HOOFDSTUK 18

Dat ik Jordi bij Manchester United op de voet kon volgen was mogelijk geworden omdat ik voor het eerst in mijn leven niet meer binnen de voetballerij actief was. Ik was gestopt als speler en gestopt als coach. Toch heb ik me daarna geen moment verveeld. Ik heb nu eenmaal de wil om mezelf te blijven ontwikkelen; dat heeft er altijd in gezeten. Ik was als voetballer en als trainer een idealist, dus wilde ik proberen om mijn ervaringen aan nieuwe uitdagingen te koppelen.

Dat lukte eigenlijk vanaf dag één. Zo’n beetje alles waarmee ik in aanraking kwam had een raakvlak met de dingen waar ik goed in ben. Naast de wedstrijden van Jordi had ik mijn wekelijkse column in Telesport van De Telegraaf, rubrieken in Spanje en gaf ik commentaar over wedstrijden bij de NOS. Ook was ik gevraagd om gezondheidsklinieken te steunen. Zo was ik bezig mijn blikveld te verruimen en dat voelde goed. Niks moest meer.

Daarom heb ik het coachen eigenlijk nooit gemist, ook omdat het niet goed voelde om weer iets te doen wat ik al gedaan had. Ik wilde mezelf niet gaan herhalen, maar vooruit blijven bewegen.

Omdat ik met een open blik tegen veel dingen aan kijk, komen er soms verrassende dingen op mijn pad. Zoals de 6ix’s, die ik samen met Craig Johnston en Jaap de Groot heb uitgewerkt. Craig is een in Zuid-Afrika geboren Australiër, die uiteindelijk via Liverpool het Engelse nationale elftal haalde. Jaap heeft een Amerikaanse moeder, een vader die ooit spits van Ajax was en hij groeide een deel van zijn jeugd op in Texas. Beiden waren dus zeg maar internationaal opgevoed. Zij kwamen met het idee om de oefenvorm zes tegen zes te koppelen aan entertainment. Dat wil zeggen spelen op een kleiner veld, maar met doelen die net zo groot zijn als bij het normale voetbal. Zo kreeg je meer acties voor het doel, werd er meer op doel geschoten en ook meer gescoord.

Door het aan muziek te koppelen, had het iets Amerikaans. Het was helemaal gericht om het publiek te vermaken en tegelijk de jeugd te inspireren. Ik zag het meteen zitten. Het was niet alleen de oefenvorm die ik vaak tijdens mijn opleiding bij Ajax moest doen, maar die ik ook later zelf als coach heb toegepast. In het spel zes tegen zes zit namelijk alles. Techniek, handelingssnelheid en positiespel, omdat er met drie linies kan worden gespeeld en het daardoor in de sfeer van elf tegen elf kan worden uitgevoerd.

We besloten om een Cruijff-sausje over de spelregels te gieten door mijn vertrouwde rugnummer 14 er als een rode draad doorheen te laten lopen. Een wedstrijd duurde bijvoorbeeld 2 x 14 minuten en het veld was 56 meter lang en 35,32 meter breed. Dus 4 keer 14 in de lengte, en in de breedte het doel van 7,32 meter plus aan beide kanten van de paal 14 meter.

Verder bedachten we allerlei regels die het spel sneller en attractiever maakten. Zo mocht er niet alleen worden ingegooid, maar ook worden ingetrapt. Alleen kon je bij een inworp niet buitenspel staan, bij intrappen wel.

Ook moest een speler bij een gele kaart twee minuten het veld verlaten en mocht dan niet worden vervangen. De tweede gele kaart had hetzelfde effect als een rode kaart.

Een leuke regel was ook dat een ballenjongen de bal richting de middenstip moest gooien als het juichen na een doelpunt langer dan tien seconden duurde. De tegenpartij mocht dan meteen aftrappen en aanvallen.

Ook moest een vrije trap of inworp/intrap binnen vijf seconden genomen worden, anders ging het voordeel naar de tegenpartij.

Een gelijkspel bestond niet. Omdat een hoge amusementswaarde vooropstond, moest een wedstrijd bij een gelijke stand door een shoot-out worden beslist. Een speler begon vanaf de middellijn met dribbelen en moest binnen vijf seconden zien te scoren.

Een overwinning leverde drie punten op en een nederlaag nul. De winnaar van de shoot-out kreeg twee punten, de verliezer één punt.

Het maakt duidelijk dat we met z’n allen heel serieus over de 6ix’s hebben nagedacht. Daarom is het waarschijnlijk geen toeval dat wat in 1997 als een serieuze grap is begonnen, zes jaar later zou resulteren in de opening van het eerste Cruyff Court.

Dat is me wel vaker overkomen: ik begin aan iets en jaren later blijkt dat weer de inspiratiebron voor een compleet nieuw plan te zijn geweest. Zoals met de 6ix’s. Eigenlijk is het de eerste stap geweest richting de speelveldjes die nu zo’n wezenlijk onderdeel vormen van de Cruyff Foundation.

Uiteindelijk werden de 6ix’s op 27 januari 1997 uitgerold. In de net geopende Amsterdam ArenA en met Ajax, Liverpool, AC Milan en Glasgow Rangers als deelnemers. De toenmalige UEFA-president Lennart Johansson vond het een geweldig idee en had ons meteen dispensatie verleend.

Het was topvoetbal gekoppeld aan entertainment uit de landen van de deelnemers. Als extraatje hadden we achter ieder doel grote beeldschermen opgesteld, waardoor er een soort van driedimensionaal beeld ontstond als een doelpunt werd herhaald. Een speler stond dan als het ware in zijn eigen actie.

We wilden niet alleen een mooi evenement neerzetten, maar er ook een live-uitzending van maken die de hele wereld over zou gaan. Om dat te realiseren kwamen CNN en MTV in aanmerking, en uitgerekend de muziekzender ging er helemaal voor. Met als voorwaarde dat tijdens de wedstrijden bekende spelers als Paul Gascoigne, Paolo Maldini, Steve McManaman en Patrick Kluivert ook over muziek zouden praten.

Het werd een groot succes. Ruim 47.000 toeschouwers in het stadion en miljoenen tv-kijkers in meer dan honderd landen zagen AC Milan uiteindelijk winnen, naast optredens van artiesten als Gerry Marsden, Youssou N’Dour, Massimo di Cataldo en René Froger.

Door de 6ix’s kwam ik ook in aanraking met Peter Brightman, die in de ArenA het entertainment voor zijn rekening had genomen. Peter woonde in Londen, waar hij contact had met een groep zakenmensen die het plan hadden opgevat om topvoetbal naar Ierland te halen. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat honderdduizend Ieren ieder weekend naar Engeland gingen om voetbalwedstrijden te bezoeken.

Dit had de investeerders op het idee gebracht om in Dublin een groot voetbalstadion te bouwen. De Londense club Wimbledon, die toen nog in de Premier League speelde en geen eigen stadion had, stemde erin toe om naar de Ierse hoofdstad te verhuizen als de licentie behouden zou blijven. Zo zou het voetbalgekke Ierland eindelijk z’n eigen club in de Premier League hebben.

Wat me het meest aansprak was het pacifistische verhaal achter het project. Omdat het om één Premier Leagueclub ging, zouden katholieken en protestanten samen in het stadion achter dezelfde ploeg moeten staan. En samen juichen als er gescoord werd. Ik vond het een fascinerend idee om in een periode van veel geweld een voetbalclub op te richten die in het teken van vrede stond.

Vanwege mijn onpartijdigheid werd ik gevraagd het boegbeeld te zijn. De katholieken en protestanten lagen met elkaar overhoop, maar ik was geen van beide en daarom ideaal om de man in het midden te zijn.

Daarom moest ik vaak in Londen zijn om alles met de investeerders door te nemen. Ik vond het heerlijk. Werken aan weer een uniek plan en tegelijk rondhangen in een van mijn favoriete steden.

Helaas is het project in Dublin afgeketst omdat de Ierse voetbalfederatie niet wilde meewerken. Die hield vast aan het standpunt dat als je in Ierland speelt je ook in de Ierse competitie moest uitkomen. Ik vond dat jammer en begreep er niets van. Andorra en Monaco deden toch ook mee in de Spaanse en Franse competitie? Daardoor bleef het probleem een probleem en moet Ierland het tot vandaag de dag nog zonder een topclub doen.

Maar goed, ik was weer een ervaring rijker. Op een manier zoals dat me wel vaker is overkomen. Dat je niet weet wat er gebeurt, maar dat er iets gebeurt.

Dat gold ook voor de uitspraak van de Spaanse rechter in 1999, drie jaar na mijn vertrek bij Barcelona. Een van de clausules in mijn contract was dat ik recht had op twee benefietwedstrijden, alleen had clubpresident Núñez daar maling aan. Via de rechtbank werd ik alsnog in het gelijk gesteld, maar wel met de eis dat beide wedstrijden snel na de uitspraak georganiseerd moesten worden. Een bijna onmogelijke taak, maar het lukte wel. Eerst op 10 maart in Barcelona en daarna op 6 april in Amsterdam. Het werden twee avonden om nooit te vergeten.

In Nou Camp was er voor 100.000 toeschouwers eindelijk het eerbetoon aan het Dream Team. Iets wat de spelers meer dan toekwam. Jarenlang had Núñez geprobeerd om iedere herinnering aan die fantastische periode uit te wissen, maar tijdens die eerste benefietwedstrijd lieten de fans gelukkig blijken hoe zij erover dachten.

Het is me niet vaak overkomen, maar vooral na het laatste fluitsignaal voelde ik overal kippenvel. Helemaal toen de spelers in de middencirkel om me heen gingen staan en ik het publiek namens ons allen mocht bedanken. Denken deed ik op dat moment al helemaal niet meer, en voordat ik het wist was ik het clublied aan het zingen en het hele stadion deed mee. Een fantastisch moment, maar het mooiste was natuurlijk dat er eindelijk sprake was van gerechtigheid.

Kippenvel had ik een maand later weer. Was er in Barcelona nog sprake van een feest van het Dream Team met de supporters, in Amsterdam werd heel Ajax erbij betrokken. Spelers, supporters, de koffiejuffrouw, materiaalman, ballenjongens, iedereen.

Omdat Ajax een jaar later honderd jaar zou bestaan, wilden we de club niet voor de voeten lopen en besloten de wedstrijd het thema ‘Dertig jaar finales’ te geven. Alle spelers die ooit een internationale finale hadden gespeeld werden uitgenodigd. Het ging om vijftig voetballers, van Piet Keizer tot Bryan Roy, van Johan Neeskens tot Aron Winter en van Marco van Basten tot Dennis Bergkamp. De avond moest er een vol nostalgie worden. Met alleen voetbal. Daar waar Ajax voor staat. Dus werd er geopend met de oude glorie, daarna één helft van Ajax tegen FC Barcelona, en werd de avond afgesloten met 45 minuten van Ajax Internationaal tegen de Spaanse kampioen. Ajax Internationaal bestond uit ex-Ajacieden die in het buitenland voetbalden.

Net als in Barcelona werd het ook in Amsterdam één groot feest. Met ook nog eens de rentree van Marco van Basten. Na zijn gedwongen afscheid bij AC Milan was hij ver van het veld gebleven, omdat de frustratie over zijn kapotte enkel nog altijd diep zat. Hij had aangegeven niet te willen voetballen, maar hij stelde zich wel beschikbaar voor de aftrap. Alleen toen dat moest gebeuren, zag ik hem nergens. Tot we aan het voetballen waren en ik Marco ineens in voetbalkleding aan de zijlijn zag staan. De chemie van de kleedkamer had hem blijkbaar te pakken gekregen en hij stond klaar om in te vallen.

Het moment was heel bijzonder. Eerst werd het stil in de ArenA, omdat het publiek niet zeker wist of het Marco wel was, maar toen ze dat doorhadden ging de ene supporter na de ander staan en kreeg hij een prachtige ovatie van 50.000 fans.

Later op de avond in het Hilton Hotel werd meteen weer de basis voor een ander idee gelegd. Veel Ajacieden waren naar het hotel gekomen om nog even met z’n allen na te praten. Onder hen ook Søren Lerby en Simon Tahamata. Twee Ajacieden die vanaf de zijlijn hadden toegekeken, omdat ze wel met andere clubs, maar uitgerekend niet met Ajax in een Europese finale hadden gestaan. Daarom waren ze niet speelgerechtigd.

Ik had daar geen goed gevoel bij, omdat dergelijke spelers ook een podium verdienden. Tot ik een paar weken later de oplossing op een presenteerblad kreeg aangeboden. Aan mijn schoonvader had ik al een paar keer laten weten iets met een eigen stichting te willen doen. Dat zat al in mijn hoofd sinds mijn ervaringen met de Special Olympics in Washington. Ik werd vaak voor allerlei goede doelen gevraagd, maar kreeg zelden inzicht over wat mijn inbreng had opgeleverd, of wat ermee gedaan was.

Daarom had ik in 1997 de Johan Cruyff Welfare Foundation opgericht en met de opbrengst van de benefietwedstrijd van 6 april wilde ik het eindelijk serieus in Nederland gaan opzetten. In eerste instantie met Terre des Hommes, om zo ‘het vak’ te leren, en mede gefinancierd door de Postcodeloterij.

Tijdens een van onze brainstormsessies kwam het voorstel om iets op te zetten waarbij het topvoetbal een gebaar richting de samenleving zou maken. Als een mooie en bijzondere afsluiting van de twintigste eeuw.

In De Telegraaf zou ik het Oranje van de Eeuw kiezen, waarbij lezers de borstbeeldjes van die spelers konden kopen. Via deze actie en de opbrengst uit de beeldjesverkoop konden een jongerenproject in de Amsterdamse Bijlmer en een speciaal cadeau voor het Oranjelegioen gefinancierd worden.

Er was alleen een probleem. Hoe goed de verkoop van de beeldjes ook zou zijn, het zou nooit de totale kosten dekken. Daarom moest er ook een evenement komen. Een erewedstrijd waarin het beste dat het Nederlandse voetbal in de twintigste eeuw had voortgebracht zich nog één keer aan het publiek zou presenteren.

Het werd een prachtig project. Op 21 december 1999 kwamen de beste bondscoaches en internationals uit onze historie nog één keer bij elkaar in de Amsterdam ArenA. Samen met de beste buitenlanders die ooit in de eredivisie hadden gespeeld. Het ene team werd geleid door Rinus Michels, die met zijn assistent Guus Hiddink ruim veertig internationals onder zijn hoede had. Van benjamin Dennis Bergkamp tot nestor Faas Wilkes. Hetzelfde gold voor de ‘buitenlanders’ onder leiding van Barry Hughes, met Søren Lerby en Simon Tahamata in de ploeg. Het duo dat ons op dit idee had gebracht.

Het werd een waardig afscheid van de twintigste eeuw. Of het nu Ove Kindvall, Ralf Edström of Stefan Pettersson was, allemaal speelden ze in hun shirts van Feyenoord, PSV en Ajax. Net als hun andere ploeggenoten. Dus drie clubs in één team.

De avond werd afgesloten met het cadeau van het Oranje van de Eeuw aan het legioen: de onthulling van de twaalf beelden van de elf beste spelers en de beste bondscoach. Rinus Michels, Edwin van der Sar, Ruud Krol, Ruud Gullit, Frank Rijkaard, Johan Neeskens, Wim van Hanegem, Abe Lenstra, Marco van Basten, Piet Keizer, Faas Wilkes en ik waren in het brons gegoten en we staan met z’n allen nog altijd bij de ingang van het KNVB Sportcentrum in Zeist.

De netto-recette van de Wedstrijd van de Eeuw was ruim één miljoen gulden. Voldoende om in de Bijlmer het multifunctionele sportcomplex Oranjehorst te bouwen. Het bedrag dat overbleef kwam ten goede aan de Johan Cruyff Welfare Foundation. Maar net zo mooi was de boodschap die we met de internationals hadden afgegeven, door met z’n allen aan te tonen dat er met sport zo veel meer mogelijk is.

Zo waren we altijd bezig hoe we weer iets bijzonders konden bedenken waarmee iets in gang kon worden gezet. Een mooi voorbeeld was ook het Winter Bal. Samen met Jaap de Groot en cabaretier Raoul Heertje had ik het plan opgevat om ooit een voetbalwedstrijd in het theater te organiseren. Gewoon met de benen op tafel bedacht, vanuit het idee dat extreem goede voetballers eigenlijk artiesten zijn en daarom ook geschikt zijn voor het theater. Eerst lachten we erom, tot het in juni 2003 nog zou lukken ook. In het Concertgebouw van Amsterdam en naar aanleiding van het afscheid van Aron Winter, die onder mij bij Ajax had gedebuteerd.

Zijn oude ploegmaat Frank Rijkaard had zich een beetje zorgen gemaakt over hoe Aron zijn carrière moest afsluiten. Vervolgens bleek weer eens dat voetballers elkaar nooit in de steek laten. Zo’n beetje alle spelers met wie Aron bij Ajax, Lazio Roma, Inter Milaan en het Nederlands elftal had gevoetbald, maakten tijd vrij voor zijn afscheid. Van Marco van Basten tot Ronaldo, en van Paul Ince tot Roberto di Matteo. Niet om in een stadion te voetballen, maar in een van de mooiste schouwburgen van Nederland.

Via de Koninklijke Ten Cate werd een kunstgrasmat van 25 bij 25 meter neergelegd waarop in de grote zaal van het Concertgebouw kon worden gespeeld. De vierhonderd gasten namen plaats op het podium waarop normaal gesproken het Concertgebouworkest speelt en de Nederlandse Opera zorgde als ‘supporters’ voor de juiste sfeer tijdens de wedstrijden die geïnspireerd waren op Arons carrière.

De avond begon met een wedstrijd tussen het team van het door mij gecoachte Ajax van 1987 tegen het door Rinus Michels geleide Nederlands elftal dat in 1988 Europees kampioen werd. Daarna volgde Lazio Roma-Inter Milaan en het programma werd afgesloten met het Ajax van Louis van Gaal tegen de Black Ties. De Black Ties speelden in een zwart shirt met een vlinderdas. Weer zo’n origineel idee, dat perfect paste bij bijzondere voetballers als Ronaldo, Clarence Seedorf en Patrick Kluivert.

Omdat Aron zijn carrière per se wilde afsluiten met een gift aan de gemeenschap, werd besloten om het Winter Bal als kick-off te gebruiken voor een nieuw project van mijn foundation: de Cruyff Courts. Het kunstgrasveld in het Concertgebouw kon gelijk mooi worden gebruikt als eerste Cruyff Court in Winters woonplaats Lelystad.

Het werd een geweldige avond. Iedere speler kwam via de rode loper het veld op en de scheidsrechter had een smoking aan. Ook het Winter Bal zou de hele wereld over gaan. CNN zond het uit en zelfs de internationale krant Herald Tribune schreef er een mooi verslag over.

Dit zijn natuurlijk meer dan alleen leuke herinneringen, want uit een paar zogenaamde feestavonden zijn toch heel serieuze dingen tot stand gekomen. Via de 6ix’s werd het idee voor de Cruyff Court in de week gelegd, door de erewedstrijd bij Ajax en de Wedstrijd van de Eeuw werd de Cruyff Foundation serieus op de kaart gezet, en mede dankzij het Winter Bal kon het eerste Cruyff Court worden aangelegd. Inmiddels zijn deze speelveldjes over de hele wereld te vinden.

Niet meer voetballen, maar toch met van alles bezig zijn en daar iets extra’s mee bereiken. Zo simpel en leuk kan het dus zijn.