allemaal zo nieuw voor, en ze wist niet of ze er jong genoeg, sterk genoeg voor was. Was hun huwelijk dan zo slecht geweest, zonder deze tragedie? Sandro dronk een beetje te veel, maar ja, dat deden wel meer mannen; hij vond het fijn om elke avond een paar uur met zijn vrienden dingen te doen, kaarten, voetbal kijken - wat deden ze zoal, ze was opgehouden met ernaar te vragen. Hij was meestal op tijd thuis voor het eten en zat daarna rustig de krant te lezen. Of keek naar de televisie. Haar vader was natuurlijk een ander soort man geweest, gemakkelijk in de omgang, die zijn leven in zijn kleine werkplaats stond te verdromen; hij zou nooit tegen iemand zijn hand opheffen. Luisa had wel eens een beklemd gevoel op haar borst als ze aan het huwelijk van haar ouders dacht, aan de zachtheid, aan haar vader die achter haar moeder kwam staan als ze aan het koken was en zijn wang tegen de hare legde; haar moeder sloeg hem dan natuurlijk weg en nam dat allemaal voor lief. Luisa en Sandro — tja, je moest het doen met wat je in het leven voorgeschoteld kreeg, toch? Het ging niet altijd zoals je gewild had, je moest er het beste maar van maken.

Gianna nam even voor haar waar; tien minuutjes maar, zei Luisa, en ze hadden het toch nog niet druk. Ze schoot de bar aan de overkant in en nam een broodje, dat ze in twee happen opat, het wegspoelend met warme melk. Maar toen ze terugrende, hield er een auto vlak voor haar langs de stoeprand stil, en ze bleef staan. Luisa stond daar in de vrieskoude ochtend, enkel met een vestje aan, met het papieren servetje waarmee ze haar mond had afgeveegd nog verfrommeld in haar hand, en stond oog in oog met een vrouw die uit de auto stapte met een bundeltje in haar armen. Luisa kende haar helemaal niet; ze was bleek, had kringen onder haar ogen, maar op de een of andere manier was haar gezicht verlicht en gloeide het, en met een intuïtie die haar twintig jaar lang voor dit soort nabijheid had behoed deinsde Luisa voor haar terug. De vrouw droeg een baby in haar armen, niet in een kinderwagen ingestopt en zo goed ingepakt dat het kind bijna onzichtbaar was, zoals dat tegenwoordig ging, maar losjes in haar armen - een minuscuul wezentje, rood en verbrand ogend als een pasgeborene.

Luisa's voeten voelden verdoofd aan op het trottoir en ze was heel even bang dat ze zou vallen; de vrouw begreep het niet goed, keek glimlachend naar haar op en stak haar de baby toe, zoals iedere jonge moeder zou doen, om te laten bewonderen. Luisa keek de moeder alleen maar aan, wier blik overging in onbegrip, en voor Luisa zichzelf ervan kon weerhouden keek ze omlaag naar het kleine, samengeperste rode gezichtje van de baby, omlijst door de plooien van een sjaal, naar het zachte mondje dat bewoog in haar slaap.

'Ach,' mompelde ze, terwijl ze automatisch een hand uitstak om de sjaal weg te duwen, en ze voelde haar ogen branden. 'Hoe oud is ze?'

'Zes dagen pas,' zei de moeder van de baby vol trots. 'We hebben met papa afgesproken om te gaan lunchen, hè?' Ze kirde tegen de baby, keek toen weer naar Luisa en glimlachte. 'Hoe wist u dat het een meisje is?'

'O...' zei Luisa, terwijl ze nog steeds naar het kindje keek en de vraag niet hoorde. 'Ik...' Ze stond zo dichtbij dat ze de baby kon ruiken, zoet en melkachtig, dat ze de ronding van een dicht ooglid kon zien, en ze slikte. 'Ik...' Ze voelde de blik van de vrouw, voelde de nieuwsgierigheid van de moeder in iets anders verharden.

'Prachtig,' zei ze, en ze dwong zichzelf om op te kijken, verdwaasd. 'Ze is prachtig. Complimenti.' En toen ze snel langs haar heen liep, voelde ze dat de vrouw zich verbaasd omdraaide en haar nakeek.

Luisa ging de winkel weer binnen, die goddank leeg was, en hield haar hoofd laag, vermande zich en stampte met veel omhaal met haar voeten tegen de kou.

'Dat heb je snel gedaan,' zei Gianna, maar ze keek niet op van het tijdschrift dat ze achter de kassa zat te lezen, dus ze had niets gezien.

Wat zou ze gedacht hebben als ze het wel gezien had? Misschien bedacht ze dan wel dat ze Luisa niet vaak bij een baby zag staan kirren, misschien dacht ze wel: wat jammer dat ze zelf geen kinderen heeft gekregen. Maar ja, dat overkwam veel vrouwen. Gianna hoefde zelf niet zo nodig; ze kwam uit een gezin van acht kinderen en had altijd tegen haar man gezegd dat ze er hooguit één wilde, en vooralsnog was er geen gekomen, maar daar zat ze niet mee. Haar man mopperde wel eens, maar dan hielp ze hem even herinneren aan alle kosten die een kind met zich meebracht, aan de kinderwagens en autozitjes en alles waar geen behoefte aan was geweest toen zij kind waren, en dat was maar goed ook, want moest je je voorstellen dat je dat allemaal voor acht kinderen moest aanschaffen.

Voor Luisa trouwde was ze iemand geweest die altijd praatte, tegen haar vriendinnen, tegen haar moeder; ze zou gezegd hebben dat er niets was waar ze niet over kon praten. Maar later was gebleken dat er dingen in het leven waren die achter slot en grendel moesten blijven; die werden er niet beter op als je er aan de keukentafel over praatte, als je een arm om je schouders kreeg en eens flink huilde. Die werden nooit beter; misschien was dat wel de reden waarom ze Sandro vijftien jaar lang zijn stilzwijgen had toegestaan. Luisa had haar dochter niet lang bij zich mogen hebben, geen zes dagen, niet langer dan anderhalf etmaal. Zesendertig lange uren. Die dingen gebeurden nu eenmaal.

Luisa voelde dat ze trilde en stak haar hand uit om die tot bedaren te brengen. Het kwam gewoon door de kou, en ze was een beetje geschrokken, meer niet. Zo'n klein kindje hoorde op een dag als vandaag niet buiten te komen. Ze deed haar ogen dicht, deed ze weer open en zag de warme, helder verlichte winkel voor zich. De deur zoefde open en ze rechtte haar rug, met haar handen voor zich over elkaar gevouwen en haar beleefd verwelkomende glimlach in stelling.

Een moeder en dochter kwamen binnen, ademloos van opwinding, Engels - heel Engels - met gewatteerde jassen en lelijke schoenen. Goed gemaakt, maar heel lelijk. 'We zijn op zoek naar trouwschoenen,' zei de moeder in het Engels. Luisa, wier beheersing van het Engels rudimentair maar functioneel was, met een beperkt vocabulaire - schoenen, handtas, avondjurk, cocktailjurk - antwoordde keurig, maar ze bleef zich erover verbazen dat die Engelsen zo aanmatigend waren en maar dachten dat ze altijd en overal begrepen werden. Anderen hadden dat ook, Fransen, Spanjaarden, Duitsers in mindere mate, maar de Engelsen spanden de kroon. Ze had niks tegen hen, hoor - vandaag in elk geval niet.

'En misschien ook iets voor mijn moeder,' zei de dochter verlegen. 'Een mantelpakje of een jurk. Voor mijn bruiloft.'

'Komt u maar mee,' zei Luisa, en ze draaide zich om om hun voor te gaan naar boven. Met elke stap die ze zette concentreerde ze zich op de troostrijke gedachte dat ze boven, tussen de stapels lichte truien, de rijen mantelpakjes en jurken, zwaar satijn en crêpe, precies wist waar ze was, en dat ze voor deze vrouw en haar dochter feilloos alles wist te vinden wat ze nodig hadden.