12

Een potige suppoost sprong op van zijn krukje in de hoek van de zaal, meteen alert, en was net op tijd om het hoofd van Emma Marsh op te vangen voor het de grond raakte. Celia, die veel langzamer had gereageerd, had het kleine, kwetsbare lichaam onverwacht zwaar gevonden toen ze ermee in haar armen stond en had het niet kunnen houden. Maar toen had Lucas Marsh haar al vast, tegen zijn lichaam aan, op de grond. Celia zat op haar hurken en schrok van de verandering die ze in hem waarnam. Zijn blonde haar zat in de war, verwilderd, en zijn lange slanke gestalte, waarvan ze zich realiseerde dat ze hem tot op dat moment op de een of andere manier ascetisch, als iets wat zichzelf ontkende, had gevonden, was plotseling een elektrificerende aanwezigheid naast haar: sterk, lichamelijk, bruisend van de vrijgekomen energie. 'Emma,' zei hij hees, en ze hoorde aan zijn stem dat hij bang was. Hij hield het hoofd van zijn vrouw in zijn handen en boog zich omlaag, zodat hij met zijn witte wang heen en weer langs haar lijkbleke gezicht streek.

De ogen van Emma Marsh bleven een hele tijd dicht en Celia keek er onafgebroken naar en probeerde ze met wilskracht te dwingen open te gaan. Dit was geen slaap; zo had ze nog nooit iemand gezien. Naast haar kwam de suppoost overeind en rechtte zijn rug. 'Signora,' hoorde ze hem tegen haar zeggen. 'Alstublieft,' en toen nog iets anders. Maar er klonk gegons in haar oren; de woorden klonken ver weg en ze keek niet naar hem op. Toen hief Lucas Marsh zijn hoofd op en zag ze Emma's oogleden trillen. Celia slaakte een diepe, langzame zucht van verlichting.

Ze droegen haar zo'n beetje tussen hen in de gang op; Lucas Marsh en zij allebei onder een arm, en toen naar het raam aan het eind, terwijl de suppoost, weer terug op zijn post om de Venus te bewaken, dringend Italiaans in een walkietalkie sprak en daarna druk gebaarde. De paar andere bezoekers in de galerij keken hen met open mond na en botsten tegen elkaar op in hun haast om ruimte te maken. Het lichaam van Emma Marsh voelde aanvankelijk als een loden last onder Celia's arm aan, maar toen ze weer in het licht stonden, voelde Celia dat ze bij zinnen raakte. Ze begon zich onrustig los te maken.

'Nee, nee,' zei Lucas ferm; Celia had het gevoel dat Emma, toen ze zijn stem hoorde, helemaal slap werd, en ze lieten haar op een houten bank onder het grote raam zakken. Lucas legde zijn hand tegen haar wang en zij keek naar hem op. Celia zag dat er wel weer wat kleur op haar wangen kwam, maar dat Emma's ogen groot en angstig stonden.

'Het spijt me,' fluisterde ze. 'Ik weet niet wat me overkwam. Ik... denk je dat...'

'Sst,' zei hij op dringende toon. 'Wees maar niet bang. Wees maar niet bang.' Hij draaide zich om naar Celia en plotseling had ze heel sterk het gevoel dat hij haar er liever niet bij wilde hebben. Voor hij iets kon zeggen stond ze snel op. 'Ik ga even kijken of ik een glas water kan vinden,' zei ze, en toen rende ze bijna de gang door naar een andere suppoost, een vrouw dit keer, die doelbewust op hen af beende. Celia versperde haar de doorgang.

'Een beetje koud water?' zei ze. 'Dat kan de signora wel gebruiken.' De vrouw nam haar argwanend op en Celia volgde haar blik langs haarzelf heen naar het echtpaar dat doodstil op het bankje onder het raam zat. De enige beweging kwam van Lucas Marsh, die langzaam over het haar van zijn vrouw streelde en die over haar hoofd heen naar iets in de verte keek, aan de andere kant van het grote raam. In silhouet zag Emma Marsh er nog heel beheerst uit, met haar handen bedeesd op haar schoot gevouwen.

De suppoost aarzelde even, draaide zich toen kwiek om en ging Celia voor naar de andere kant van de grote gang. Terwijl Celia achter haar aan liep kon ze door een of ander spel van licht de beeltenis van het stel achter haar in negatief zien zoals ze hen net voor het laatst had gezien, als een piëta in silhouet afgebeeld tegen het raam. En toen ze van het licht wegliep en haar ogen aan de groeiende duisternis wenden, merkte ze dat ze een heel ander beeld voor zich zag, namelijk dat van het bleke, angstige gezicht van Emma Marsh terwijl ze naar haar man opkeek.

Toen Celia weer bij het raam terug was, met een servetje vol biscuitjes, twee glazen ijskoud water en met de ehbo-medewerker van het museum in haar kielzog, leek de angst van Emma Marsh geweken te zijn, en was het alsof die nooit had bestaan. Ze zat voor het raam alsof ze in haar eigen woonkamer zat, keek uit over de rivier en wees haar man iets aan in de heuvels ertegenover. Terwijl ze daar zo zat met haar zwarte haar en lieve gezichtje, had ze wel een echtgenote of dochter van een van de Medici kunnen zijn, omlijst, met op de achtergrond de donkergroene heuvels in het zuiden.

De ehbo-medewerker van het museum stelde zichzelf beschroomd voor. Het was een zenuwachtig mannetje, en hij pakte de blanke pols van Emma Marsh vast om haar hartslag te meten alsof ze kon gaan steigeren en hem kon bijten.

'Een heel normale hartslag,' zei hij. 'Maar signora,' vervolgde hij in dodelijke ernst, 'we moeten u echt met de ambulance naar het ziekenhuis van Santa Maria Nuova sturen. Dat is niet ver. Gewoon voor de zekerheid.'

Emma Marsh lachte vlug. 'Ziekenhuis? Doe niet zo mal, mij mankeert niets.' De man fronste zijn wenkbrauwen en keek naar Lucas Marsh voor steun.

Marsh keek naar zijn vrouw met een vreemde combinatie van ongeduld en ontzetting. 'Vindt u ook niet?' drong de ehbo-medewerker aan.

Marsh draaide zich een beetje om, alsof hij zijn gezicht niet wilde laten zien, en was blijkbaar diep in gedachten verzonken. Emma hield op met lachen en keek hem aan als een kind dat op kwijtschelding hoopt.

'Mijn vrouw hoeft niet naar het ziekenhuis,' zei hij. 'Ze heeft gelijk, er is niets met haar aan de hand.' Hij wachtte even en zei toen zacht, bijna fluisterend: 'Ze is zwanger.'



Gabriele klonk niet eens een beetje geïrriteerd toen Celia hem voor de tweede keer die dag belde. Hij zat in een café; op de achtergrond hoorde ze voetbalcommentaar bulderen.

'Gabri,' zei ze. 'Is de wedstrijd bijna afgelopen?'

Hij lachte. 'De tweede helft is net begonnen. Maar het is een beroerde wedstrijd. Een marteling. Ik kom eraan. Ik haal je over een kwartier aan de achterkant op.'

Toen ze eenmaal op de drukke binnenplaats van de Uffizi stonden, was het al bijna donker. Celia ging hun voor naar de achterkant van de westelijke vleugel van het museum; toen ze de grote olijfboom in een pot passeerden, bleef Lucas Marsh even staan om de plaquette te bekijken. Ze zag dat hij enigszins verstijfde, fronsend omlaagkeek en toen snel om zich heen blikte. Ze stonden in een smal steegje, slecht verlicht en bijna helemaal verlaten; je kon je goed voorstellen dat de auto daar met een lading semtex was neergezet zonder dat iemand hem had gezien. Zelfs nu zou dat, hoewel de carabinieri op vijftig meter afstand op de binnenplaats van de Uffizi rondlummelden, een fluitje van een cent zijn. Celia voelde wat Lucas dacht, maar ze zei niets. Het maakte immers geen deel uit van de gebruikelijke toeristische rondleiding en ze wilde Emma Marsh niet van streek maken, die aan de arm van haar man leunde en met een bevreemd gezicht naar hem opkeek.

'Deze kant op,' zei Celia, en ze liepen door, een hoek om en weg van het boompje, dat daar heel ongepast in zijn pot stond, als een niet te negeren herinnering aan het geweld.

Gabriele stond illegaal aan de Lungarno geparkeerd, maar was heel ontspannen; hij had zelfs een das omgedaan, zag Celia. Hij stapte uit en hield het portier voor Emma Marsh open. Celia zag dat Gabriele haar doordringend aankeek en registreerde hoe bleek ze zag.

'Weet u zeker dat u niet even langs de Eerste Hulp wilt?' vroeg ze, terwijl ze door het raampje naar binnen leunde. 'Gewoon om u even te laten nakijken? Ik ga met alle plezier mee.'

'Nee, nee,' zei Emma, en ze keek naar Lucas, alsof ze bevestiging vroeg. 'Ik ben niet... Er is niets mis met me. Ik voel me alleen moe, meer niet. Ik heb bij de lunch niet veel gegeten.'

'Ik kan voor haar zorgen,' zei Lucas Marsh ernstig. 'Zou u het restaurant voor vanavond willen afzeggen?'

Celia knikte. 'Zal ik niet tot het hotel met u meegaan?'

'Dat is niet nodig,' zei Lucas Marsh. 'Heus.'

'Dan zien we u morgenochtend,' zei Emma. 'Winkelen.' Ze probeerde een samenzweerderige glimlach op te zetten, enigszins vermoeid, maar toch nog net overtuigend.

Celia knikte. 'Weet u zeker dat u dat nog steeds wilt?' vroeg ze. Emma wuifde haar weg. 'Goed,' zei Celia, 'mocht u van gedachten veranderen: u hebt mijn nummer. Tot morgen dan.' Ze kwam overeind; met een soepele elektrische zoemtoon gingen de achterramen omhoog, waardoor zij werd buitengesloten, en gleed Gabriele weg van de stoeprand. Net voor de grote donkere auto om de hoek verdween zag ze een hand uit het raampje van de bestuurder komen en zwaaien. Ze stak haar hand op om terug te zwaaien, maar ze waren al weg.

Alleen in het donker leunde Celia tegen de muur die langs de oever liep en slaakte ze een diepe zucht van verlichting. Het was heel koud en ze trok haar handschoenen aan; langs de rivier glinsterden de lichtjes in het donkere water. Vanwaar zij stond kon ze de gloeiende etalages van de winkeltjes op de Ponte Vecchio zien; vanuit deze hoek waren het net piepkleine sprookjeshuisjes, met balkonnetjes en gordijnen achter de ramen boven de winkels. Achter sommige ramen zag ze klanten, mannen met een donkere jas aan die sieraden kochten, hun vrouw stralend van blijdschap naast zich. Het was een toeristenfuik natuurlijk, maar van hieraf zag de oude brug er betoverend uit, en ze dacht aan de vrouwen die er door de jaren heen telkens wanneer ze naar de koraalarmband, de turkooizen oorhangers, de bescheiden diamant keken, sentimenteel aan terugdachten.

Voorbij de peperkoekcontouren van de juwelierswinkeltjes kon Celia de grote verlichte ramen van de penthouses langs de rivier zien, waar de echte rijken woonden. Terwijl ze stond te kijken kwam een vrouw in avondjurk voor een van de ramen staan - een slank, languissant silhouet tegen het goudkleurige licht - en ze trok het gordijn voor het enorme raam dicht. Zou het daarom gaan, rijk zijn? Celia dacht aan haar klanten. Je koopt het uitzicht en dan moet je het gordijn dichtdoen voor het geval er iemand naar binnen kijkt en ziet wat jij hebt en dat van je wil afpakken. Ze trok haar jas dichter om zich heen en ging huiswaarts.