13

Een halfuur later zit ik met Glock en Aaron Plank in mijn kantoor, met de deur dicht. Op weg naar het bureau heb ik Skid gebeld, met het verzoek Aaron Plank in te voeren in leads, om te controleren of hij een strafblad heeft. Tot mijn verrassing levert die controle twee vermeldingen op. Een keer wegens rijden onder invloed, hij was toen achttien. En op zijn twintigste is hem geweldpleging ten laste gelegd. Hij heeft beide keren schuld bekend, waarna hem een werkstraf is opgelegd.

Terwijl hij tegenover me zit, met zijn benen over elkaar geslagen, maakt hij op het ongeoefende oog een kalme indruk. Maar dankzij mijn politie-ervaring ontgaat het me niet dat hij nerveus aan een velletje bij een van zijn nagels peutert en regelmatig over zijn kamgaren broek wrijft, alsof zijn handen vochtig zijn. Hij ziet eruit als een bescheiden jongeman. Aantrekkelijk, met een ernstig gezicht en een open blik in zijn ogen. Ik heb echter geleerd nooit iemand te beoordelen op basis van zijn of haar uiterlijk.

‘Het spijt me heel erg wat er met uw familie is gebeurd.’

‘Ik kan nog altijd niet geloven dat ze er niet meer zijn. Mijn broers en mijn zusjes... Kleine Amos...’ Hij vertrekt hoofdschuddend zijn gezicht. ‘Heeft de politie al een verdachte?’

‘We zijn bezig een aantal aanwijzingen na te trekken.’

‘Ik begrijp niet hoe iemand zoiets kan doen. Zo gewelddadig... Mijn god.’ Hij wendt zich af; de spieren in zijn kaak spannen zich.

‘Hoe hebt u het gehoord?’ vraag ik.

‘Een vriend van me belde. Hij had het op het nieuws gehoord.’

‘We hebben gezocht naar naaste verwanten. De sheriff in Lancaster County kon geen familie vinden.’

‘Dat zou in mijn geval ook niet zo makkelijk zijn geweest.’

‘Hoezo?’

Hij lacht, maar het klinkt verdrietig. ‘Zoals u ziet, heb ik mijn geloof vaarwel gezegd. De sheriff heeft waarschijnlijk gezocht naar Planks in Lancaster County. En daar woont geen familie meer.’

‘Ook geen ooms of tantes?’

‘Datt heeft een broer. En die had drie zoons.’ Hij tuit zijn lippen. ‘Maar ze zijn zes jaar geleden omgekomen bij een ongeluk met een rijtuig.’

‘Wat een zwaar getroffen familie.’

‘Ja, dat was ook verschrikkelijk.’

Ik geef hem even de tijd om weer tot zichzelf te komen. ‘Wanneer hebt u uw ouders en uw broers en zusjes voor het laatst gezien?’

‘Dat is al meer dan drie jaar geleden. Sinds mijn vertrek naar Philadelphia is het contact verbroken.’

‘Hebt u elkaar ook niet meer geschreven? Of gebeld?’

‘We hadden geen telefoon, dus dat was hoe dan ook uitgesloten. Ik heb nog wel een brief gekregen van Mary.’

Mijn belangstelling is onmiddellijk gewekt. ‘Wat schreef ze?’

‘Ach, wat je kunt verwachten van een meisje van haar leeftijd. Wie met wie gaat. Wie er gaat trouwen. De gebruikelijke roddels.’ Hij glimlacht. ‘Natuurlijk allemaal binnen het kader van de gemeenschap.’

‘Had ze het ook over een vriendje?’

Een lichte aarzeling. ‘Nee.’

Ik knik, maar de aarzeling is me niet ontgaan. ‘Hoe lang bent u hier in de stad?’

‘Dat weet ik nog niet. Ik denk een dag of wat.’

In een poging zo veel mogelijk informatie los te krijgen, gooi ik het over een andere boeg. ‘Hoe lang is het geleden dat u het Sobere Leven vaarwel hebt gezegd?’

‘Kort na mijn rumspringa. Toen heb ik besloten me niet te laten dopen.’

‘Had u daar een speciale reden voor?’

Hij wendt vluchtig zijn blik af, maar kijkt me dan weer aan. ‘Dat besluit viel samen met het moment waarop ik definitief besefte dat ik homo ben.’

Ondanks mijn verrassing is tegelijkertijd mijn wantrouwen gewekt. Want al voordat ik het vraag, weet ik dat die mededeling niet goed is gevallen bij zijn ouders. De amish vormen een verdraagzame gemeenschap, maar het is onwaarschijnlijk dat Aaron in dit geval op de goedkeuring van zijn ouders kon rekenen. Hoe moeilijk heeft hij het daarmee gehad?

Zijn blik gaat naar Glock en dan weer naar mij. ‘Ik was... heel lang onzeker, verward. Al sinds ik heel klein was, denk ik achteraf. Maar ik wilde er niet aan. Ik deed alsof ik net zo was als andere jongens.’

Het geloof doordesemt alle aspecten van het leven bij de amish. Voor de meesten is de Ordnung hun richtsnoer, een soort ongeschreven handvest van normen en waarden die van generatie op generatie worden doorgegeven en die van kerkdistrict tot kerkdistrict kunnen variëren. Met het verstrijken van de jaren maken de regels een ontwikkeling door, en voor sommigen zijn ze open voor interpretatie. Dat geldt niet voor de conservatieven onder de amish; die houden vast aan de letter van de Ordnung. De meer liberalen van geest laten de teugels iets vieren en gaan zelfs zo ver dat ze elektriciteit gebruiken en in een auto rijden. Omdat ik ben opgegroeid in een conservatief gezin, weet ik hoe moeilijk het leven voor iemand als Aaron kan zijn geweest.

‘Hoe reageerden uw ouders toen u hun vertelde dat u homoseksueel bent?’ vraag ik.

‘Daar waren ze niet gelukkig mee.’ Hij wendt schouderophalend zijn blik af. ‘Ze begrepen het niet. In hun ogen was ik ziek, geperverteerd.’ Hij lacht schamper, vreugdeloos. ‘Ze wilden kleinkinderen.’

‘Dus uw homoseksualiteit leidde tot problemen tussen u en uw ouders?’

‘Dat is nog heel voorzichtig uitgedrukt.’ Hij kijkt me weer aan en schenkt me een verdrietige glimlach. ‘Ik weet wat u denkt, Chief Burkholder, maar ik was niet zo van streek dat ik iets als dit zelfs maar zou hebben overwogen. Het is allemaal al zo lang geleden; ik heb er inmiddels vrede mee. En ik ben altijd van mijn ouders blijven houden. Ik kon alleen niet leven op de manier zoals zij hun leven inhoud gaven.’

Het klinkt me allemaal maar al te vertrouwd. Ik zou willen dat ik het niet begreep, maar ik begrijp het heel goed. Te goed. Ik weet hoe het is om amish te zijn en je een vreemde te voelen in je eigen kring. Ik schrijf hem nog niet helemaal af als verdachte, maar ik voel wel heel erg met hem mee.

‘Waar was u op de avond van de moorden?’ vraag ik.

‘Thuis.’

‘Waar is dat?’

‘In Philadelphia.’

‘Is er iemand die dat kan bevestigen?’

‘Mijn partner, Rob Lane. Hij is een deel van de avond bij me geweest.’

‘En de rest van de tijd?’

‘Toen was ik alleen.’

‘Waar kan ik Mr. Lane bereiken?’

Aaron Plank geeft me zonder aarzelen twee telefoonnummers. Glock noteert ze.

‘Vertelt u me eens wat meer over uw relatie met uw ouders,’ zeg ik.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Daar valt niet zoveel over te zeggen. Toen ik hun had verteld dat ik homo was... kwam er als het ware een muur tussen ons in te staan. Aanvankelijk deden ze alsof alles bij het oude bleef. En ze baden ook voor me.’

‘Wat was de aanleiding om het te vertellen?’

‘Ik ontmoette Rob. Toen besefte ik dat ik niet meer zou veranderen. En vanaf dat moment ben ik steeds meer vraagtekens gaan zetten bij de beweringen van mijn ouders dat er iets niet in orde was met me.’

‘Hoe hebt u Rob leren kennen?’

‘Hij woonde destijds al in Philadelphia en hij kwam naar Lancaster County om een boek te schrijven over de amish. We ontmoetten elkaar toevallig. Hier in de stad. Ik weet dat het onwaarschijnlijk klinkt, maar na een paar minuten hadden we het gevoel dat we elkaar al ons hele leven kenden. Ik vond het goed dat hij foto’s van me maakte. Ik heb me zelfs door hem laten interviewen en een paar dagen later... hadden we een relatie.’

‘Hoe lang is hij in Lancaster County gebleven?’

‘Drie weken.’ Hij slaakt een zucht. ‘Dat was de mooiste tijd van mijn leven. We waren heel discreet, maar mijn ouders konden het niet aan om ons samen te zien. Het werk van de duivel. Zo noemden ze het.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Ze hebben met de bisschop gesproken. En ze dwongen mij om dat ook te doen.’ Hij trekt een gezicht. ‘Ik heb geweigerd schuld te bekennen. Het spreekt voor zich dat het gesprek niet ging zoals mijn ouders hadden gehoopt.’

‘Ik heb met een van de bisschoppen in Lancaster County gesproken. En nadrukkelijk geïnformeerd of er nog familie was. Maar uw naam is niet genoemd.’

‘Er zijn diverse kerkdistricten, met allemaal een eigen bisschop. Om nog maar te zwijgen over de communicatiekloof tussen de amish en de English.’

‘Wie was uw bisschop?’

‘Edward Fisher.’

Ik schrijf de naam op. ‘En hoe ging het toen verder?’

‘Het kwam erop neer dat ik werd geëxcommuniceerd.’

‘Vond u dat erg?’

‘Nou en of. Ik was zeventien. En nog niet gedoopt. Toch kwam ik buiten de gemeenschap te staan, afgesneden van mijn eigen familie. Niemand wilde nog met me aan één tafel zitten.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik was verdrietig, want ik wist dat er geen weg terug was, hoezeer mijn ouders en de bisschop ook probeerden me tot “inkeer” te brengen.’

‘Dat moet een zware tijd voor u zijn geweest.’

‘Mijn ouders en de gemeenschap gaven me het gevoel dat ik... een smeerlap was. Ik werd gekweld door schuldgevoel.’

‘Was u boos?’

‘Ik weet waar u heen wilt. Maar zo zit ik niet in elkaar.’

‘U bent veroordeeld wegens geweldpleging.’

Hij bloost. ‘U hebt blijkbaar uw huiswerk gedaan.’

‘En u bent als minderjarige ook al eens veroordeeld.’

‘Ach, kom nou toch! Ik was een kind. Een boos kind, en hopeloos in de war.’

‘Soms groeit een boos en verward kind op tot een boze en verwarde volwassene.’

‘Zo is het in mijn geval niet gegaan.’

‘Hoor eens, Aaron, ik beschuldig je nergens van. Ik probeer alleen antwoord te krijgen op de vragen waar ik mee zit. Het zou ons allebei een hoop tijd besparen als je gewoon open kaart speelde.’

Het blijft even stil. ‘Waar ging het om bij die eerste veroordeling, toen je nog minderjarig was?’

Hij schudt zijn hoofd en drukt zijn vingers tegen zijn slapen. ‘Ik had een schuur in brand gestoken’.

‘Waarom?’

Er verschijnt een grimmige trek om zijn mond. ‘Omdat mijn ouders me elk contact met Rob hadden verboden.’

Ik knik. ‘Zijn er bij die brand gewonden gevallen?’

‘Nee.’

‘Hoe oud was je?’

‘Zeventien.’

‘Hoe is de politie daarbij betrokken geraakt?’ Ik weet uit ervaring dat amish-ouders in veel gevallen weigeren de English politie erbij te halen.

‘Een hulpsheriff zag rook uit de schuur komen. Dus toen heeft hij de brandweer gebeld.’ Aaron slaakt een diepe zucht. ‘We waren al bezig met blussen toen de brandweerwagens arriveerden, maar de schuur is helemaal uitgebrand. Toen de sheriff een onderzoek startte, heeft mijn vader verteld dat ik het had gedaan.’

‘Je moet wel heel erg boos zijn geweest.’

‘Dat was ik ook.’

‘Ben je gearresteerd?’

Hij knikt. ‘En in staat van beschuldiging gesteld. Wegens brandstichting.’

‘Is de zaak voor de rechter geweest?’

‘Ja, ik heb een volledige bekentenis afgelegd. De rechter legde me tweehonderd uur taakstraf op. Ik moest helpen de schade ongedaan te maken, wat erop neerkwam dat ik een maand later heb geholpen bij het bouwen van een schuur. Dus ik heb mijn straf gehad.’

‘En die geweldpleging?’

Hij bloost opnieuw. ‘Dat was niet wat u denkt. Ik ben niet gewelddadig van aard.’

‘Je hebt een schuur in brand gestoken. Je hebt iemand neergeslagen. Wat moet ik daaruit concluderen, volgens jou?’

Hij probeert weer kalm te worden. ‘Ik verloor mijn zelfbeheersing. En hij vroeg erom.’

‘Wie is “hij”?’

‘Een vent in een kroeg. De een of andere hufterige... homohater. Hij maakte een stel volstrekt ongepaste opmerkingen.’

‘Ben je erg gevoelig als het om je seksuele geaardheid gaat?’

‘Nee, maar ik had... Ik had te veel gedronken.’

Ik knik, maar ik ben nog niet tevreden.

‘Kan ik nu gaan?’ Hij staat abrupt op en kijkt van mij naar Glock en weer terug. ‘Ik heb net mijn hele familie begraven. En u hebt het lef om me mee hierheen te slepen en me te ondervragen alsof ik de eerste de beste crimineel ben.’

‘Ik besef hoe moeilijk dit voor je is. Ik weet dat je je hele familie hebt verloren, maar het is mijn werk om dit tot op de bodem toe uit te zoeken. En om dat te doen moet ik je dit soort rotvragen stellen.’

‘Ik heb ze niet vermoord.’

‘Dat beweert ook niemand.’ Ik haal diep adem, mijn ongeduld uit alle macht beheersend. ‘Ga zitten. Alsjeblieft.’

‘U behandelt me als een verdachte!’

Aaron is op dit moment geen verdachte, maar ik ben niet van plan hem dat te vertellen. Voordat ik hem laat gaan, wil ik alles weten over de onderlinge verhoudingen binnen het gezin, en vooral over de wrijvingen waar niemand over wil praten. ‘Je hebt een motief. Je hebt een strafblad. Je alibi is niet waterdicht. Dus wat verwacht je dat ik denk?’

‘Ik heb mijn familie in bijna vier jaar niet gezien!’

‘Dat is een lange tijd om je woede te laten voortwoekeren. Sommige emoties slijten nooit.’

‘Moet ik een advocaat in de arm nemen?’

‘Dat recht heb je.’

‘Ik heb niets misdaan, maar ik weiger me door u of door wie ook met een valse aanklacht achter de tralies te laten zetten.’

Ik kijk hem strak aan, in een poging door te dringen tot in zijn hoofd, zijn hart. ‘Heb je je ouders en je broers en zusjes vermoord?’

‘Nee!’ Zijn hand beeft wanneer hij over zijn voorhoofd wrijft terwijl hij zich achterover laat zakken in zijn stoel. ‘Ik hield van ze. Van allemaal. Ik zou ze nooit pijn doen. Nooit.’

 

‘Gelooft u hem?’ vraagt Glock een paar minuten later.

‘Ik denk dat hij het niet heeft gedaan.’ Door de jaloezieën zie ik Aaron Plank in een tamelijk nieuw ogende Camry stappen. ‘Maar ik sluit niet uit dat hij informatie achterhoudt.’

Glock trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Vanwege zijn aarzeling toen u vroeg of zijn zus misschien een vriendje had?’

Ik knik, dankbaar dat ik niet de enige ben die Planks aarzeling heeft opgemerkt. ‘Volgens mij is hij niet helemaal eerlijk geweest over zijn contact met haar.’

‘Waarom zou hij iets verzwijgen?’

‘Ik weet het niet.’

Glock knikt. ‘Het valt vaak niet mee om met zekerheid te zeggen of iemand liegt.’

‘Dat is het probleem met leugenaars. Er zijn goeie en er zijn middelmatige. Het verschil is dat de goeie zichzelf ervan overtuigd hebben dat ze de waarheid spreken. Dat is de theorie van de Grote Leugen. Als je een leugen maar vaak genoeg herhaalt, gaan mensen erin geloven.’

‘Adolf Hitler,’ zegt Glock.

De Camry met Aaron Plank rijdt weg, zie ik. ‘Als iemand zichzelf ervan heeft weten te overtuigen dat een leugen de waarheid is, kun je strikt genomen niet zeggen dat hij liegt.’

 

De daaropvolgende twintig minuten probeer ik zo veel mogelijk informatie te verzamelen over Aaron Plank: het verslag van zijn arrestatie, van zijn veroordeling, gegevens over zijn achtergrond. Maar op de twee veroordelingen na is het allemaal weinig opzienbarend. Hij is grafisch ontwerper, woont in Philadelphia, in een keurige buurt met gerenoveerde oude huizen, voor een groot deel bewoond door yuppen. Niet bepaald het profiel van een seriemoordenaar. Maar ik weet hoe moeilijk het voor een jong iemand kan zijn om uit de gemeenschap te worden gestoten. Op zijn zeventiende moest Aaron zichzelf min of meer opnieuw uitvinden en weer helemaal van voren af aan beginnen. Haat kan een krachtige drijfveer zijn. Haatte hij zijn ouders genoeg om het hele gezin uit te moorden?

Het is een nauwelijks geloofwaardige theorie. Om te beginnen acht ik hem er niet toe in staat zijn zusters te martelen en de foetus uit Mary’s lijf te snijden. In de korte tijd dat ik met hem heb gesproken is me duidelijk geworden dat hij een emotioneel mens is, gekweld door schuldgevoel; dus hij is geen psychopaat. Om nog maar te zwijgen over alle andere vragen waar ik nog mee worstel: Mary Planks geheimzinnige relatie, haar zwangerschap en het sperma dat in haar lichaam is aangetroffen. Natuurlijk kan Aaron een huurmoordenaar in de arm hebben genomen. En natuurlijk kunnen de martelingen onderdeel zijn van een poging de politie om de tuin te leiden. Maar het is allemaal wel heel erg vergezocht.

Ik trek ook Rob Lane na, Aarons partner, maar die is nog nooit met justitie in aanraking geweest. Wanneer ik hem googel, kom ik te weten dat hij twee boeken op zijn naam heeft staan. Ik ga naar Amazon, voer zijn naam in en klik Amish Country: A Place of Peace aan. Het is een prachtig fotoboek, boordevol kunstzinnige zwart-witopnamen, afbeeldingen van volkskunst en literaire overpeinzingen. Het neigt naar avant-garde, en hij heeft onmiskenbaar talent.

Uiteindelijk pak ik het telefoonnummer erbij dat Aaron heeft opgegeven, en ik bel Rob op zijn werk. Een welbespraakte jonge vent die sinds kort redacteur is bij een bekend tijdschrift. Ondanks mijn terughoudendheid weet hij me te charmeren, en hij bevestigt alles wat Aaron me heeft verteld. Hij klinkt spontaan, maar wanneer ik het gesprek heb beëindigd vraag ik me toch af in hoeverre de twee mannen hun verhaal op elkaar hebben afgestemd. Het zou niet voor het eerst zijn dat iemand een geliefde in bescherming neemt.

Vervolgens bel ik het kantoor van de sheriff in Lancaster County. Ik word doorverbonden met een korporaal, een zekere Mel Rossi. Na mijn naam te hebben genoemd geef ik hem een korte omschrijving van de zaak waar ik aan werk.

‘Ik heb van de moorden gehoord,’ zegt hij. ‘Dat is niet niks. Hebt u al enig idee wie het heeft gedaan?’

‘Het onderzoek is nog in volle gang.’ Ik laat een korte stilte vallen. ‘Zou u iets voor me willen doen?’ vraag ik dan. ‘Zou u een van uw mensen naar de boerderij van bisschop Fisher kunnen sturen, zodat ik hem via de mobiele telefoon een paar vragen kan stellen?’

‘Dat moet wel lukken. Waarschijnlijk vandaag nog,’ antwoordt de korporaal met een sterk New Yorks accent. ‘Als u me uw nummer geeft, zorg ik dat u wordt gebeld.’

Ik geef hem mijn mobiele nummer en verbreek de verbinding. Zal de bisschop enig licht op het gezin Plank kunnen werpen? En wat zal hij te zeggen hebben over Aaron Plank?

Terwijl ik nog over die vragen zit na te denken, begint mijn telefoon te trillen. Op het schermpje zie ik dat ik word gebeld door de meldkamer. Afwezig neem ik op. ‘Ja?’

‘Chief, er is bezoek voor u.’

‘O? Wie is het?’

‘Ik.’

Bij het geluid van zijn stem gaat er een schok door me heen. Wanneer ik opkijk, zie ik hem in de deuropening staan. John Tomasetti! Ik zou niet verrast moeten zijn. Tenslotte wist ik dat hij zou komen. Maar ik word bestookt door een wirwar van emoties. Schrik. Plezier. Onzekerheid. Maar vooral opwinding, een gevoel alsof er een stroomstoot van duizend volt door me heen jaagt. Even ben ik met stomheid geslagen en weet ik niets te zeggen. Dan komt er een reeks van reacties in me op, allemaal even ongepast.

Ten slotte kies ik voor: ‘Wat doe jij hier?’

‘Ik was in de buurt.’

Zijn gezicht verraadt geen enkele emotie, dus ik weet niet of hij het serieus meent, en ik begin nerveus te lachen. ‘Je woont bijna twee uur rijden hiervandaan. Dus het bestaat niet dat je toevallig in de buurt was.’

Hij heeft de pokerface van een beroepsspeler. De meeste mensen doorzie ik moeiteloos, maar dat geldt niet voor Tomasetti. Ik vind het ontmoedigend niet te weten wat hij denkt. Hij kijkt me strak aan, met een ondoorgrondelijke blik in zijn ogen. ‘Ik dacht dat je misschien wel wat hulp zou kunnen gebruiken.’

Even blijft het stil. Tomasetti wendt zijn blik af, verplaatst zijn gewicht van de ene naar de andere voet, en even, heel even, ziet hij er net zo onzeker uit als ik me voel.

‘In dat geval... ga zitten!’ Ik zet de uitnodiging kracht bij met een glimlach. Dan verdiep ik me weer in mijn aantekeningen.

Hij neemt de stoel tegenover me. ‘En, wat heb je inmiddels?’

Opgelucht dat we weer op vertrouwd terrein zijn, vertel ik hem alles wat ik tot dusverre te weten ben gekomen.

‘Zou het mogelijk zijn dat dit meisje, Mary, de dingen mooier heeft gemaakt in haar dagboek?’ vraagt hij.

‘Ik denk het niet.’ Ik zoek naar de juiste woorden. ‘Het klinkt oprecht wat ze schrijft. Het straalt zo veel naïviteit uit. Zoiets kun je niet faken.’ Ik zucht. ‘Ze was smoorverliefd op die vent.’

‘Dus de minnaar is een verdachte.’

‘Ze was zwanger. En minderjarig.’

‘Dat kan een motief opleveren. Wie heb je nog meer?’

‘Aaron Plank, maar die staat op dit punt niet hoog op mijn verdachtenlijstje.’ Ik kijk op van mijn aantekeningen en zie dat hij me aandachtig zit op te nemen. ‘Maar dat wil niet zeggen dat hij geen problemen had met zijn ouders. Hij is op zijn zeventiende uit de gemeenschap gestoten. Dat moet aanleiding zijn geweest tot een hoop verdriet. Misschien zelfs woede. En het is niet ondenkbaar dat hij dat niet heeft kunnen loslaten.’

‘Genoeg woede om zijn broers dood te schieten en zijn zusters te martelen?’

‘Daar zit ik ook mee. Want dat zie ik hem niet doen.’

‘Oké, wat heb je nog meer?’

‘Het kan huisvredebreuk zijn geweest, met roof als doel. Vervolgens liep de boel uit de hand. Diefstal, die uitliep op moord. Of we kunnen te maken hebben met een haatmisdrijf.’

‘Je houdt alle opties open.’

‘Al was het maar omdat geen enkele optie alle vragen lijkt te beantwoorden.’

‘Tja, ons werk zou een stuk makkelijker zijn als er voor elke moord een logische verklaring te geven was.’ Hij pakt het dagboek van mijn bureau. ‘Noemt ze nergens de naam van haar geliefde?’

Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, in dat opzicht worden we er niets wijzer van.’

‘Misschien heeft hij haar wel op het hart gedrukt niets over hem te zeggen.’

‘Dat lijkt me waarschijnlijk. Hij manipuleerde haar. En ze had alle reden om tegen haar ouders niets over hem te zeggen, zeker na hun reactie op Aaron toen die vertelde dat hij homo was.’

Tomasetti bladert het dagboek door en legt het dan terug op mijn bureau. ‘Heb je al iets van een profiel als het gaat om dat vriendje?’

‘Ik denk niet dat hij amish is. Ouder dan Mary. Ergens tussen de vijfentwintig en de vijfendertig. Charmant. Manipulatief. Hij rommelt met drugs. En misschien is hij amateurfotograaf.’

‘Hoe dat zo?’

‘Hij heeft een paar keer foto’s van haar gemaakt.’

Tomasetti trekt een wenkbrauw op. ‘Pornofoto’s, bedoel je?’

‘Het zou kunnen. En ik denk dat hij haar misschien ook heeft gedrogeerd. Ze schrijft erover, maar echt duidelijk is het niet.’

‘Heb je al op internet gekeken?’

‘Ik heb niet gegoogeld op “Hot Amish Chicks” als je dat bedoelt.’

‘Dat is precies wat ik bedoel. Mensen hebben de vreemdste fetisjen. Nonnen. Voeten. Zwepen en kettingen.’ Hij haalt zijn schouders op.

Dat spoor had ik allang moeten natrekken, is het enige wat ik kan denken. Ik pak de telefoon en kies het nummer van T.J. Hij neemt direct op. ‘We denken dat de vriend van Mary Plank misschien pornografische foto’s van haar heeft gemaakt. En het kan zijn dat hij die online heeft gezet. Probeer of je wat kunt vinden. Je zou kunnen beginnen met een paar zoekmachines en pornosites. Kijk of er misschien speciale amish-sites zijn.’

‘Even voor alle duidelijkheid, ik moet pornosites langs op internet? Jezus, zo’n opdracht heb ik nog nooit gehad.’

‘En die krijg je waarschijnlijk ook nooit meer.’

Hij slaakt een zucht. ‘Oké, ik ga ermee aan de slag.’

Ik verbreek de verbinding en kijk naar John. Er ligt een doordringende blik in zijn ogen. Het kost me moeite hem aan te kijken, laat staan om zijn blik vast te houden. Ik slaag er niet in zijn gevoelens te peilen, maar ik heb sterk de indruk dat er iets aan de hand is. Dat hij een innerlijke strijd voert met zichzelf, of een wrok koestert waar ik niet de vinger op kan leggen.

‘Wat weet je van die broer?’ vraagt hij.

Ik breng hem gedetailleerd verslag uit over Aaron Plank. ‘Hij woont inmiddels met zijn partner in Philly.’

‘Was de verhouding tussen hem en zijn ouders verziekt?’

‘Hij zegt van niet.’

‘Zijn hele familie is vermoord. Wat moet hij anders zeggen?’

‘Er is wel iemand van wie ik hoop dat die misschien iets meer kan vertellen over de interne verhoudingen.’

Tomasetti trekt een wenkbrauw op.

‘De bisschop van de Planks in Lancaster County. Ik zit te wachten op een telefoontje. Daar wordt aan gewerkt.’

‘Het is het proberen waard.’ Hij knikt. ‘Wat nog meer?’

‘Glock maakt een inventarisatie van de haatmisdrijven in de regio.’

‘Je kunt je toch nauwelijks voorstellen dat er mensen zijn die de amish haten.’

‘Ze bestaan anders wel degelijk. Helaas wordt er in veel gevallen nooit aangifte gedaan.’

‘Waar hebben we het dan over?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Sommige mensen ergeren zich aan de rijtuigen, omdat ze traag zijn en het verkeer ophouden. En er zijn ook mensen die denken dat de amish onnozel zijn. Mensen die pacifisme aanzien voor lafheid.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik heb met mijn eigen ogen gezien dat er rijtuigen van de weg werden gedrukt. Of dat mensen stenen gooiden naar de paarden om ze te laten schrikken. Ik heb zelfs gehoord van tieners die vuurwerk naar de dieren gooiden. En dan zijn er ook nog de mensen die de amish haten vanwege hun geloof.’

‘Of die gewoon haten om het haten.’

Hij kijkt me weer aan. Daar zou ik me niet ongemakkelijk bij moeten voelen. Ik heb met hem in bed gelegen. Hij heeft me in zijn armen gehouden. Me gekust. De liefde met me bedreven. En toch zit ik ongemakkelijk in mijn stoel te draaien onder zijn blik. Ik keer me naar het raam om naar buiten te kijken, niet goed wetend wat ik moet zeggen of wat ik moet voelen.

‘Hoe gaat het met je, Kate?’

‘Heel goed. Ik heb het razend druk gehad,’ antwoord ik, iets te snel. Zijn aanwezigheid maakt me nerveus, en dat weet hij. Ik keer me weer naar hem toe. Het is inmiddels twee maanden geleden dat ik hem voor het laatst heb gezien, maar het lijkt een eeuwigheid. ‘En hoe is het met jou?’

‘Ik ben druk bezig de wereld te redden.’ Hij glimlacht. ‘En van het leven te genieten.’

Ik knik, maar ik geloof er geen woord van. ‘Hoe lang kun je blijven?’

‘Tot we de zaak opgelost hebben.’

Ik zou hem willen vragen of hij het aankan, maar ik weet dat hij dan nijdig wordt. Ik bewonder hem, ik respecteer hem. Als ik eerlijk ben moet ik bekennen dat ik hem meer bewonder en respecteer dan goed voor me is. Maar hij is de laatste tweeënhalf jaar door een hel gegaan. Hij is een gekweld mens, omhuld door schaduwen die zo diep zijn dat ik er niet doorheen heb weten te dringen. En ook al zal hij dat nooit toegeven, ik ben bang dat hij misschien niet tegen deze zaak is opgewassen.

‘Ik ben blij dat je er bent,’ zeg ik ten slotte.

‘Ja, ja, dat zal wel. Volgens mij zeg je dat tegen iedereen van het bci die je uit de brand komt helpen.’

Ik moet lachen.

Er wordt haastig op de deur geklopt, en Glock komt binnen. Wanneer hij Tomasetti in de gaten krijgt, zet hij grote ogen op. Zijn blik zoekt de mijne. ‘Sorry, Chief, ik wist niet dat u bezoek had.’

‘Dat geeft niet,’ zeg ik, opgelucht door de interruptie. ‘Heb je iets gevonden?’

Hij knikt naar Tomasetti, komt naar het bureau toe en geeft me een vel papier. ‘Misschien.’

Ik laat mijn blik over het papier gaan. Het is een politierapport uit Arcanum, Ohio, een stadje aan de grens met Indiana. Daar zijn tien jaar geleden vier mannen gearresteerd, tussen de negentien en de eenentwintig, wegens ernstige mishandeling van een amish, die ze onder andere zijn oor hadden afgesneden. Het oor is nooit gevonden en kon daardoor niet weer worden aangezet. Een van de mannen, James Hackett Payne, bekende later dat hij het had opgegeten. Alle vier de mannen werden tot een gevangenisstraf veroordeeld, variërend van vijf tot acht jaar. Mijn hart begint sneller te slaan wanneer ik zie dat Payne, inmiddels negenentwintig, in Painters Mill woont.

‘Hij heeft langer gezeten omdat er in zijn geval werd geoordeeld dat er sprake was van een haatmisdrijf,’ zegt Glock.

‘Nou, daar zal hij van opgeknapt zijn.’ Ik geef het papier door aan John.

Die bekijkt het fronsend. ‘Het is wel een grote stap, van geweldpleging naar een seriemoord.’

‘Acht jaar achter de tralies is lang. In die tijd kan woede behoorlijk doorwoekeren en zich ontwikkelen tot iets extremers,’ zeg ik.

‘Wie doet nou zoiets? Iemands oor opeten, verdomme!’ vraagt Glock aan niemand in het bijzonder.

‘Een verknipte klootzak,’ mompelt Tomasetti.

‘Waarom een haatmisdrijf? Dat begrijp ik niet,’ zegt Glock.

Ik haal mijn schouders op. ‘Sommige mensen zien de amish als een gemakkelijk doelwit.’ De twee mannen keren zich naar me toe. ‘Ze hebben het over clapes, clay apes, vanwege het feit dat de meeste amish boeren zijn. Het geweld dat er tegen de amish wordt gebruikt, staat bekend als clape-ing.’

Glock schudt zijn hoofd. ‘Het is niet te geloven, dat het zo vaak gebeurt dat er zelfs een woord voor is uitgevonden.’

Ik kijk hem aan, wetend dat hij als Afro-Afrikaanse politieman ook heel wat haat over zich heen heeft gekregen.

‘Weet je waar die kerel woont?’ vraagt Tomasetti ongeduldig. ‘Heb je zijn adres?’

Glock grijnst. ‘Reken maar.’

Ik sta op. ‘Laten we dan maar eens een praatje met hem gaan maken.’

‘En niet om het een of ander, maar ik doe oordoppen in,’ zegt Glock.