22

Als ik wakker word, is Tomasetti vertrokken. Dat verbaast me, omdat ik een lichte slaper ben. Maar aangezien ik de laatste paar dagen veel te weinig slaap had gehad, was ik uitgeput. Of misschien slaap ik gewoon beter als hij naast me ligt. Die gedachte beangstigt me een beetje.

Hij zegt nooit gedag als hij de nacht bij me heeft doorgebracht. De eerste paar keer stoorde dat me. Toen besefte ik dat hij niet blijft omdat geen van ons goed raad weet op de ochtend erna. We zijn zo bang dat we te veel van onszelf laten zien, zo bezig om al die duistere geheimen weg te houden voor de nieuwsgierige blikken van een minnaar.

Het is net alsof hij altijd een klein stukje van zichzelf achterlaat. Ik voel nog zijn aanwezigheid in mijn bed, in het huis, op mijn lichaam, in mijn geest. De echo van zijn stem. Zijn zeldzame lach. De geur van zijn aftershave. De zachtheid van zijn mond. De intense aanraking van een eenzame man. Zijn wezen blijft soms nog dagen voelbaar. Eerst was het verontrustend, maar ik ben ervan gaan houden. Ik vraag me af wanneer ik hem weer zal zien.

Hoewel het pas zes uur is, neem ik snel een douche en kleed me aan. Gedachten aan de familie Plank bekruipen me pas als ik naar het bureau rijd. Zelfs dan zijn de scherpe randjes vanochtend verdwenen. Het is een stap in de goede richting.

Als ik aankom, zie ik Mona’s Escort op de gebruikelijke plaats geparkeerd staan. Skids cruiser staat ernaast, en ik weet dat hij waarschijnlijk zijn rapporten afmaakt voordat hij ervandoor gaat. Glock komt over een uurtje, met een zak bagels of donuts van bakkerij Butterhorn. Mona zal mopperen over het aantal calorieën. En als Lois, T.J. en Pickles binnenkomen, begint er weer een gewone werkdag. We zullen het over de moorden hebben en vragen beantwoorden van de media. Ik zal Auggie bellen en de zaak officieel gesloten verklaren. Mijn kleine team en ik zullen ons weer buigen over huiselijke ruzies, caféruzies en afgedwaalde koeien. Meestal is dat alledaagse, die routine, een troost voor me. Vanochtend geeft het me het gevoel dat ik stinkend vuil onder het tapijt heb geveegd.

Bij binnenkomst zie ik Mona achter het schakelpaneel zitten, ze trommelt mee op de wijs van Gin Blossoms, die iets te hard staat. ‘Hoi, Chief. Wat bent u vroeg vanochtend.’

‘Ik kon niet slapen.’ Ik loop naar het paneel, buig naar voren en zet de radio zachter. ‘Nog telefoontjes gehad?’

‘Vooral van de pers. Vanaf gistermiddag. Ze wilden alles weten over Long.’ Ze reikt me een stuk of vijf roze briefjes aan. ‘Sorry van die radio. Ik had niet door dat het al zo laat was. Ik bedoel vroeg.’ Ze grijnst. ‘De nachtdienst is voorbijgevlogen.’

Aangezien de boodschappen van de pers afkomstig zijn, geef ik ze weer aan haar terug. ‘Laat ze maar weten dat ik later vanochtend een persbericht laat uitgaan.’

‘Doe ik.’

Bij het koffieapparaat schenk ik een kopje in en ik neem het mee naar mijn kantoor. Terwijl mijn computer opstart, ga ik naar de plastic bak naast de dossierkast en neem hem mee naar mijn bureau. t. long zelfmoord, staat er met dikke rode letters op de zijkant. De bak bevat maar een fractie van wat we op de plaats delict hebben aangetroffen; het meeste ervan is naar het lab gestuurd voor onderzoek. Evengoed wil ik overal nog eens met een stofkam doorheen gaan voordat ik de zaak sluit.

In de bak vind ik het bewijsverslag dat Mona heeft samengesteld. Het voorlopige rapport van Doc Coblentz. Een manillamap met foto’s van de plaats delict. Een plastic zak vol pornofoto’s van Mary Plank. Bovendien nog twee dozen met dvd’s. Allemaal kopieën; de originelen zijn naar het lab gestuurd. Op de eerste doos staat bekeken. Dit zijn de video’s die Glock, John en T.J. gisteren hebben gezien. Op de tweede staat nog te bekijken. Dat zijn de opnamen die ik deze ochtend wil doornemen.

Ik zet de doos op mijn bureau. Het is wel het laatste waar mijn hoofd naar staat. Ik weet dat de beelden die me wachten – verkrachting en ontucht – het beetje optimisme dat Tomasetti me heeft gegeven teniet zullen doen. Maar ook al is Long dood en zal de zaak binnenkort worden afgesloten, al het bewijsmateriaal zal toch onderzocht moeten worden.

Ik sta op, sluit de deur van mijn kantoor en schuif de eerste dvd in de computer. Een zoemend geluid. Ik open Windows en klik op Play. Ik zie een spaarzaam ingerichte kamer zonder ramen. Kale, witte muren. Een enkel peertje hangt aan het plafond. Een tweepersoonsledikant met een stalen hoofdeinde en een laag voeteneind staat midden in de kamer. Mary Plank ligt op haar zij op het bed. Ze heeft geen make-up op, maar haar mond is rood geverfd. Haar ogen staan glazig. Ze draagt een lichtblauwe jurk, een witte schort, een gazen kapp en enkellaarsjes. Ik probeer deze details in me op te nemen met de objectieve blik van een politieagent. Maar ik krijg een beklemd gevoel in mijn borst als ik haar zo zie.

Een man in een spijkerbroek en met het rubbermasker komt rechts in beeld. Klootzak, denk ik, en ik merk dat het me goeddoet dat Long dat pistool in zijn mond heeft gestoken. Hij loopt naar de matras en knielt neer naast Mary. Hij buigt zich naar haar toe en fluistert iets in haar oor. Ze glimlacht naar hem, kijkt dan naar de camera. ‘We gaan vandaag een seksspelletje doen,’ zegt ze.

Het is de eerste keer dat ik haar stem hoor, en het schokt me. Ze klinkt meisjesachtig en onschuldig, met het slepende accent van de amish. Glimlachend steekt ze haar armen uit naar Long. Hij strijkt met zijn knokkels langs haar wang, en ik zie een band tussen hen die ik niet eerder had opgemerkt. De muziek begint. Een oud nummer van Van Halen, Running with the Devil. Terwijl hij haar uitkleedt, richt ik me op het camerawerk, en ik constateer dat er waarschijnlijk vanaf een statief is gefilmd.

Ik ga met behulp van Fast-forward de dvd door, en blijf alleen kijken wanneer iets mijn aandacht trekt. Het levert geen informatie over een medeplichtige op. Tegen de tijd dat de dvd afgelopen is, tril ik van woede en afkeer. Ik voel me smerig en van streek, en vreselijk schuldig.

Ik haal de dvd eruit, schrijf er gelezen op, en leg hem bij de andere dvd’s die al bekeken zijn. Ik laat geen gedachten of gevoelens toe als ik de tweede dvd in de computer schuif. Ik zet me schrap tegen de duistere angst die in me opkomt. Het stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat ik dit niet kan. Maar ik geef niet op. Ik druk op Play.

Mijn hartslag schiet omhoog als ik de boerderij van Plank herken. De woonkamer. Ik zie de twee hoge ramen, de kanten gordijnen. Er is weinig licht, waarschijnlijk afkomstig van een lamp op batterijen. De camera zwenkt heen en weer, vergelijkbaar met de stijl van The Blair Witch Project, wat me duidelijk maakt dat hij met de hand wordt vastgehouden. Ik vraag me af of deze video is opgenomen op de avond van de moorden. Of was Long al eerder in de boerderij geweest? En waar zijn de Planks?

Het scherm wordt even zwart en knippert, en daarna komt de keuken in beeld. Het camerawerk is nu beter, waaruit ik afleid dat hij een statief moet hebben neergezet. Ik zie vanuit deze hoek de rand van de tafel. De achterdeur. De kastjes en het aanrecht. Het ziet eruit als een niet-gemonteerde video-opname. Long verschijnt; hij verandert iets aan de camera of misschien test hij het licht. Hij kijkt in de lens alsof hij niet beseft dat de camera aan staat. Hij heeft een serieuze blik in zijn ogen. Is hij boos, vraag ik me af. Bang? Wil hij moorden? Staat hij op het punt in woede uit te barsten?

Het scherm wordt zwart. De woorden Dood in een amish-boerderij komen in beeld, in rode, gotische letters die me doen denken aan een horrorfilm die leerlingen op de middelbare school hebben gemaakt. Het beeld wordt sneeuwerig. Even later flakkert het scherm op en zie ik Amos Plank scherp in zwart-wit op de grond liggen. Ik zie een plas glanzend zwart bloed. Een open mond en starende blik... Het beeld blijft slechts een ogenblik staan, maar genoeg om onpasselijk van te worden.

De camera zwenkt terug naar de keuken. Geen beweging te zien. Geen mensen. Op dat moment besef ik dat ik waarschijnlijk naar ongemonteerde stukjes film kijk die eruit geknipt of niet gebruikt zijn. Ik denk aan de titel en vraag me af of ik naar fragmenten van een snuffmovie kijk...

Ik onderdruk een golf van weerzin en staar naar het scherm, zoekend naar aanwijzingen. Doc Coblentz schatte het tijdstip van overlijden van de Planks in tussen tien uur ’s avonds en middernacht. Het zou donker geweest zijn. Mijn blik gaat naar de achterdeur, maar het licht van binnen wordt weerkaatst in het donkere raam. Ik sla een paar toetsen aan en zoom in. Honderdtien procent. Honderdvijfentwintig. Ik tuur naar het scherm. Het raam is donker. Het is avond.

Op dat moment zie ik het lichte ovaal aan de andere kant van het glas. Eerst denk ik dat het een spiegeling is. Van degene achter de camera. Ik zoom nog meer in, tot honderdvijftig procent. Het beeld wordt grofkorrelig. Maar ik weet bijna zeker dat iemand daar buiten naar binnen staat te kijken. Ik zie de donkere schaduwen van ogen. De lijn van een mond.

‘Wie ben je?’ fluister ik.

Ik pak de telefoon en bel Tomasetti op zijn mobiel. Hij neemt bij de eerste keer overgaan op met zijn gebruikelijke grom.

‘Ken jij iemand bij het bci die een video-opname kan uitvergroten en verbeteren?’ val ik met de deur in huis.

‘Ik zit nog op de weg. Wat is er?’

Ik vertel hem over het gezicht voor het raam. ‘Als ik inzoom, wordt de resolutie minder, en dan is het beeld niet scherp.’

Hij zucht. ‘Ik ben twintig minuten van het lab vandaan.’ Hij dreunt snel een e-mailadres op. ‘Een van de technici is een vriend van me. Stuur het document mee als bijlage. Dan kom ik langs om het te bekijken.’

Er volgt een ongemakkelijke stilte en ik besef dat we allebei aan de afgelopen nacht denken. We hebben niet veel geslapen. Tomasetti doorbreekt de stilte door iets over de zaak te vragen: ‘Denk je nog steeds dat er een medeplichtige is?’

‘Ik weet het niet.’

‘Daardoor zou er een hoop veranderen.’

‘Het zou betekenen dat er een moordenaar op vrije voeten in mijn stad rondloopt.’

De lijn ruist. ‘Ik neem contact met je op zodra we iets hebben gevonden.’

‘Ik wacht het af.’

 

Dit zijn de twee langste uren van mijn leven. Ik ben bijna klaar met het bekijken van de dvd’s als mijn telefoon zoemt. Ik kijk op het schermpje, maar het is Lois, niet Tomasetti. Ik vloek binnensmonds en neem op.

‘Chief, Aaron Plank is hier voor u.’

Er gaat een schok door me heen. Hij is wel de laatste die ik verwacht. ‘Stuur maar door.’

Even later loopt Aaron mijn kantoor in. Hij draagt een corduroy blazer op een kakikleurige broek, en mooie schoenen. Zijn gezicht staat ernstig en bedroefd. ‘Ik heb het gehoord, van Todd Long,’ zegt hij.

Ik ben nieuwsgierig naar de reden van zijn komst en wijs hem de stoel die naast mijn bureau staat. ‘Ga zitten.’

Dat doet hij, terwijl hij zijn handen aan zijn broek afveegt. ‘Ik ga vandaag terug naar Philly. Maar voor ik wegging wilde ik u nog even spreken. Om mijn verontschuldigingen aan te bieden, denk ik.’

‘Dat klinkt niet erg enthousiast.’ Maar ik glimlach er even bij.

‘Het is niet gemakkelijk geweest.’

‘Het was voor geen van ons gemakkelijk.’

Hij doet nerveus, kijkt om zich heen de kamer rond, maar niet naar mij, en veegt nogmaals zijn handen af.

Eindelijk kijkt hij me aan. ‘Ik wil alleen dat u weet dat ik... van hen hield. Wat ze ook van me vonden, ik hield van mijn familie. Van allemaal. Maar Mary... was bijzonder voor me.’

Ik krijg een brok in mijn keel, die ik uit alle macht wegslik. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik weet amper wat ik moet voelen.

Aaron staat op. Ondanks zijn jeugdige leeftijd lijkt hij vandaag een oude man. Door iets in zijn ogen, de manier waarop hij beweegt. Ik besef dat zijn tochtje naar Painters Mill hem ouder heeft gemaakt op een manier die niets te maken heeft met het verstrijken der jaren.

Hij loopt naar de deur, legt zijn hand op de kruk en draait zich dan naar me om. ‘Ik zou graag haar dagboek lezen, als de politie ermee klaar is.’

Ik slaag erin hem toe te knikken.

Daarna draait hij zich om en verlaat mijn kamer.

Ik staar hem na, en probeer geen acht te slaan op het beklemde gevoel in mijn borst. Ik had hem willen bedanken voor zijn komst. Ik had iets willen zeggen om te laten merken dat ik hem begreep. Sommige dingen zijn gewoon te moeilijk.

Mijn telefoon gaat. Ik zie het nummer van het bci. In gedachten ga ik over in een andere versnelling, sluit me af voor alle oude emoties en grijp de telefoon. ‘Is er nieuws?’

‘De technicus heeft het beeld uitvergroot,’ zegt Tomasetti kort en bondig. ‘Hij heeft de resolutie zo veel mogelijk opgekrikt. Ik heb je net de resultaten gemaild.’

Zonder de telefoon neer te leggen, open ik mijn e-mailprogramma, en klik op ‘Ontvangen berichten’. Er zit een e-mail met bijlage van het bci in mijn inbox. Ik open hem en klik de bijlage aan.

De technicus heeft goed werk gedaan, de foto is duidelijker geworden. Hoewel een dergelijke retouche voor de rechtbank waarschijnlijk niet goed genoeg zou zijn, is hij voor mij voldoende om het gezicht voor het raam te herkennen.

‘Jezus, nee,’ hoor ik mezelf zeggen.

Van schrik schiet ik overeind. Ik verbreek de verbinding zonder te bedanken en ren naar de deur.