20

Ik negeer de maximumsnelheid op weg naar het Melody Trailer Park. Het is altijd spannend om een belangrijke arrestatie te doen, vooral van een gewelddadige verdachte die moeilijk te vinden was. Ik voel onze gezamenlijke adrenaline in de auto zinderen. Naast me klemt Tomasetti de armleuning vast. Hij ziet er opgewonden uit – te opgewonden, gezien het feit dat zijn superieuren er geen idee van hebben dat hij hier is. Het is een onderwerp dat we al hadden moeten afhandelen. Ik wil niet het risico lopen de zaak te verpesten. Ik weet uit ervaring dat een advocaat die achter dit soort informatie komt, die zal gebruiken om zijn cliënt vrij te pleiten, schuldig of niet.

De banden van de auto gieren als ik het trailerpark in rijd. Ik stop langs de kant, twee percelen van Longs woning vandaan. Ik tik tegen mijn microfoon. ‘Hier 235. Ik ben 10-23.’

Ik hoor Glocks stem krakend antwoorden. ‘Ik ben 10-23 bij zijn werk. Long is vandaag niet op komen dagen.’

‘Kom hierheen.’

‘10-77, vijf minuten.’

Ik zet de microfoon uit. ‘Er is versterking onderweg.’

‘Kom mee.’ Tomasetti wil uitstappen.

Ik grijp zijn arm om hem tegen te houden. ‘Ben je gewapend?’

Hij kijkt me kwaad aan. ‘Wat denk je?’

‘Ik denk dat je hier alleen kunt toekijken.’

Er flakkert woede in zijn blik. ‘Jezus, Kate.’

‘Ik meen het,’ snauw ik. ‘Ik wil dat dit volgens de regels gaat.’

‘Best.’ Hij schudt mijn hand met iets te veel kracht af.

We stappen gelijktijdig uit. Ik zie Longs trailer al staan. De zwarte pick-up staat op de oprit. ‘Het lijkt erop dat hij thuis is.’

‘Ik loop achterom,’ zegt Tomasetti.

Ik knik even, pak mijn .38 en klim de houten trap op naar de veranda. Ik ga naast de tochtdeur staan en bons op de deur. ‘Todd Long! Politie! Doe open. We moeten met je praten.’

Vanuit mijn ooghoek zie ik Tomasetti aan de achterkant van de trailer verdwijnen. Ik hamer met mijn vlakke hand op de deur. ‘Politie! Doe open!’

Een agent moet voorzichtig zijn als hij de woning van een verdachte binnengaat. Anders dan de meeste mensen denken, hoeft de verdachte zijn deur niet open te doen om iemand neer te schieten. Afhankelijk van het wapen kan een kogel dwars door een stalen deur heen dringen. Deze deur is van hout en heeft een ruitvormig raampje, vlak boven ooghoogte. Ik doe de tochtdeur open, blijf zo veel mogelijk aan de kant, ga op mijn tenen op de drempel staan en kijk door het ruitje.

Het is donker binnen. Geen verlichting. Gordijnen dicht. Ik zie een woonkamer met donkere panelen. Een aanrecht met eiken kastjes. Werkbladen vol bierblikjes, kranten en post van een paar dagen. Een fles goede whisky staat op een glimmende salontafel. Daarachter zie ik de contouren van een flatscreen-tv.

‘Todd Long!’ roep ik keihard. ‘Doe open, nu!’ Ik wil me net terugtrekken om te wachten tot Glock er is om de deur in te rammen, als iets mijn aandacht trekt. Met mijn handen om mijn ogen druk ik mijn gezicht tegen het glas. Eerst denk ik dat de enorme vlek op de muur achter de bank veroorzaakt is door eten of drinken. De stoot adrenaline in mijn lichaam maakt me duidelijk dat dat niet het geval is.

‘Jezus.’

‘Niemand te zien.’ Tomasetti neemt de trap met twee treden tegelijk en komt vlak naast me staan.

‘Ik geloof dat dat bloed is op de muur,’ zeg ik.

Hij trekt een grimas en kijkt door het raam naar binnen. ‘Ik geloof dat je gelijk hebt.’

Hij is bijna dertig centimeter langer dan ik en hij staat er gunstiger voor.

‘Iets te zien van een lichaam?’ vraag ik.

‘Ik kan vanuit deze hoek niet veel zien.’ Hij kijkt om. ‘Denk je dat er reden is om rottigheid te vermoeden?’

Ik draai mijn hoofd met een ruk weg en probeer er niet aan te denken dat hij hier officieel niet mag zijn. ‘Doe maar.’

Hij haalt uit en geeft een keiharde trap naast het slot.

Het hout versplintert en de deur vliegt open. Voordat ik iets kan doen staat Tomasetti al in de schiethouding en dringt naar binnen. ‘Politie! Handen omhoog!’

Met mijn wapen voor me uit loop ik achter hem aan. Tomasetti gaat naar rechts, de keuken in. Ik ga naar links, waar de woonkamer op een gang uitkomt. Ik heb het bloed al geroken voor ik het lichaam zie. Aan de andere kant van de kamer zit Todd Long rechtop op de bank, met zijn armen en benen gespreid. Zijn hoofd ligt tegen de rug van de bank. Zijn gezicht is naar het plafond gekeerd, alsof hij in slaap is gevallen terwijl hij tv zat te kijken. Vanaf het punt waar ik sta zie ik dat de achterkant van zijn hoofd weggeslagen is. Zijn handen hebben een grote .45 revolver vast.

‘O, shit.’ Tomasetti’s stem lijkt van heel ver te komen.

‘Het lijkt erop dat we een beetje te laat zijn,’ hoor ik mezelf zeggen.

‘Of misschien precies op tijd.’ Ik kijk hem aan en hij haalt zijn schouders op. ‘De klootzak heeft iedereen een hoop tijd en moeite bespaard.’

Daar ben ik het niet mee eens; er tollen te veel vragen door mijn hoofd. Om nog maar te zwijgen over mijn behoefte om aan de familie Plank recht te doen. Maar mijn gedachten zijn op dit moment te verward om hem tegen te spreken.

‘Ik ga de rest van de trailer bekijken.’ Tomasetti loopt de smalle gang naar de slaapkamer in.

Ik kan mijn blik niet van de dode man afwenden. Ogen staren blind naar het plafond. Zijn mond staat open, vol bloed. Ik zie kruitsporen op zijn lippen. Zijn voortanden zijn afgebroken. De muur achter hem getuigt van het schot. Ik zie kleine stukjes hersenweefsel, bloed en botjes op de donkere wand.

Tomasetti komt uit de gang tevoorschijn. ‘Niets.’ Hij kijkt naar het lichaam en even ben ik bang dat hij er nog een kogel in zal schieten. Hij gebaart naar de fles whisky op de salontafel. ‘Het lijkt erop dat hij zich heeft bezopen en toen de gemakkelijkste uitweg heeft gekozen.’

Geen van ons heeft enig mededogen met een man die een vijftienjarig meisje heeft gedrogeerd en verkracht, maar ik had niet gewild dat het zo eindigde. Ik heb het gevoel dat iemand het tapijt onder mijn voeten vandaan heeft getrokken. Er is geen gevoel van rechtvaardigheid, geen afsluiting. Alleen maar een dode man, een dode familie en honderd vragen die nooit beantwoord zullen worden.

Ik probeer daar niet te veel aan te denken en tik tegen de microfoon op mijn jasje. ‘Ik heb een 10-84 aan Decker 3-5 in het Melody Trailer Park. ‘Kun je 10-79?’

‘Ontvangen en begrepen,’ klinkt Louis.

‘Overledene is Todd Long. Kijk of je info over familie kunt vinden, oké?’

‘Komt voor elkaar, Chief.’

Iets bij de deur trekt mijn aandacht. Ik zie Glock binnenkomen, zijn blik op het lijk. ‘Jezus. De klootzak heeft er een eind aan gemaakt.’

‘Daar ziet het wel naar uit.’ Maar het scenario zit me ergens niet lekker. Ik had gedacht dat ik me er beter bij zou voelen, maar het voelt juist alsof er iets niet afgerond is.

Ik kijk rond in de trailer. Het is er een zootje. De gedachte aan een diepte-onderzoek lokt me niet erg aan; er is niets waar ik een grotere hekel aan heb dan menselijk vuil in combinatie met risico’s voor de gezondheid. Maar ik zal hier niet binnen korte tijd vertrekken.

Even staan we daar met z’n drieën naar Longs lijk te staren. Het is een anticlimax; ik had gehoopt een arrestatie te kunnen verrichten. Ik wilde weten wat er in het huis van de familie Plank was gebeurd op de avond van de moordpartij. Ik wilde weten waarom. Ik ben er niet trots op, maar ergens wilde ik ook een kogel in de klootzak jagen die dat op zijn geweten had.

‘Het leek me niet iemand die last zou krijgen van zijn geweten,’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder.

‘De kans is groter dat hij dit heeft gedaan bij het idee dat hij de bak in zou draaien,’ zegt Tomasetti.

‘Het bespaart de belastingbetalers een bom duiten,’ voegt Glock eraan toe.

Zuchtend kijk ik naar het lichaam van Todd Long en vervloek hem in stilte. ‘Laten we tot actie overgaan en kijken wat hij ons heeft nagelaten.’

 

In de verschroeiende hitte van die dag zoeken Glock, Tomasetti en ik grondig de laden, kasten en alle mogelijke andere verstopplaatsen af. Angstvallig zorgen we ervoor dat alles wordt meegenomen, voorzien van etiket, en dat zo veel mogelijk van de plaats delict intact blijft. Onze inspanningen lonen de moeite. Tegen de middag hebben we drie grote plastic bakken vol bewijsmateriaal, inclusief foto’s, een stuk of vijf computerdisks, twee usb-sticks, een aantal onduidelijke pillen, een videocamera, boeken over fotografie, pornobladen, kleding en een zelfmoordbriefje.

Het briefje is met potlood in blokletters geschreven op een vel van een schrijfblok. Ik houd de zak omhoog, tuur naar de kinderlijke letters en zeg tegen Glock: ‘Long werkte voor de spoorwegen. Wil jij naar hun kantoor gaan voor een paar handgeschreven berichtjes van hem om die hiermee te vergelijken?’

‘Natuurlijk.’ Maar hij kijkt verwonderd. ‘Denk je dat hij het niet heeft geschreven?’

‘Ik wil het gewoon zeker weten.’

Glock gaat de deur uit. Ik merk dat Tomasetti naar me kijkt terwijl hij zakjes, van etiket voorzien, in de laatste plastic bak legt. Hij zegt niets, maar ik weet wat hij denkt: ik ga te ver, ik ben op zoek naar dingen die er niet zijn. En hoeveel energie hier ik ook in steek, de familie Plank blijft dood.

Doc Coblentz is een halfuur eerder verschenen. Genoeg tijd om me een voorlopige inschatting te geven. ‘Wat denkt u?’ vraag ik.

De dokter draagt een olijfgroene broek. De achterkant en oksels van zijn doktersjas zijn doorweekt van het zweet. Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb een paar weken geleden een seminar bijgewoond in Columbus. We hebben het kankercentrum bezocht, waar de meeste patiënten kinderen zijn. We hebben het nu over hersentumoren. Lymfomen. Leukemie. Zieke kinderen die er alles voor over zouden hebben om buiten te kunnen spelen.’ Hij wijst naar Long en schudt zijn hoofd. ‘En als ik dan zoiets zie, zou ik willen dat er een manier was om dit verspilde leven in te ruilen voor dat van een van die kinderen.’

‘Ik geloof niet dat het leven zo rechtvaardig is.’ Bij dit besef slaak ik een zucht. Ik gebaar naar Longs lijk. ‘Denkt u dat het zelfmoord was?’

‘Alles wijst erop dat hij de loop in zijn mond heeft gestoken en de trekker heeft overgehaald. Te oordelen aan de wond is de kogel enigszins schuin omhooggegaan, door het cerebellum, en heeft hij de schedel aan de achterkant verlaten. De dood moet onmiddellijk zijn ingetreden. Natuurlijk zal ik een autopsie verrichten en hem nakijken op giftige stoffen, maar mijn voorlopige vaststelling is dat de man zichzelf heeft omgebracht.’

Bij die woorden verlies ik de moed. Misschien omdat ik antwoorden wilde, en Long niet meer in staat is die te geven.

Tomasetti komt naast me staan. ‘Ik geloof dat we zo’n beetje alles hebben.’

‘Heeft Glock onder de trailer gekeken?’ vraag ik, wetend dat dit een favoriete verstopplaats is voor criminele woonwagenbewoners.

Hij knikt. ‘Hij heeft de randen losgetrokken en is eronder gekropen. Niets te zien.’

Ik kijk uit het raam. Een wagen staat op de oprit te wachten om het lijk naar het mortuarium te brengen. Ik zou me moeten haasten om hier weg te komen, waar overal de geur van bloed en dood hangt. Ik zou ernaar uit moeten zien om het bewijsmateriaal dat we tot dusver hebben bemachtigd door te nemen, zodat ik de papierwinkel kan afhandelen en de zaak afsluiten. Ik zou ernaar uit moeten zien dat het leven weer zijn normale gang herneemt. Om een reden die ik niet meteen kan verklaren voel ik weerstand om hier weg te gaan. Ik heb het gevoel dat ik, als ik wegga, een zaak de rug toekeer die nog niet is afgesloten.

Tomasetti begrijpt wat er in me omgaat. ‘Is er iets wat je dwarszit?’

‘Het gaat er mij bij niet in dat Long zichzelf heeft omgebracht.’

‘Hij heeft al eens vastgezeten. Misschien wilde hij dat niet meer. Heeft hij de gemakkelijkste weg gekozen.’

Ik zucht. ‘Verdomme, ik wilde niet dat het op deze manier zou aflopen.’

‘Het had erger gekund.’ Hij gebaart naar Long. ‘Hij had kunnen vluchten, ontsnappen.’

Ik denk aan Mary Plank. De hoop en de dromen die voorgoed de bodem in zijn geslagen. Zoveel levens die ineens zijn beëindigd. En waarvoor? Geld? Seks? Alleen uit pure wreedheid?

‘Ik wilde weten waarom hij die familie heeft vermoord,’ zeg ik.

‘Politiewerk is niet altijd zo duidelijk afgerond.’ Hij gebaart naar de plastic bakken. ‘Ik denk dat de enige antwoorden die we nog krijgen daarin zitten.’

 

Het is bijna donker wanneer Tomasetti en ik bij het bureau aankomen met de bakken bewijsmateriaal uit Longs woning. Bij de receptie ruikt het naar nagellak en Obsession. Jodie, de nieuwe medewerkster, begroet ons met een Cosmo-glimlach. Ze draagt een strakke zwarte broek en een witte tuniek, die haar figuur goed laat uitkomen. Te sexy voor een politiebureau. Daar zit ik net op te wachten. ‘Hé, hallo,’ zegt ze parmantig.

T.J. en Glock komen overeind als ze ons horen binnenkomen en turen over de wand van hun werkkamer heen. ‘Hulp nodig?’ vraagt T.J.

Glock dempt zijn stem. ‘Dit is je kans om Jodie die bicepsen van je te laten zien.’

T.J. geeft hem een vriendschappelijke klap tegen zijn achterhoofd, die net iets te hard aankomt. ‘Kop dicht, klojo.’

De stemming is joviaal. Ik zou hetzelfde moeten voelen nu een van de meest gewelddadige zaken in de geschiedenis van Painters Mill is afgesloten. Ik zou blij moeten zijn dat het voorbij is. Maar dat ben ik niet, en ik heb domweg niet de energie om te doen alsof.

We dragen de bakken naar de voorraadkamer, die tot commandocentrum is omgebouwd. Glock en T.J. lopen naar buiten als ik mijn laptop aanzet en het antivirusprogramma start. ‘Ik ga die sticks bekijken.’

‘Het zijn er een hoop.’ Tomasetti spit in de eerste bak en haalt er even later een usb-stick uit. Ik steek hem in de laptop. Terwijl hij wordt gecontroleerd op een mogelijk virus, richt ik me op het zelfmoordbriefje en lees het voor de zoveelste keer, op zoek naar een verborgen aanwijzing, die er gewoon niet in staat:

 

Ik kan het niet meer aan. Ik kan niet leven met wat ik heb gedaan. Ik hield van Mary. Ze was lief en mooi en aardig. Maar ze heeft haar ouders verteld over het kind. Ze zou het iedereen gaan vertellen. En ik draaide een beetje door. Het spijt me verschrikkelijk. Mam, je weet dat ik geen moordenaar ben. Voel je niet schuldig. Ik ben alleen van slag. Dat komt door de methadon. Het spijt me dat je dit moet meemaken, maar ik ga niet weer naar de gevangenis. Er is geen andere uitweg. Ik hou van je, Blinky.

 

Ik schud mijn hoofd, kwaad om het gebrek aan echte antwoorden. ‘De laffe klootzak.’

Ik kijk naar Tomasetti en zie dat hij me onderzoekend aankijkt. ‘Gaat het?’

‘Best.’ Ik wreef tussen mijn ogen, waar het pijn doet. ‘Ik baal alleen van de manier waarop dit is afgelopen.’

‘Kate, kijk hier eens naar.’

De toon waarop Tomasetti dat zegt trekt onmiddellijk mijn aandacht. Ik zie dat hij naar mijn laptopscherm tuurt, waar hij het eerste document al heeft geopend. Alle gedachten verdwijnen zodra mijn blik zich op het scherm richt. De beelden voelen als messen. Ik zie Mary Plank op een ouderwets ijzeren ledikant liggen. Een man, wiens hoofd volledig is bedekt met een rubbermasker – een soort narrenkop – ligt op haar; hij drukt haar armen op het bed en zijn heupen gaan heen en weer. Ik zie zijn nekspieren spannen. Mary draagt alleen haar kapp en zwarte enkellaarsjes. Haar ogen kijken wazig, maar de walging spreekt uit haar gezicht.

‘O, nee.’ Mijn stem fluistert. Het enige wat ik kan denken is: ik wil dit niet zien.

‘Dat lijkt me Long,’ zegt Tomasetti. ‘Dezelfde bouw.’

Het scherm wordt zwart. We blijven even kijken zonder iets te zeggen. Tomasetti wil net de muis pakken wanneer het scherm ineens weer aanfloept. Dezelfde verlichting. Hetzelfde ledikant en lakens. Hetzelfde akelige gevoel onder in mijn maag. Een man zit op de rand van het bed. Hij draagt hetzelfde narrenmasker, maar deze keer weet ik zeker dat het Todd Long is. Ik krijg een beklemd gevoel in mijn borst als Mary Plank tussen zijn benen knielt en de beweging van haar hoofd duidelijk maakt dat ze hem oraal bevredigt.

‘Ze is gedrogeerd.’ Tomasetti klinkt alsof ik hem door karton heen hoor. ‘Ik wed dat de pillen die we hebben gevonden een soort slaapmiddel zijn. Of misschien rohypnol.’

Ik wil reageren, maar heb het gevoel dat twee handen om mijn hals mijn strot dichtknijpen, en er komen geen woorden. Ik kijk naar het scherm en zie weer een ander afschuwelijk scenario in zwart-wit. Ik voel Tomasetti’s blik, maar ik kijk hem niet aan. Ik wil niet dat hij ziet wat er in mijn ogen te lezen is.

Deze zaak gaat niet over mij, maar hij komt bij me aan op een manier die ik niet had verwacht, en met een kracht die me de adem beneemt. Tomasetti weet wat me zeventien jaar geleden is overkomen, maar hij weet niet alles. Hij weet niet het donkerste, diepste geheim.

‘Kate.’ Hij zeg mijn naam zachtjes, als een paardentrainer die probeert een angstig veulen gerust te stellen. ‘Je hoeft hier niet naar te kijken.’ Hij wil de laptop dichtklappen.

Maar ik houd hem tegen. ‘Jawel, ik moet het zien.’ De woorden komen er piepend uit, maar ik dwing mezelf ertoe. Ik voel dat mijn emoties met me op de loop gaan. Ik weet dat het, als ik er geen greep op krijg, uit de hand kan lopen. In mijn hoofd hoor ik steeds: gevaar, gevaar, gevaar! Maar ik ga door. ‘Ze was verliefd op hem,’ weet ik uit te brengen. ‘Ze wilde met hem trouwen. Zijn kind ter wereld brengen. Haar leven met hem doorbrengen. Ze was bereid alles achter zich te laten wat haar vertrouwd was. En hij heeft haar dit aangedaan.’

Tomasetti’s kaakspieren spannen zich, en hij kijkt weg. ‘Hij heeft zijn verdiende loon gekregen.’

‘Dat is geen gerechtigheid.’

‘Misschien niet. Maar een veel beter einde kun je niet verwachten van zo’n zaak.’

Het is een hard, cynisch standpunt. Maar John Tomasetti kan dan ook een harde, cynische man zijn. Op dit moment, waarop ik naar de wrede werkelijkheid kijk die zich afspeelt op mijn laptop, voelt de wereld als een harde, cynische plek.

Ik wil niet naar dat afschuwelijke scherm kijken, maar mijn ogen worden ernaartoe getrokken. Er is alweer een nieuwe, afgrijselijke scène te zien. Ik zie de glazige blik van een onschuldig meisje. Een jonge vrouw, vol goedheid en levenskracht. Ik zie het kwaad in zijn meest verraderlijke vorm. Hij heeft haar lichaam, haar hart en haar ziel verkracht. Hij heeft het hoogste verraad gepleegd.

Ik sta abrupt op, zodat mijn stoel bijna omvalt. Tomasetti kijkt me aan en lijkt weinig op zijn gemak. ‘Kate...’

‘Kun je dit naar het lab sturen?’ hoor ik mezelf zeggen.

‘Natuurlijk...’

Voor ik weet wat ik doe, loop ik naar de deur. Ik hoor mijn ademhaling stotend naar buiten komen als ik die opengooi. Hij slaat tegen de muur; daarna ren ik de gang door. Ik hoor dat John me roept, maar ik blijf niet staan. Ik zie de verontruste blik van de receptioniste als ik langs haar ren. Ik ben me ervan bewust dat T.J. in zijn werkkamer met grote ogen naar me staat te kijken. Glock roept mijn naam als ik de deur opengooi. Dan ben ik buiten. Pas op dat moment besef ik dat ik huil. Hevige snikken wellen op vanuit het diepst van mijn wezen en komen naar buiten met een kracht waardoor mijn hele lichaam schokt.

Je emoties niet in bedwang houden is het slechtste wat een vrouwelijke agent kan doen. Vooral een vrouw met een gezaghebbende functie. Ik moet mezelf in de hand krijgen, tot mezelf komen en als de donder weer naar binnen gaan. Met het schrijfwerk beginnen dat voorgoed een einde zal maken aan deze troosteloze zaak.

Maar ik ben niet in staat om weer naar binnen te gaan. Ik kan mijn team niet onder ogen komen. Ik ben te kapot. Te ver heen. Ik ben de afgrond al in gedoken en rol nu de berg af. Ik weet dat Tomasetti ervoor zal zorgen dat eventueel bewijsmateriaal naar het lab wordt gestuurd. Dat schrijfwerk kan tot morgen wachten. Ik stap in mijn auto en rijd blindelings achteruit naar de eerste de beste plek waar ik me kan verschansen.