Openstaan voor vernieuwing is je enige keuze
Dag meissie,
Daar sta je dan. Het laatste jaar van je middelbare school. Je moet een studie- of beroepskeuze maken en weet eigenlijk nog niet veel. Je weet in welke vakken je beter bent dan in andere, je weet voor welke lessen je het meest of het minst je best deed of waar je met het meeste of minste plezier naartoe ging. Dat laatste had meestal te maken met de leraar of lerares die voor de klas stond en die ervoor verantwoordelijk was om jou een bepaald vak, een wetenschap of een taal bij te brengen.
De exacte vakken had ik sowieso al een paar jaar eerder laten vallen en in 6 VWO deed ik examen in Nederlands, Engels, Frans, Duits, Latijn, Economie en Wiskunde A. Uit mijn beroepskeuzetest kwam liefde voor muziek, aanleg voor talen en interesse in andere culturen sterk naar voren. Ik besloot voor vertaler/tolk te gaan studeren. In die tijd (1987) kon dat niet eens in Nederland. Er was alleen een opleiding tot straftolk in Maastricht en verder was er de HBO economisch-linguïstische variant. Omdat ik echter graag bij Europese instellingen wilde werken en een aantrekkelijk stuk gelezen had over het beroep van conferentietolk (veel reizen, een hoog salaris) wilde ik desnoods zelfs naar België om daar het vak te leren aan de tolkenschool. Voor deze unieke opleiding mocht ik ook een beroep doen op een Nederlandse studiebeurs, compleet met openbaar vervoer-jaarkaart zodat ik in de weekends en vakanties flink door Nederland kon reizen. Ik verkoos Brussel boven Antwerpen omdat ik in Brussel meer dans un bain de français zou plonzen dan in de Vlaamse cultuurstad en ik immers Frans als mijn hoofdtaal wilde kiezen. Duits was de tweede taal. Dit was niet zo’n slechte keuze want in vergelijking met mijn Belgische studiegenootjes had ik qua Duits een voorsprong en qua Frans een achterstand. Overigens had ik na ruim een jaar dit verschil rechtgetrokken.
Tijdens en na mijn studie heb ik een aantal jaren als vertaalster gewerkt en zo nu en dan ook als straftolk in het Justitiepaleis van Brussel, maar als conferentietolk (simultaan en/of consecutief) eigenlijk nooit. Wel had ik mezelf tijdens mijn opleiding een snel notitiesysteem eigengemaakt waar ik nog dagelijks profijt van heb. Ook van mijn talenkennis heb ik dagelijks plezier, maar tijdens conferenties of staatsbezoeken heb ik een mateloze bewondering voor de tolk, die ik zelf nooit geworden ben.
Wat ben ik dan wel geworden?
Uiteindelijk first lady, al zeven jaar aan een stuk en nog flink wat voor de boeg. First lady is meer een titel dan een beroep natuurlijk maar het is tevens een taak waar ik me – onbewust – eigenlijk ideaal op had voorbereid. Zo ideaal zelfs dat ik je zou willen aanraden, lieve meid, om ervan uit te gaan dat je op een dag ook in mijn schoenen staat, om een zo breed mogelijke studie- en beroepskeuze te maken. Dit wil niet zeggen dat je er meteen vanaf dag 1 klaar voor bent. Zoals met alles leert men al doende en het was behoorlijk zoeken naar evenwicht en harmonie vooraleer ik een beetje begon aan te voelen wanneer het na inspanning hoog tijd was voor ontspanning.
Je stond als zestienjarige in de afwaskeuken van een restaurant aan de Zeeuwse kust, de zomer erna in een banketbakkerij, je hebt terrasjes gelopen, in de catering van een fabriek gewerkt, en ook als vrijwilligster gecollecteerd, kerstkaarten verkocht, huiswerkbegeleiding aan blinden verzorgd, stage gelopen bij een bank in Brussel, artikelen geschreven, kranten uitgeplozen voor een NRC-journalist. In Amerika heb je aan de universiteit en op een advocatenkantoor administratief werk verricht, heb je jaren voor de klas gestaan, met diplomaten samengewerkt op het Nederlands consulaat in Georgië, zakenlieden geadviseerd als business consultant, tientallen uitzendingen als radiocorrespondent gevuld, humanitaire projecten opgezet en uitgevoerd, kortom altijd alles aangepakt en er het beste uit gehaald. Natuurlijk met vallen en opstaan, want waar geen fouten worden gemaakt wordt meestal niets gemaakt.
Het is zo heerlijk om dan – in je uiteindelijke rol – perfect te kunnen aanvoelen hoe iemand zich voelt die jou een kopje thee komt brengen, hoe een ‘pluim voor de kok’ in de keuken aankomt, hoe fijn het is voor de chauffeur van een VIP-busje om een vriendelijk knikje te krijgen als je uitstapt of hoe leuk het is voor iemand die er moe uitziet en wiens zoveelste klant jij bent om een compliment over een sjaaltje of oorbellen te krijgen.
Een talenstudie is mooi, maar in mijn optiek eerder een hulpmiddel dan een wetenschapsbeoefening, en talen kun je je overal en altijd op korte tijd eigen maken. Kies een breed terrein om je in te specialiseren, zoals biologie, psychologie, sociologie, geschiedenis of als je exact aangelegd bent medicijnen, economie of natuurkunde. Dat zijn wetenschappen waar vanuit je lekker kunt uitwaaieren, combineren met andere richtingen, zodat je tijdens je studiejaren, terwijl je gaandeweg ervaring en zelfkennis opdoet, langzaam je eigen ‘niche’ bepaalt, je eigen pad uitstippelt, een pad dat altijd zijwegen moet blijven hebben, wel te verstaan.
Sta altijd open voor allerlei beroepen en vaardigheden. Zelfs vandaag nog, nu ik al halverwege mijn leven sta, raak ik in vuur en vlam als ik mijn nieuwe cello leer bespelen, als ik Hebreeuwse woordjes herhaal of als ik straks het lintje zal doorknippen van mijn eigen muziekzaak – annex – tearoom! Toen ik in Georgië door mijn humanitaire en ontwikkelingswerk de behoefte voelde om medisch meer onderbouwd te zijn, ging ik een verpleegstersopleiding volgen en zat ik als achtendertigjarige naast Georgische meisjes van achttien in de schoolbanken. De kennis die ik daar opdeed heeft me wederom zoveel geholpen in mijn contact met de bevolking, met terminale patiënten in een hospice, met zwangere vrouwen op de kraamafdeling waar ik regelmatig diensten draai, maar ook heeft die opleiding me qua algemene kennis enorm vooruit geholpen. En niet te vergeten ben je als moeder en echtgenote ook gebaat bij medische basiskennis.
Ik ben iemand die blijft dromen en op zoek blijft gaan naar nieuwe combinaties en uitdagingen: in gedachten ben ik al bezig een cursus samen te stellen voor conservatoriumstudenten over muziektherapie en ook over hoe zijzelf met hun stem, hun houding, hun plankenkoorts en andere gezondheidskwesties moeten omgaan.
Op een symposium aan de Columbia University waar mijn man begin jaren negentig studeerde stelde men: wat je wilt worden ben je al. Zo is het maar net: het zit in je, maar jij moet het eruit halen en jezelf klaarstomen voor de dag dat je de kans krijgt om te laten zien dat je het kunt en het waard bent. Nietzsche (las ik net in Vaslav van Arthur Japin) zegt: ‘Je moet worden wie je bent’ en ook hij slaat de spijker op zijn kop. Je weet namelijk precies hoe het moet, en hoe je moet bereiken waar je komen wilt, je hebt alleen vastberadenheid, discipline en veel zelfkennis en -kritiek nodig.
Dus aan jou, als slimme meid die op haar toekomst is voorbereid, zou ik willen meegeven: kies breed, combineer, pas je aan en blijf altijd openstaan voor vernieuwing. Wees vooral niet bang om af en toe een steekje te laten vallen. Dat wilde ik je meegeven zo net voor je laatste studiejaar. Als je mijn raad opvolgt, kun je je definitieve beroepskeuze nog een eindje voor je uitschuiven en... komt tijd, komt raad, voor je het beseft ben je je al aan het specialiseren en kun je in het gunstigste geval van je hobby je beroep maken!
Sandra Elisabeth Roelofs