HOOFDSTUK 25

Vroeger kreeg ik altijd te horen dat ik stom was, omdat ik geen opleiding heb afgerond. Maar het leven heeft mij meer geleerd dan welk boek ook. En levenservaring is kennis. Zo is ook de Cruyff Foundation voortgekomen uit wat ik allemaal heb gezien en meegemaakt, en door de mensen die ik heb ontmoet.

Ik ben dan ook echt heel trots op het succes van de Cruyff Foundation. Ik denk zelfs dat het mij meer heeft gebracht dan andersom. Wij zien iemand in een rolstoel als een mindervalide, terwijl die persoon in de rolstoel daar heel anders over denkt. Hij doet het gewoon. Dankzij hen denk ik nooit meer dat ik ergens te oud voor ben of iets niet kan opbrengen.

Heel mooi is ook om te zien wat het heeft losgemaakt bij medewerkers, vrijwilligers, ambassadeurs, ouders en zelfs hele families. Allemaal hebben ze zich ingezet om samen iets tot stand te brengen. Inmiddels ben ik er vooral voor de bloemen en de complimenten, omdat zo’n beetje al het echte werk me uit handen is genomen.

Het idee om een eigen foundation te starten is eigenlijk een optelsom van ervaringen. Te beginnen met het verzoek van Eunice Kennedy Shriver aan mij om ambassadeur van de Special Olympics in Amerika te worden toen ik daar woonde. Die organisatie had ook een tak in Barcelona, waar de vrouw van de president van Catalonië bij betrokken was. Zo hield ik later ook het contact toen ik weer in Spanje was.

Veel kon ik in die tijd nog niet doen, omdat ik als coach van Barcelona weinig tijd had. Dat veranderde toen ik niet meer direct in het voetbal actief was. Steeds vaker werd ik voor allerlei goede doelen gevraagd. Dat ging soms goed, soms ook niet. Zo werd ik door schade en schande wijzer en ging ik met mensen over deze ervaringen praten. Dan kom je weer op het punt dat wat je ook doet, en op welk niveau dan ook, je op een gegeven moment altijd zelf hulp nodig hebt.

Vandaar dat het idee om iets vanuit een eigen organisatie voor anderen te doen, gewoon uit de praktijk is ontstaan. Met mijn eigen ervaringen als basis. Toen mijn schoonvader in de gaten kreeg dat mijn interesse in die richting steeds groter werd, heeft hij dingen aan elkaar gekoppeld.

Cor Coster heeft me in 1997 met de hulporganisatie Terre des Hommes in contact gebracht. Medewerkers van die organisatie hielpen me eerst de Johan Cruyff Welfare Foundation op te richten, waarna we later besloten de naam simpel te houden: gewoon Cruyff Foundation.

Toen het moment rijp was om een professionele directeur aan te stellen is Carole Thate in beeld gekomen. Zij was aanvoerster van het Nederlands hockeyteam, en ze meldde zich bij ons omdat ze iets gelezen had over mijn nieuwe ambities en dat sprak haar enorm aan.

Daarna heb ik de dingen op me laten afkomen. Zoals het vaker in mijn leven is gegaan. Omdat ik van nature altijd nieuwsgierig ben geweest, ontstaan zo ook de dingen. Terre des Hommes zette de organisatie op en de Postcodeloterij financierde op fantastische wijze mee. Zo konden we in het Olympisch Stadion en later ook in Barcelona een eigen kantoor openen, en voordat ik het in de gaten had was ik weer met iets nieuws bezig.

Het heeft me in heel veel opzichten verrijkt. Allereerst heb ik me zoals gezegd altijd aangetrokken gevoeld door de geestelijke veerkracht die veel gehandicapten tonen. Vaak moeten ze eerst een stap terug doen, voordat ze überhaupt aan iets kunnen beginnen. Daarbij zijn sport en spel twee zaken die de geest op een ontspannen manier kunnen aanscherpen voor die andere strijd die ze moeten voeren.

In de beginperiode van de foundation ben ik een keer naar India geweest. Dat hakte er flink in. Ik zag toen van nabij hoe miljoenen kinderen letterlijk op straat leven. Een enorme confrontatie. Omdat ik nu eenmaal ben wie ik ben, was het meteen van: wat gaan we hieraan doen? Op welke manier ook, maar we moeten wat doen.

Alleen dan komt het: je ziet ineens ook de totale onoplosbaarheid van een gigantisch probleem. Dan ben je tegelijk terug bij af. En komt het besef dat je moet leren je te limiteren. Door jezelf de vraag te stellen: wie ben ik, wat kan ik en wat zijn mijn mogelijkheden?

Zo kwam ik bij mensen terecht die me niet als een bekend persoon zagen, maar die naar mijn kwaliteiten keken. Die gaven de richting aan en door het gewoon te doen ging ik vanzelf de tekortkomingen ontdekken. Na zo’n anderhalf jaar merkte ik dat de structuur van de foundation verbeterd moest worden. Ik merkte dat we wel dingen deden, maar wat gebeurde er daarna? Eigenlijk hetzelfde wat ik vroeger zelf al ervaren had. Ik deed iets voor een goed doel, maar ik kon nooit echt overzien wat er daarna gebeurde.

Daar liep ik in mijn eigen foundation ook tegenaan. Dus wilden we meer grip op het totaal krijgen, om zo minder te hoeven uitbesteden. Zo is het idee van de scholen ontstaan. We waren bezig met gehandicapten, met kansarme jongeren en we gebruikten daarvoor sport en spel. In dat kader is praktijkervaring veel belangrijker dan studie-knowhow. Toen bleek dat zo’n praktijkgerichte opleiding er niet was, besloten we om het zelf op te gaan zetten.

Maar hoe dan? Met wie of wat als voorbeeld? Dan kijk je in de spiegel en kom je tot de conclusie: ik ben zelf het schoolvoorbeeld. Ik heb veel verstand, heel veel verstand van hetgeen ik altijd gedaan heb. Niet vanuit een studie, maar vanuit de praktijk.

Ik heb toen gekeken of er onder de bestaande opleidingen een vorm was die bij mij paste. Iets waar ik naar op zoek was. Die was er niet. Wel werd heel duidelijk dat veel van de managementopleidingen sportbusiness op de hogescholen en universiteiten werden gegeven vanuit de richting bestuurskamer naar het veld. Precies zoals ik het niet wilde. Ik wilde juist dat de lessen aansloten bij de jongeren die vanaf het veld richting de bestuurskamer moesten. Ze moesten hetzelfde weten, maar het inzicht moest helemaal vanaf de andere kant komen. Dus niet vanuit de bestuurskamer gedacht, maar vanuit het sportveld.

Had Terre des Hommes mij geholpen de Cruyff Foundation op te zetten, dankzij mijn schoonzoon Todd Beane werd het Cruyff Institute helemaal naar mijn idee georganiseerd. Hij verdient daarvoor een groot compliment, omdat het vooral in het begin een gevecht met alles en iedereen is geweest. Met welke school dan ook, met welk ministerie ook.

Ook bij de studie moest de boel worden omgedraaid. De sporter moest niet naar de school komen, de school kwam naar de sporter toe. Daarmee werd een van de grote problemen voor een sporter opgelost. Neem de Winterspelen van 2014, die in februari werden gehouden. Voor de examens in november hebben wij aangegeven dat ze eerst die medaille moesten halen en daarna in februari mochten terugkomen om examen te doen. Of zoals ik het letterlijk tegen sommige studenten gezegd heb: ‘Na de Spelen zullen we je afknijpen, maar eerst ga je die medaille halen.’

De prestatie in de sport gaat dus vóór de tijdslimiet die iemand heeft om een diploma te halen. Zo ontstaat er een wisselwerking, waarbij het maximale uit die sporter wordt gehaald. Want die weet dat hij er daarna helemaal voor moet gaan. Dat het werkt, blijkt wel uit het feit dat het percentage geslaagden op het Cruyff Institute for Sportstudies gigantisch hoog is.

Hetzelfde zie je bij de masteropleiding coaching. Een van de belangrijkste aspecten van die studie is dat de coach eerst zichzelf goed leert kennen. Het gaat er dus niet om wat de docent weet, maar wat hij zelf weet, wat hij zelf kan en waar hij zelf toe in staat is. Pas als je jezelf kunt analyseren, kun je ook een ander analyseren. Anders ga je altijd iemand naar je eigen normen analyseren. Terwijl het jouw en niet zijn normen zijn. Daarom moet je op een bepaald moment in staat zijn om uit jezelf te treden om een ander te kunnen beoordelen. En niet vasthouden aan een beoordeling vanuit je eigen ervaringen. Dat telt voor een student niet meer mee: dat is jouw bagage, niet die van hem.

Het gaat om die sporter, die heel veel goed doet, alleen heeft hij het probleem dat jij als traditionele docent de verkeerde kant op kijkt. Je moet het omdraaien en dat is vaak confronterend. Dit is geen verwijt aan de leraren, maar ze zitten vaak in een korset dat ze op school moeten onderwijzen wat van bovenaf is opgelegd. Terwijl het bij ons juist een soort van avontuur is. Wat kom je tegen, welk onderdeel moet ik aanpakken? Het is opvallend dat bij ons heel veel leraren zich daar fijn en prettig bij voelen.

Daarom is het essentieel geweest om de huidige masteropleidingen sportmanagement en coaching in te vullen zoals we dat gedaan hebben. Beetje bij beetje komen nu mensen in de sport terecht die vanuit het veld richting de bestuurskamer denken en niet andersom. Hoe meer het die kant op gaat, hoe beter de sport bestuurd gaat worden. Daar ben ik van overtuigd.

Het Cruyff Institute is nog steeds aan het groeien, met vooral ook online opleidingen over de hele wereld en duizenden studenten en samenwerkingsverbanden met gerenommeerde universiteiten en verschillende clubs en federaties. In Nederland groeide het verder met Cruyff Universities op hbo-niveau en later ook Cruyff Colleges, die mbo-opleidingen geven.

Als ik terugkijk, dan is het natuurlijk hartstikke mooi dat vanwege knelpunten binnen de foundation uiteindelijk de school is ontstaan. Constateren dat er iets verbeterd moet worden, dat er geen opleiding is die daarin voorziet, dus neem je het besluit om zelf de mensen op te leiden. Daarom voelt het voor mij ook heel goed dat mijn dochter Susila al jaren in het bestuur van de foundation zit. Iemand die denkt en voelt zoals ik. Dat geeft me weer rust voor de toekomst, want het is echt mijn ding geworden. Dat door moet blijven gaan, ook als ik er straks niet meer ben.

Inmiddels wordt de foundation in Nederland geleid door Niels Meijer, een basketbalinternational die we via de Cruyff University hebben klaargestoomd om Carole Thate op te volgen. Carole had zich inmiddels zo ontwikkeld dat ik de tijd rijp vond dat ze mijn totale management op zich kon nemen. Zo loste ik mijn eigen probleem ook weer op.

Carole heeft al mijn activiteiten nu ondergebracht in de World of Johan Cruyff, waar naast de foundation en scholen ook Cruyff Classics, Cruyff Football en Cruyff Library deel van uitmaken. Wat bijna twintig jaar geleden als een pony project met gehandicapte kinderen begon, is nu uitgegroeid tot een organisatie met ongelooflijk veel activiteiten. Zoals de Cruyff Courts. Sportveldjes die midden in de woonwijken worden geplaatst, om zo kinderen vaker buiten op straat te krijgen.

Weer zo’n idee dat het gevolg is van allerlei ervaringen. Het begon met de 6ix’s, daarna kwam het afscheid van Aron Winter met voetballen op kunstgras in het Concertgebouw, waarna dat veldje als eerste Cruyff Court aan Lelystad werd gedoneerd. Wat in 2003 in een van de mooiste concertzalen van Nederland begon, heeft in 2016 geresulteerd in 208 miniveldjes die over de hele wereld verspreid zijn. Extra bijzonder is ook nog eens dat veel courts geadopteerd zijn door voetballers, die hun naam daaraan verbonden hebben.

Daarom vind ik het heel bijzonder dat de winnaar van de jaarlijkse Johan Cruijff Prijs, voor het Nederlandse Talent van het Jaar, de locatie mag kiezen voor een naar hem vernoemde Cruyff Court. Zo probeer je de grootste talenten, met op jonge leeftijd al een grote voorbeeldfunctie, toch iets van een andere verantwoordelijkheid mee te geven

Inmiddels zijn we met de Cruyff Courts tegen een beperking aan gelopen. Vooral in Nederland houdt het qua ruimte niet over. Tot we in de gaten kregen dat er uiteindelijk altijd één plek is waar de jeugd iedere dag weer naartoe moet, en dat is naar school. Dus zijn we de scholen gaan bekijken. Toen bleek dat elke school nog altijd een speelplein heeft. Maar tegelijk zag je dat de meest trieste plek van die school vaak datzelfde speelplein was.

Dus hebben we gezegd: laten we met de kinderen en de mensen van die scholen in gesprek gaan, en kijken hoe we samen dat schoolplein weer zo aantrekkelijk mogelijk kunnen maken. Zo is het project Schoolplein 14 ontstaan. Intussen kunnen we de aanvragen nauwelijks aan. Maar ook dat gaan we oplossen, want ze moeten er gewoon komen. Een plek bij school waar je kunt spelen en sporten, wanneer je maar wilt.

Daarmee wordt niet alleen de kans op diabetes bij kinderen verkleind omdat ze meer bewegen, ook wordt er een ander sociaal probleem mee opgelost. Een groot verschil met vroeger is dat vaak beide ouders werken. Met alle problemen van dien met de kinderopvang. Nu is het een kwestie van: breng hem of haar al wat eerder naar het schoolplein, en voordat die kinderen de klas in gaan hebben ze er al een halfuur sporten op zitten.

Op sommige scholen slaat het zo aan, dat die weer een stap verder gaan. Die organiseren allerlei competities, waaruit later met andere scholen weer een toernooi georganiseerd kan worden. Zo zie je dat door logisch nadenken er nog altijd veel simpel kan worden opgelost. Precies zoals dat in de sport werkt. Ik heb het vaker gezegd: simpel voetballen is het moeilijkste wat er is. Maar heb je die basiskwaliteit, dan kom je uiteindelijk altijd verder. Omdat het de meest efficiënte manier van denken in de hand werkt.

Daarom is de sportwereld de mooiste wereld die er bestaat. Het probleem is alleen dat het voetbal vandaag de dag in handen is van mensen die niet voetballen. Eigenlijk is het wachten op het moment dat het in elkaar flikkert, en dan maar hopen dat ervan geleerd is.

Dat heb ik met het opzetten van mijn foundation, scholen en andere activiteiten proberen te voorkomen. Ik heb mijn basiskwaliteit, maar beheers niet alles. Een mooie aanleiding om sport en studie bij elkaar te brengen. Zoals ik eerder in Amerika van nabij heb meegemaakt.

Dat zijn ervaringen die ik blijkbaar ergens opsla, waarna die een aantal jaren later weer naar boven komen en het gewoon gebeurt. Vaak zonder dat ik erbij nadenk. Er doet zich een kans voor en er ontstaat bij het zoeken naar de oplossing weer zo’n ondefinieerbaar automatisme. Pas later valt het muntje, door wie of wat ik geïnspireerd ben.

Dat bedoel ik ook met de stelling dat het leven mij meer geleerd heeft dan welk boek ook. Dat ook levenservaring kennis is. Kennis die je moet delen. Zo werk je in de hand dat een studieopdracht van het Cruyff Institute kan samenvallen met een moment dat de foundation kennis nodig heeft voor de doorontwikkeling van een Cruyff Court of Schoolplein. Zoiets komt op een natuurlijke wijze tot stand en zo hoort het ook.

Daarom zitten veel Amerikaanse sportorganisaties ook zo goed in elkaar. Omdat daar het studiesysteem via de scholen loopt. Een groot verschil met Europa. Als wij willen sporten, dan moet dat via de club. Daar moet je dan eerst lid van zijn. Terwijl in Amerika je nauwelijks in het professionele circuit kunt komen als je niet op school zit. Zo worden niet alleen de topsporters opgeleid, maar ook studenten die later op het gebied van management, marketing en financiën in de sport actief zijn.

Daarom heb ik enorm veel respect voor Guus Hiddink, die dwars tegen alle stromen in een verkorte trainerscursus voor oud-internationals er bij de KNVB wist door te drukken toen hij bonds-coach was. In plaats van ze vier jaar te laten studeren, benoemde hij Frank Rijkaard en Ronald Koeman tot zijn assistenten en liet ze tegelijk de opleiding volgen. Na het WK in 1998, toen het Nederlands elftal de halve finale haalde, kregen ze hun diploma.

Later hebben Phillip Cocu en Frank de Boer daar ook van kunnen profiteren. Allemaal dankzij Guus. Je hebt nu eenmaal mensen als hij nodig om de klassieke denkpatronen binnen de sport te veranderen. De visie om vanuit de bestuurskamer de regie op het veld te bepalen. De basis van heel veel van de huidige problemen.

Dat geldt niet alleen voor het voetbal: tijdens de Spelen van 2012 bijvoorbeeld heb ik met bewondering Sebastian Coe gevolgd. Het was fascinerend om te zien hoe iemand vanaf de atletiekbaan richting de directiekamer heeft leren denken. Iemand die onderkent wat hij zelf weet en kan, en tegelijk beseft op welke onderdelen hij versterking nodig heeft.

Ik vond het ook een enorme eer dat hij me uitnodigde voor de Paralympische Spelen. Een onvergetelijke ervaring. Wij klagen over een crisis, maar daar in Londen zag ik sporters in actie die ondanks alle problemen die ze hebben alles gaven wat ze in zich hadden. Waarbij ze hun mogelijkheden steeds verder proberen uit te breiden. Zij zijn voor mij de voorbeelden. Tegelijk hebben we tijdens de Paralympics van de gelegenheid gebruikgemaakt om via talentstages een aantal bij de Cruyff Foundation aangesloten gehandicaptensporters alvast ervaring te laten opdoen voor de Spelen van 2016 in Rio.

Zo hoort het ook te werken. Je reikt elkaar de handen om situaties te verbeteren. Alleen kun je niks, je zult het toch echt samen moeten doen. Dat is ook de verbinding die we tussen al mijn activiteiten willen leggen. Zoals met de Cruyff Courts en Schoolplein 14. Daar zou de overheid een mooie koppeling mee kunnen maken, door de gym- en sportlessen weer terug naar de scholen te brengen. Ik ga nog een stap verder: buiten spelen zou een vak op school moeten zijn.

Uiteindelijk scheelt het de staat kapitalen als de mensen gezonder gaan leven. Nu dreigt diabetes een van de grootste gezondheidsproblemen te worden, omdat de jeugd veel minder beweegt. Ze zitten niet alleen flink wat uren per dag op school en aan het huiswerk, daar komen tegenwoordig ook nog de uren die ze achter de computer zitten en naar de tv kijken bij. Dus moet je met z’n allen de schouders eronder zetten om hen te helpen. Niet alleen door hun duidelijk te maken dat het niet goed is, maar tegelijk ook de oplossingen aan te reiken.

Wat dat betreft ben ik wel een idealist. Eigenlijk met alles wat ik doe. Of het nu met voetbal is, de foundation, de scholen of wat dan ook, ik probeer altijd de zaken positief in te vullen en vooral duidelijk te maken dat niets onmogelijk is. Dat is me bijgebleven van de bijbellessen op school. Ik ben gelovig, maar geloof niet in een kerk. Bij mij heeft het eerder te maken met een manier van denken en gedragen, zonder in de details te gaan van een bepaald geloof.

Het gaat om de filosofie. Ik heb zelf mijn veertien regels, het geloof heeft de tien geboden. Dat zijn de basisdenkwijzen. Hoe ga je met mensen om, wat doe je met mensen? Wat dat betreft zijn al die geloven belangrijk om jezelf te oriënteren, zonder in extremen te gaan. Dat je impulsen krijgt van mensen die dingen voor elkaar hebben gekregen. Dat je denkt: hoe is het mogelijk?

Ik heb ooit een stuk gelezen over de bouw van de piramiden in Egypte. Daarbij blijken bepaalde cijfers volledig overeen te komen met natuurwetten. Dat je denkt: hoe is het mogelijk dat iemand iets gebouwd heeft met berekeningen die nu nog exact overeenkomen met de stand van de maan en weet ik allemaal? De mensen in die periode moeten iets hebben gehad wat wij niet hebben. Om wat voor reden ook. Terwijl wij altijd denken dat wij veel verder zijn dan de mensen vroeger. Neem ook Rembrandt en Van Gogh; wie doet het ze na?

Als ik zo nadenk, raak ik er steeds meer van overtuigd dat eigenlijk alles kan. Als ze drieduizend jaar geleden al het onmogelijke voor elkaar wisten te krijgen, waarom nu dan niet? Dat heb ik met het voetbal, maar ook met de Cruyff Courts en schoolpleinen. Door niet alleen te doen wat je doet, maar daar ook iets extra’s aan proberen toe te voegen.

Zoals de veertien regels die bij iedere court en schoolplein staan. Bedacht om de jeugd mee te geven dat het spelen en sporten ook naar het gewone leven kan worden vertaald. Om zoiets te bedenken is geen hogere wiskunde nodig, want het ontstaat als je samen met iets bezig bent. Dat je met een wijntje in je hand denkt: het is nog niet af, er ontbreekt nog iets. Om zo met sport bezig te zijn geeft me altijd een heerlijk gevoel.

DE 14 VAN JOHAN CRUIJFF

1.

Techniek
‘De basis’

2.

Tactiek
‘Weten wat je doet’

3.

Creativiteit
‘Schoonheid van de sport’

4.

Leren
‘Oefening baart kunst’

5.

Ontwikkeling
‘Een sterke geest in een sterk lichaam’

6.

Verantwoordelijkheid
‘Onderdeel van leiderschap’

7.

Respect
‘Heb oog voor het goede van de ander’

8.

Coachen
‘Als team moet je elkaar helpen’

9.

Samenspelen
‘Met elkaar kun je meer dan alleen’

10.

Initiatief
‘Durf te doen’

11.

Persoonlijkheid
‘Wees wie je bent’

12.

Teamspeler
‘Alleen kun je niet winnen’

13.

Integratie
‘Deel je plezier met anderen’

14.

Sociale betrokkenheid
‘De basis van alles, ook in de sport’