Lieve Judith,

 

Je staat voor de spiegel met een rood hoofd en met schrik in je ogen. Waar komt die dikke kont ineens vandaan? Hoe kun je zoveel zijn aangekomen terwijl je best regelmatig sport? Komt het door de pil? Daar schijn je wel van aan te komen. Is het de leeftijd? Zijn het de hormonen? Dan is het niet mijn eigen schuld.

 

Nou lieve schat, ik zal je uit de droom helpen. Die kilo’s heb je er zelf aangegeten. Helaas, ik kan het niet mooier maken. Je eet omdat je lui bent.

Je bent geen emo-eter (een excuus waar veel vrouwen zich achter verschuilen). Als je echt in de put zit, krijg je geen hap door je keel. Je eet, wanneer je eigenlijk iets moet gaan doen. Wanneer je moet leren, een paper moet schrijven, een boek moet lezen, een telefoontje moet plegen, wanneer je eigenlijk van je luie krent moet komen en aan het werk moet gaan. Dan eet je en dat doe je voor de buis.

 

De tv staat aan om je geweten te overschreeuwen. Met de tv aan, gaan je hersens uit. En je eet, omdat je dan in ieder geval het idee hebt dat je toch nog ergens mee bezig bent. Totdat je misselijk bent. En dan begint de ellende. Want dan baal je pas echt van jezelf. Je hebt je vol gegeten en je hebt niet gedaan wat je moest doen. Dat betekent stress over vetophopingen en een hogere werkdruk.

 

Waarom vind je het zo moeilijk om aan de slag te gaan? Hoe komt het dat je daar zo tegen opziet? Wat houdt je tegen? Is het echt enkel luiheid? Dat betwijfel ik. Al zal het deels waar zijn, er schuilt meer achter. Als je een paper moet schrijven of ander intelligent werk moet leveren, schuif je dat zo lang mogelijk voor je uit. Het is niet alleen dat je er niet aan wilt beginnen. Je durft er niet aan te beginnen.

 

Het inlezen, een onderwerp bestuderen en onderzoeken, gaat nog wel. Maar dan moet je eigen gedachten gaan vinden en vormen. Dan wordt het lastig. Dan wordt het kwetsbaar. Dan gaat het om jou, wat jij denkt en vindt en kunt. Jouw gedachten kunnen nog wel eens tegenvallen. Jouw prestaties zouden niet gewaardeerd kunnen worden. Zodra je gaat nadenken en gaat schrijven, begin je te twijfelen. Is dit wel goed genoeg? Slaat het wel ergens op? Wat zullen de mensen ervan vinden?

 

Waar komt die onzekerheid vandaan? Als kind stond je altijd vooraan. Met je vinger hoog in de lucht, haast bovenop je stoel staand om het antwoord te mogen geven. Hard aan het werk met het puntje van de tong uit je mond van inspanning. Een klein strebertje. Wat hield je van leren. Naar school gaan was geen straf voor jou. Elke vrijdag schreef je een verhaal bij meester Cees in de klas. En wat hoopte je dat je dat mocht voorlezen voor in de klas. Iedereen moest het horen.

 

Ik denk en ik denk, maar ik kom er niet achter wanneer dat precies veranderde. Ineens werd je bang om fouten te maken. Het strebertje werd een perfectionistje. Een angstig perfectionistje. Liever niet meer op het podium. Bang om door de grond te zakken. Was het de puberteit? Ik weet het niet.

Het zal een strijdpunt voor je blijven. Gelukkig zijn er mensen die in je geloven. Je ouders juichen je altijd toe. Hun niet aflatende steun is goud waard. Je haalt goede cijfers, krijgt complimenten, je wordt gewaardeerd. Maar mensen kunnen je de hemel in prijzen, het maakt niets uit zolang je zelf ontevreden blijft. Jij bent de strengste criticus.

 

Om die vervelende stem in jezelf het zwijgen op te leggen kruip je maar weer achter de buis en in de keukenkastjes. Om niet te hoeven denken, niet te hoeven voelen. Maar dat levert je niets op, behalve een misselijk gevoel, een dikke kont, tranen en dat soort aanstellerij.

Mag ik je een tip geven, Judith? Creëer een goede werkplek. Eentje buiten je studentenkamer. Ga naar de bibliotheek. Sta op van de bank, ga naar een plek zonder kijkbuis en koelkast. Neem boterhammen mee en koffie, zodat er geen enkele reden kan zijn om de bieb te verlaten. Je zult je goed voelen als je gewoon aan het werk gaat. Wees niet bang. Je hebt echt wel wat te zeggen. Natuurlijk is niet alles perfect wat je produceert, maar laat dat je er niet van weerhouden het te proberen. Laat de angst je niet verlammen. Je kunt het, kom op!

 

Je afstudeerscriptie: iets om trots op te zijn. Het slimste wat je ooit hebt gedaan is dat ticket boeken. De reis naar Nieuw-Zeeland, dat werd je deadline. Je scriptie moest voor die tijd af. Dus aan het werk. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat was je te vinden in de universiteitsbibliotheek, ergens in een hoekje achteraf. Zodat je aan het eind van de middag ongestoord in slaap kon vallen op je boeken. Om jezelf vervolgens van de nat gekwijlde pagina’s af te pulken en weer door te gaan. Hard werk loont. Want mens, wat was je enthousiast over je onderwerp. Over alles wat je leerde en ontdekte. Je kon er uren over vertellen. Laat dat je drijfveer zijn. Dat enthousiasme om te delen wat je hebt ontdekt. Niet bang zijn voor wat anderen ervan zullen vinden. Steek je vinger op! Ga op je stoel staan en vertel je verhaal!

 

Ik gun het je zo dat je van het schrijven en spreken gaat genieten. Niet alleen vanwege je dikke billen. Leer maar van ze te houden, ze blijven je achtervolgen. Maar omdat je een beroep kiest waarbij je veel zult moeten lezen, denken en schrijven. Elke week een preek, soms wel twee. Het zal je een hoop huilbuien en ritjes naar de sportschool schelen, als je een plek vindt waar je kunt werken. Later krijg je een huis met een studeerkamer. Maar tot die tijd zul je het buitenshuis moeten zoeken.

 

Wil je echt eens op nieuwe gedachten komen? Ben je op zoek naar inspiratie? Word je onrustig? Sta je op het punt om met boeken en computers te gaan gooien? Ga dan een lange wandeling maken. Loop door de bossen, ren door de weilanden. In de weidsheid van de natuur kom je tot rust. Daar ben je het dichtst bij je Schepper. De wind waait door je hoofd. Daar worden je de beste ideeën ingefluisterd.

 

Heb vertrouwen,

Judith