6

John Tomasetti arriveerde om even voor negenen op het bci-hoofdkwartier, gevestigd in de Rhoades State Office Tower, in het hartje van Columbus. Hij had met zijn gedachten bij zijn agenda van die dag moeten zijn; bij de presentatie die hij werd geacht te houden voor een groep sheriffs, die middag in het Marriott in Worthington; bij zijn gesprek in het Franklin County Correction Center aan Front Street, met een verdachte in de zaak van een neergeschoten kleuterjuf.

Maar terwijl hij op de veertiende verdieping uit de lift stapte en naar zijn kantoor liep, waren zijn gedachten niet bij de dag die voor hem lag. In plaats daarvan had hij sinds haar telefoontje bijna onafgebroken aan commissaris Kate Burkholder gedacht, en aan een zaak die hem terug zou voeren naar Painters Mill. Ze hadden weliswaar contact gehouden, maar hij had haar inmiddels bijna twee maanden niet gezien. Alles zat goed tussen hen – de vriendschap, de seks – maar zoals dat wel vaker ging, had de afstand een spaak in het wiel gestoken. Of misschien was het allemaal een beetje te snel gegaan, en een beetje te heftig. Kate was er de vrouw niet naar om zich halsoverkop in een relatie te storten. Dat was een van de vele redenen waarom hij haar leuk vond.

Op zijn beurt had Tomasetti ook het nodige wat hem belemmerde en waar hij mee worstelde. Hij had geprobeerd zijn problemen achter zich te laten, maar het was vergeefs gebleken. Toch, ondanks alles, wilde hij haar zien. Hij had gezocht naar een excuus om naar haar toe te rijden. Ze waren een goed team, en zo te horen kon ze wel wat hulp gebruiken.

Het stoorde hem dat ze had geaarzeld om hem te vragen. Want hij wist wat ze dacht. Dat hij het niet aankon. Dat een zaak van een gezin met kinderen dat was uitgemoord te confronterend zou zijn. En misschien had ze gelijk. Misschien zou deze zaak hem confronteren met zijn ergste nachtmerries. Of misschien was dit gewoon het zoveelste obstakel dat hij nog altijd moest zien te overwinnen.

Hij was nog bezig zijn opties te overwegen toen hij Special Agent Supervisor Denny McNinch bij de deur van zijn kantoor zag staan, zogenaamd een en al aandacht voor een foto van het centrum van Columbus, daterend uit 1947, die als een soort antieke beplating in een slanke lijst aan de muur was gehangen,

‘Goeiemorgen.’ Denny stak zijn handen in zijn broekzakken en probeerde er onschuldig uit te zien. ‘Heb je even?’

Tomasetti wist uit ervaring dat Denny die om negen uur ’s ochtends voor je deur stond allesbehalve onschuldig was. ‘Natuurlijk. Kom binnen. Ga zitten.’

‘Ik wil je graag even spreken in de vergaderruimte, John.’

Stront aan de knikker, dacht die. De vergaderruimte was gereserveerd voor belangrijke kwesties. Voor het aannemen en ontslaan van personeel. Voor bijeenkomsten waaraan een hele papierwinkel te pas kwam – formulieren gesteld in advocatenjargon, personeelsdossiers vol bureaucratische documenten – en waarbij het natuurlijk ook en vooral draaide om de positie van leidinggevenden die moest worden veiliggesteld. Het was niet voor het eerst dat John in de vergaderruimte was ontboden.

Hij zocht glimlachend Denny’s blik. ‘Moet ik mijn advocaat bellen?’

McNinch begon te grinniken, maar het klonk zo vreugdeloos dat Tomasetti werd overvallen door een voorgevoel van dreigend onheil. ‘Hier zou zelfs je advocaat je niet uit kunnen praten, maat.’

‘Kijk eens aan, goed dat ik het weet.’

Ze liepen schouder aan schouder de gang door, langs hokjes waarin knappe secretaresses naar hun computerscherm staarden en hun zorgvuldig gelakte nagels over de toetsen lieten dansen. Tomasetti was zich bewust van hun collectieve nieuwsgierigheid, van hun blikken die als messen in zijn rug staken. Er zou weer heel wat te roddelen zijn tijdens de lunchpauze.

Hij vond het niet prettig om onvoorbereid naar een bespreking te gaan. Sinds de zaak van de Slachthuismoorden, inmiddels tien maanden geleden, had hij keihard gewerkt om zijn reputatie van alle blaam te zuiveren. Hij was gestopt met alle pillen die zijn dokters hem hadden voorgeschreven. Hij was aanzienlijk minder gaan drinken. Hij speelde niet langer met de gedachte om zijn pistool in zijn mond te zetten en de trekker over te halen. Zijn rol in de zaak van de Slachthuismoorden had hem een goede aantekening opgeleverd, en daardoor was hij al een heel eind op weg naar herstel van een reputatie waar hij eens trots op was geweest.

Maar het was niet alleen de zaak die hem had behoed voor zelfvernietiging. Zonder Kate zou hij het misschien niet hebben gered. Niemand had hem nog kunnen bereiken, maar op de een of andere manier was zij erin geslaagd tot hem door te dringen. Ze had opnieuw het verlangen in hem gewekt een goede politieman te zijn. Het verlangen om te leven. Het verlangen om weer een volwaardige man te zijn.

Ze bleven staan voor de strenge mahoniehouten deuren van vergaderzaal nummer 1. En op dat moment besefte Tomasetti dat dit niet een spontaan ochtendbabbeltje ging worden. Hij had altijd geweten dat het slechts een kwestie van tijd was voordat het verleden hem inhaalde. Toen Denny de deur openduwde, wist Tomasetti dat het moment van de afrekening was aangebroken.

Plaatsvervangend hoofdinspecteur Jason Rummel stond bij de glimmende vergadertafel, neerkijkend op een verzameling papieren die voor hem lag uitgespreid. Hij glimlachte toen hij Tomasetti zag. ‘Goeiemorgen, John.’

Hij doet veel te aardig, dacht Tomasetti. Blijkbaar was het allemaal nog erger dan hij had verwacht. ‘Goeiemorgen.’

Hij liep met uitgestoken hand naar Rummel om hem te begroeten. De plaatsvervangend hoofdinspecteur was een kleine, pezige man, een bleke verschijning met een Hitler-snorretje. ‘Fijn dat je even tijd voor ons kon vrijmaken.’

Tomasetti was zich vaag bewust van het uitzicht op het centrum van Columbus. Van het spreekgestoelte met het wapen van de staat Ohio in een hoek van de ruimte. Van de flatscreentelevisie aan de muur. Aan de andere kant van de tafel had Ruth Bogart, hoofd Personeelszaken, zich al geïnstalleerd. Tomasetti herkende zijn dikke, beduimelde personeelsdossier op het glimmende tafelblad voor haar. Naast het dossier lagen twee pennen, een notitieblok en verschillende onheilspellend ogende formulieren. Het geheel werd gecompleteerd door een Starbucks-mok met lippenstift op de rand.

Bogart was gekleed in een bordeauxrood mantelpak met een subtiel accent van wit kant aan de hals. Ze keek hem aan over de rand van haar dubbelfocusbril en schonk hem een glimlach waardoor ze hem deed denken aan een koraalslang, vlak voor het moment dat die zijn giftanden in zijn prooi zette.

Rummel ging aan het hoofd van de tafel zitten, om er geen enkel misverstand over te laten bestaan wie de leiding had. Achter hem sloot Denny de deur nadrukkelijk met een hoorbare klik. Tomasetti vroeg zich af of ze probeerden hem te intimideren. Als de situatie niet zo ernstig was geweest, zou hij misschien gelachen hebben om de absurditeit ervan. Toen hij nog bij de zedenpolitie in Cleveland werkte, had hij heel wat uurtjes in ondervragingsruimten doorgebracht met het intimideren van verdachten. Het beviel hem helemaal niet dat hij nu aan de andere kant van de tafel zat.

‘Zo te zien zijn we compleet,’ zei hij terwijl hij zich tegenover Bogart in een stoel liet vallen.

Ze negeerde hem, Rummel schraapte zijn keel. ‘Je bent een goede politieman, John. Een van de beste die we hebben. Ik weet dat we het recentelijk – laten we zeggen, het laatste jaar – niet altijd met elkaar eens zijn geweest, maar ik heb het grootste respect voor de manier waarop je je werk doet.’

Het enige wat Tomasetti kon denken, was dat de bijl elk moment kon vallen. De haartjes in zijn nek prikten in afwachting van de kling. Dit was de methode-Rummel: eerst kreeg je een veer in je reet, dan stak hij het mes – diep – in je rug.

Zich ervan bewust dat het belangrijk was het spel mee te spelen, richtte Tomasetti zijn blik op de foto van de procureur-generaal die ingelijst in bladgoud boven Rummels hoofd hing. ‘Dat waardeer ik,’ zei hij.

‘Ik weet dat die laatste zaak een zware tol van je heeft geëist, John. Zowel professioneel als persoonlijk.’ Rummel vertrok zijn gezicht. ‘En ik besef dat de timing buitengewoon ongelukkig was.’

Buitengewoon ongelukkig – nogal zwak uitgedrukt als het ging om de moord op Tomasetti’s vrouw en zijn twee dochtertjes, inmiddels tweeënhalf jaar geleden. Mensen gebruikten eufemismen wanneer ze de zaken niet bij de naam wilden noemen. In dit geval omdat de werkelijkheid te gruwelijk was om hardop uit te spreken. Tomasetti kon niks met eufemismen, dus hij deed er het zwijgen toe.

‘Laat duidelijk zijn dat we hier bij het bci oprecht betrokken zijn bij onze mensen,’ voegde Bogart eraan toe.

Tomasetti keerde zich naar Denny McNinch, met een blik alsof hij wilde zeggen: Waar heeft ze het in godsnaam over? ‘Waren jullie nog van plan me te vertellen wat er aan de hand is?’

Denny veegde zijn handen af aan zijn broek. ‘Het gaat om die laatste drugstest van een paar maanden terug, John. We hebben geprobeerd er geen ruchtbaarheid aan te geven, maar het hoogste echelon eist dat er actie wordt ondernomen. Dat is het beleid, zeggen ze. Je kent het.’

Natuurlijk. Hij had het geweten. De drugstest die hij dramatisch had verknald; in een periode dat hij allerlei pillen door elkaar slikte, en dan ook nog in combinatie met drank. ‘Dat is tien maanden geleden,’ hoorde hij zichzelf zeggen.

‘Dit soort dingen kost tijd,’ zei Denny. ‘Vanwege de bureaucratie en omdat iedereen er een andere mening op na schijnt te houden over de gewenste aanpak.’

Tomasetti glimlachte. Tien maanden geleden had die verknalde drugstest hen er niet van weerhouden hem het veld in te sturen, in de hoop dat hij de opdracht zou verzieken, zodat ze hem konden ontslaan. ‘Volgens mij is “politiek” de officiële term.’

‘Er wordt hier geen politiek bedreven,’ zei Bogart haastig.

‘Gezien je prestaties was niemand geneigd tot overhaast oordelen,’ voegde Rummel eraan toe. ‘We zijn hier niet om je aan de schandpaal te nagelen.’

‘Nou, dat is een hele opluchting,’ zei Tomasetti.

Als ze het sarcasme in zijn stem al hoorden, dan lieten ze dat niet blijken.

Rummel keerde zich naar het hoofd Personeelszaken en knikte.

Ruth Bogart boog zich over het dossier dat voor haar lag. ‘We kregen een telefoontje van de hoofdinspecteur, John. Hij wil dat we actie ondernemen inzake de drugstest. Volledig volgens het boekje. Om de belangen van het bureau te beschermen. En om jou te beschermen.’

‘Je bedoelt, voor het geval dat ik door het lint ga als gevolg van de werkdruk of zoiets?’

Bogart schudde haar hoofd. ‘Dat is niet wat ik bedoelde.’

‘We moeten zowel jou als het bureau beschermen tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid,’ lichtte Denny toe.

‘Er zijn een paar vergaderingen geweest,’ vervolgde Bogart. ‘Daarin heeft Jason het voor je opgenomen, John. Hij heeft zijn nek voor je uitgestoken. Maar ze wilden niet luisteren.’

Nee, dat kan ik me voorstellen, dacht Tomasetti. Want Rummel stak zijn nek niet uit, tenzij hij er zijn voordeel mee kon doen.

‘Jason heeft een goed woordje voor je gedaan,’ herhaalde Bogart. ‘Hij heeft de vergadering gewezen op de eervolle vermelding die je hebt gekregen, op je aantal dienstjaren, zowel bij het bci als in Cleveland.’ Ze keek gepast medelijdend. ‘Hij heeft gewezen op de beproeving die je in Cleveland hebt moeten doormaken.’

‘Dat waardeer ik.’ Maar hij had het gevoel dat hij door een meute kwaadaardige honden werd aangevallen. ‘Voor de draad ermee. Wat is het vonnis?’

Rummel zette een ernstig gezicht. ‘We zijn het uiteindelijk eens geworden over administratief verlof.’

‘Tijdelijk natuurlijk,’ verduidelijkte Denny. ‘Je hebt een hoop vrienden hier bij het bci.’

Tomasetti leunde naar achteren in zijn stoel. ‘Tja, dat blijkt wel.’ Deze keer was het sarcasme onmiskenbaar.

Denny keek alsof zijn das te strak zat. ‘We zijn tot de conclusie gekomen dat een tijdje rust je goed zal doen. Tijd om tot jezelf te komen. Misschien kun je wat aan je huis gaan klussen. Of voor mijn part ga je vissen.’

‘Als we het zo spelen, kun je bij terugkomst met een schone lei beginnen. En de draad weer oppakken. Daar vaart iedereen wel bij.’ Rummel begon te lachen. ‘Godsamme, ik wou dat ík een poosje vrij kon nemen.’

Er borrelde een lach omhoog in Tomasetti’s keel, maar hij hield hem in omdat hij wist dat die net zo bitter zou klinken als hij smaakte. Wat hem betrof gaven ze bij het bci geen moer om hem. Het was hun er alleen om te doen dit onfrisse incident onder het tapijt te vegen, zodat niemand erover zou struikelen.

‘Blijkbaar is de invloed van een eervolle vermelding maar beperkt als het om politiek gaat,’ zei hij.

‘Dit heeft niets met politiek te maken,’ zei Rummel.

Tomasetti slaakte een zucht. ‘Hoe lang?’

Bogart en Rummel keken elkaar aan. ‘Als onderdeel van je verlofregeling word je verplicht wekelijks op consult te gaan bij een erkende psychiater, goedgekeurd door dit bureau,’ lichtte Bogart toe. ‘En om wekelijks een drugstest te ondergaan.’

‘Met de gewenste uitkomst,’ voegde McNinch eraan toe.

Nu kon Tomasetti zich niet langer inhouden. Hij barstte in lachen uit. Een ongepast geluid, dat door de kamer schalde als het gegrom van een gewond dier. ‘Jezus!’

‘Dat is een voorwaarde voor de verlenging van je arbeidscontract,’ verduidelijkte Rummel.

Toen wist Tomasetti dat hij geen keus had. Er viel niet te onderhandelen. Hij hoefde niet te proberen zich te verdedigen. Het had geen zin om te proberen het verleden ongedaan te maken. Hij zou zich niet met leugens uit een werkelijkheid kunnen praten die hij zelf had geschapen.

Maar hij probeerde het natuurlijk toch. ‘Die medicijnen waren voorgeschreven door dezelfde dokters bij wie ik nu elke week langs moet van jullie.’

‘Die medicijnen waren voorgeschreven door verschillende dokters, op verschillende momenten,’ sprak Bogart hem tegen. ‘En daar heb je misbruik van gemaakt.’

‘Niet om het een of ander, maar ik vind niet dat we oude koeien uit de sloot moeten halen.’ Het was Rummel die dat zei, in zijn rol van pleitbezorger die het opnam voor een van zijn beste mensen. ‘Daarvoor zijn we hier niet. Dat meen ik, John. Je moet het zien als een kans die je wordt geboden. Probeer er het beste van te maken. En pak daarna de draad van je leven weer op.’

Het enige wat Tomasetti kon denken, was dat het juist zo goed ging. Wat hem betrof, was werk de beste therapie. Door hem met verlof te sturen, trokken ze als het ware het kleed onder hem vandaan, net nu hij bezig was zijn evenwicht te hervinden.

‘En wat doen we met de zaken die ik in behandeling heb?’ vroeg hij, overdreven – en ongepast – redelijk.

‘Voor zover ze nog openstaan, worden ze verdeeld over anderen,’ antwoordde Denny McNinch.

Tomasetti hield niet van delen. Dat gold voor zijn zaken, en het gold eigenlijk voor alles. Boosheid, het oude gevoel van verbittering, nam bezit van hem. Zijn hart bonsde tegen zijn ribben, het bloed werd met zoveel kracht door zijn aderen geperst dat hij het voelde kloppen in zijn slapen. ‘Het is duidelijk. Jullie hebben het met z’n drieën al helemaal rond.’

Denny zuchtte. ‘Ik besef dat het niet ideaal is.’

‘Zoiets vindt niemand leuk,’ zei Bogart.

‘Maar het is in je eigen belang. En in het belang van het bureau,’ voegde Rummel eraan toe.

‘En dan hebben we het nog niet over júllie belang,’ merkte Tomasetti op.

Daar had niemand iets op te zeggen.

‘De vorige keer dat ik hier zat, hebben jullie geprobeerd me eruit te werken,’ zei Tomasetti. ‘En dat dachten jullie te bereiken door me het veld in te sturen.’

Rummel trok het gezicht van iemand die een pijnlijke fout toegeeft. ‘Probeer je eens in mij te verplaatsen, John. Je hebt iets verschrikkelijks meegemaakt. Er is niemand die jou ook maar iets verwijt, en dit is ook niet bedoeld als straf. We hebben er belang bij dat het goed met je gaat. We willen niets liever dan dat je weer aan het werk kunt. Maar daarvoor moet er nog wel iets gebeuren.’

‘Ik ben blij dat iedereen het zo goed met me voorheeft,’ zei Tomasetti met een stem die droop van het cynisme.

Rummel keek nadrukkelijk naar het personeelsdossier dat nog altijd voor Bogart op tafel lag.

Het hoofd Personeelszaken sloeg de map open. Ze haalde er een vel papier uit en een formulier, die ze over de tafel naar Tomasetti schoof. ‘We willen dat je het formulier ondertekent. Voor je dossier. Op het andere vel staat een lijst met psychiaters. Je kunt er zelf een uitkiezen en een afspraak maken.’

Toen Tomasetti geen aanstalten maakte om de papieren te pakken, voegde ze eraan toe: ‘Dit alles wordt met de grootste discretie behandeld, John. Dat weet je.’

Het enige wat hij wist, was dat ze hem in een hoek hadden gedreven. Zijn reputatie en zijn carrière stonden op het spel. Hoe graag hij ook zou zeggen dat ze wat hem betrof konden doodvallen, dat kon hij niet doen. Tenminste, als hij het laatste wat hem nog restte niet ook wilde verliezen.

Hij reikte naar de papieren. Het enkele vel bevatte naam, adres en telefoonnummer van zes erkende psychiaters in Columbus en omgeving, onder het briefhoofd van het bci. Het formulier was een officieel verzoekschrift tot het verlenen van verlof, gesteld in ambtelijke taal, al ondertekend door Jason Rummel.

‘Het is een goeie deal,’ zei Denny.

Tomasetti pakte de pen.

Bogart boog zich naar voren en zette een rode nagel op de onderste regel. ‘Hier moet je tekenen. En goed hard drukken, want het is in viervoud.’

En John Tomasetti tekende, op de stippellijn.