Aan een lieve, trouwe meid,

 

Het zijn de jaren zestig en je bent de jongste uit een warm, Rotterdams gezin. Je ouders hebben het niet breed en er zijn meer dan eens relatieproblemen, maar ze klagen nooit en zijn er voor jou en je drie oudere broers: Kees, Flip en Jan. De jongens gaan met vader naar het voetbal. En jij bent bij je moeder, want zo hoort dat nu eenmaal.

Vader noemt je liefkozend ‘die meid’. Soms ook ‘een kroel’, omdat je graag knuffelt en het fijn vindt om omringd te zijn door mensen. Vanaf het eerste moment dat je je kunt herinneren wil je niets liever dan zangeres of actrice worden. Je maakt jezelf geen illusies en weet dat het een zwaar vak is waarvoor je ook wat geluk moet hebben. Lukt het niet dan staat dierenarts op nummer twee, want je bent gek op beesten.

 

Op veertienjarige leeftijd doe je mee aan een talentenjacht, die je direct wint. Het balletje begint te rollen. Een tweetal heren uit Amsterdam belooft een plaatje met je maken, maar dat wordt uiteindelijk niets. Iemand van de Vara ziet daarentegen wel wat in je en voor je er erg in hebt, sta je te zingen in de grootste dansorkesten van het land.

 

Dansorkesten spelen in die tijd avond aan avond voor een groot publiek. Een nog veel groter publiek zit aan de radio gekluisterd om van de orkesten van de AVRO, KRO, NCRV en anderen te luisteren. Je zingt er op los, ontplooit je talenten en geniet volop. Moeder geniet mee en reist stad en land af om jouw droom waar te maken.

 

Hoewel je als vijftienjarige het leven van een volwassen zangeres leidt, vind je het allemaal heel normaal. School lag je niet zo en disco’s trokken je ook niet. Die hele puberteit lijkt op jou geen vat te krijgen. Toch was het niet je vak of het reizen wat je op jonge leeftijd snel volwassen maakte. Dat proces voltrok zich geheel onverwacht thuis.

 

Dan heb ik kanker.’ Je hoort het je vader nog zeggen. Een grote, gebruinde man van zesenveertig staat in een ziekenhuiskamer, omringd door zijn vrouw, kinderen, een verpleegster en een arts. ‘Nou niet direct zo somber zijn’, spreekt de arts hem tegen. Waarop vader antwoordt: ‘Ik ben niet somber, maar reëel.’ Een paar weken ervoor was je vader gevraagd naar het ziekenhuis te komen. Uit de resultaten van het volksonderzoek bleek dat er een vlekje te zien was op zijn longen. Een biopsie moest uitwijzen of het tbc, kanker of slechts een litteken van een zware longontsteking was. Het bleek uiteindelijk kanker te zijn en ook nog eens een uitzaaiing vanuit de nieren. De grootste, gezondste man die je ooit had gezien, kreeg ineens te horen dat hij ernstig ziek was.

 

Vader werkte nog een jaar door tot hij niet meer kon werken en thuis moest blijven. Aangezien jij overdag veel thuis was, omdat je optredens ’s avonds waren, bracht je veel tijd met hem door. Jullie dronken koffie met elkaar, spraken over van alles en maakten samen wandelingen. De aandacht die je van je vader kreeg, slurpte je gretig op. Zo had je immers je vader nog nooit leren kennen. Hij was altijd met zijn zoons op pad gegaan en jij met moeder. Op een dag hoorde je vader zeggen: ‘Wat is het toch een leuke meid’. Waarop moeder zei: ‘Dat is ze altijd al geweest hoor’. Je gloeide van trots.

Tijdens een wandeling met vader gebeurde er iets bijzonders. Het was een hele strenge winter en jullie hadden brood mee om de eendjes te voeren. Tussen alle eenden liep er één met een krom snaveltje. Jij vond dat zielig en begon het brood zacht te kneden om het arme beest te voeren. ‘Doe maar niet’, zei vader. ‘Je kunt beter die andere eenden brood geven, want die hebben nog toekomst.’ Zo realistisch als vader een oordeel trok over die eend, zo realistisch was hij ook over zijn eigen situatie. Het drong tot je door dat jouw vader net als die eend niet meer te redden was.

 

Na die wandeling ging het snel bergafwaarts met hem. Hij kon zich niet meer zelf wassen, scheren en aankleden. Eigenlijk had hij naar een verpleegtehuis gemoeten, maar dat weigerde hij. Hij wou in zijn eigen bed in zijn eigen huis sterven. Op 10 mei 1970 vlak nadat jij hem een kus voor het slapen gaf, overleed hij, omringd door zijn vrouw en kinderen.

Die ochtend verbaasde jij je erover dat tussen alle tranen en verdriet de wereld gewoon door ging. De buren werden wakker, mensen gingen naar de kerk en eigenlijk leek het alsof er buiten jullie huis niets was veranderd. Het drong tot je door dat je het leven met zijn goede en slechte kanten, maar beter kon nemen zoals het was. Je bent op dat moment achttien jaar oud en in een korte tijd heel snel volwassen geworden.

 

Dingen gebeuren nu eenmaal, ook slechte en vervelende dingen, en je hebt niet alles zelf in de hand. Spijt is een slechte leermeester en van bij de pakken neerzitten is nog nooit iemand beter geworden. De beste manier om met tegenslagen om te gaan, is ze vanuit het positieve te bekijken. Jij hebt het geluk dat je dit wapen van nature hebt meegekregen. Vrij snel na de dood van je vader besef je dat je hem in de laatste twee jaar van zijn leven ontzettend intens hebt meegemaakt. Zonder die ziekte had je misschien wel nooit zoveel met elkaar gepraat en tijd bij elkaar doorgebracht. Wie weet was je dan voor altijd ‘die meid’ gebleven, die eigenlijk bij moeder hoorde.

 

Helaas zijn er zoveel mensen om je heen die negativiteit niet kunnen omzetten in een positieve gedachte. Geef aan deze mensen mee wat jij in je hebt. Tegenslagen vanuit een positief daglicht bekijken, is niet alleen iets dat je aangeboren moet zijn. Integendeel. Zonder jouw broers en opvoeding was deze karaktereigenschap veel minder ontwikkeld geweest. Dus jij kunt deze gave ook overgeven en ontwikkelen bij vrienden. Jong of oud, iedereen kun je verblijden door hen wat vertrouwen en dat positieve zetje in de rug te geven. Doe dat dan ook!

 

Je mag verdrietig zijn. Je moet zelfs tijd maken om te kunnen rouwen. Ga even terug naar af, word je bewust van wat er gebeurd is en wat het met je heeft gedaan en geef vervolgens toe aan je gevoel. Je zult opnieuw de kracht vinden om jezelf te herpakken. Echt waar, je moet soms diep gaan om verder te komen.

Mocht je weer eens een knauw te verwerken krijgen (en je bent realistisch genoeg om te weten dat je daar niet aan zult ontsnappen) weet dan dat je altijd terug kan vallen op je grootste passie en dat is muziek.

 

Geniet van het leven!

Joke