HOOFDSTUK 24

Het mag duidelijk zijn dat ik in de eerste plaats een liefhebber van een prachtige sport ben. Kritiek wordt bij mij vaak ingegeven door bezorgdheid over hoe er met voetbal en het talent wordt omgesprongen. Daarom zal ik zo simpel mogelijk proberen uit te leggen hoe ik vind dat er gevoetbald zou moeten worden. Op een manier die voor spelvreugde bij de voetballers zelf zorgt en aanspreekt bij het publiek.

Het is algemeen bekend dat ik van aanvallen houd. Maar om te kunnen aanvallen moet je vooruit kunnen verdedigen, en om vooruit te kunnen verdedigen moet je druk op de bal kunnen zetten. Om dit voor iedereen zo makkelijk mogelijk te maken moet je altijd zo veel mogelijk linies zien te creëren. Waardoor als iemand in balbezit komt er altijd iemand vlak voor en iemand vlak naast hem staat. De ruimte tussen de man met de bal en deze twee medespelers mag nooit meer dan tien meter zijn. Is de ruimte groter dan tien meter, dan wordt het risico van balverlies alleen maar vergroot.

In principe ga ik uit van vijf linies, exclusief de doelman: de achterste vier, een centrale middenvelder in de punt naar achteren, twee buitenste middenvelders die meer naar voren staan, één spits in de punt naar achteren of in de punt naar voren en twee aanvallers aan de buitenkanten.

Bij een aanvallende speelstijl geldt het gebied van de halve middencirkel op de eigen helft tot het strafschopgebied bij de tegenstander. Dus een veld dat 45 meter lang en 60 meter breed is. Per linie gaat het om circa negen meter in de lengte.

Waarom zijn deze afstanden zo belangrijk? Omdat de posities dan makkelijker en efficiënter van elkaar overgenomen kunnen worden. Er staan altijd genoeg mensen achter de bal. Let maar eens op dat zodra Barcelona bij balverlies druk zet, je niemand meer dan tien meter van een medespeler ziet staan. Ook is iedereen in beweging, waardoor de overname meteen snel en doelgericht is.

Hier openbaart zich de eerste verkeerde inschatting van diverse Nederlandse teams. Omdat te vaak de centrale middenvelder niet in de punt naar achteren moet spelen, maar in de punt naar voren. Daardoor komt hij vaak als tweede spits naast de voorste spits te staan. Als een van de twee andere middenvelders dan naar binnen trekt om het gat te dichten, dan krijgt de back of buitenspeler in kwestie niet tien meter, maar twintig tot dertig meter te verdedigen. Zo valt de controle weg en het oriëntatiegevoel tussen de spelers onderling.

Voorin is er dus plaats voor één spits en twee mensen aan de buitenkanten. Een diepe of hangende spits maakt voor het vasthouden van de vijf linies weinig uit. De twee beste voetballers die Nederland heeft gehad waren Marco van Basten en ik, waarbij Marco een diepe spits was en ik een hangende. In beide gevallen werkte het.

Dus om te kunnen aanvallen moet je vooruit kunnen verdedigen en druk op de bal kunnen zetten. Ben je in balbezit, dan horen de linies zo dicht bij elkaar te staan dat een individuele actie van een aanvaller nooit problemen kan opleveren, omdat er altijd rugdekking is van zes tot zeven spelers. Bovendien is bij zo’n speelwijze de breedtepass uit den boze en zijn we eindelijk af van het schijnoverwicht dat veel Nederlandse ploegen altijd denken te hebben.

Staan de vijf linies goed en doet iedereen wat hij moet doen, dan ontstaan vanzelf overal de driehoekjes die essentieel zijn voor het positiespel. Dus één speler concentreert zich op de pass, één op het ontvangen van de bal en één loopt zich vrij om daarna weer aangespeeld te kunnen worden.

Kortom, er wordt soms ongelooflijk ingewikkeld over het voetbal gedaan, maar als we het gewoon simpel houden, dan werkt het toch het best. Aanvallen is dus vooral een kwestie van het goed toepassen van de techniek, het benutten van de ruimte, vooruit verdedigen en daarbij druk op de bal te zetten.

Nu ga ik een stap verder, waarbij ik blijf uitgaan van de al aangegeven vijf linies. Essentieel is dat iedereen beseft dat de opbouw begint zodra de bal bij de keeper is. Hij is de eerste aanvaller. Omdat in dergelijke gevallen de verdediging sneller reageert dan de aanval, is meestal een van de twee backs naar voren geschoven en loopt daar vrij. Door hem aan te spelen ontstaat het eerste samenspel.

De buitenspeler moet dan diepgaan om het gat te creëren waar de back in moet. Inmiddels is de eerste linie verdedigers (de aanvallers van de tegenpartij) uitgespeeld en de aanval onderweg. Daarna moet de tegenstander keuzes maken om de opkomende back af te stoppen en de kunst is daar goed op te anticiperen.

Ik geef nu twee simpele voorbeelden, waarbij de linies elkaar goed moeten aanvoelen. Eerst de spits die naar rechts uitwijkt. Van de twee centrale verdedigers moet er één met hem mee en één doorschuiven om de door de opkomende linksback gecreeerde manmeersituatie te ondervangen. Op dat moment zijn de linksbuiten en de spits in een één-tegen-één-situatie gemanoeuvreerd.

De tweede mogelijkheid voor de linksback is om de bal over een afstand van maximaal twintig meter hard in de voeten van de spits te spelen, die dan kaatst op de inkomende rechtermiddenvelder. Als die op tijd is gestart, dan heeft hij een voorsprong op zijn tegenstander en ontstaan er weer allerlei één-tegen-één-situaties aan de rechterkant van het veld.

Het doel van deze varianten is de tegenstander te verrassen en chaos te creëren. Neem het eerste voorbeeld. Als de linksback via een van zijn middenvelders de linksbuiten in balbezit heeft laten komen en die weet zijn tegenstander uit te spelen, dan is er voor het doel van alles mogelijk. Zodra zijn voorzet komt, dan loopt de spits vanaf de rechterkant naar de eerste paal en creëert zo weer een gat voor de inkomende rechtshalf. Op die manier heeft een middenvelder als Johan Neeskens altijd veel kunnen scoren.

Verder bevindt bij zo’n aanval driekwart van het elftal zich achter de bal en staat iedereen met zijn gezicht naar het doel. Daarmee is het risico van een counter weggenomen, is de veldbezetting intact voor de afvallende bal en kan er meteen vooruit worden verdedigd.

Daarbij is het een must dat als de linksback in balbezit is, de doelman en de rest van de verdediging bezig zijn om iedereen op z’n plek te zetten. Terwijl je nog aan het aanvallen bent, staat zowel de verdediging als het middenveld dan al klaar om bij balverlies adequaat om te schakelen.

Dat laatste kun je weer extra forceren door bijvoorbeeld de spits meteen druk op de doelman te laten zetten als die in balbezit is gekomen. Zo wordt het tempo verhoogd en de doelman gedwongen sneller te handelen. Staan op dat moment de verdediging en het middenveld goed, dan maak je het de tegenstander weer extra moeilijk.

Bovendien is de spits zo de eerste verdediger, terwijl even daarvoor zijn doelman nog de eerste aanvaller was. Wat aangeeft dat je als individu en als team altijd een stap vooruit moet denken.

Deze manier van voetballen is redelijk simpel te trainen. Daarom ben ik verbaasd dat Nederlandse ploegen niet meer in staat zijn om zo op te bouwen. Intussen is de breedtepass de norm geworden, terwijl daarmee het probleem wordt verlegd in plaats van opgelost.

De ruimte op het speelveld loopt als een rode draad door mijn visie. Vooral het creëren van ruimte voor jezelf. Dan is de vooractie cruciaal. Daarbij moet je vaak het tegengestelde doen van wat je wilt.

Een voorbeeld. Als een buitenspeler de bal in de voeten wil krijgen, dan zal hij eerst diep moeten gaan en daarna weer terug om makkelijker in de voeten aangespeeld te kunnen worden. Net zo goed dat je soms een bal eerst terug moet spelen, waarna je medespeler ’m diep kan geven. Of bij de corner, voordat die genomen is, naar de bal toe te lopen om zo minder verdedigers in het strafschopgebied te krijgen.

Iedere positie, zeker voorin, heeft met dit soort situaties te maken. Daarbij gaat het niet alleen om de actie, maar ook hoe daar door de rest van het team op geanticipeerd wordt. Iedere vooractie mag daarom nooit een opzichzelfstaande actie zijn. Het mooie van voetbal is dat iedere actie op iedere willekeurige positie op de een of andere manier verband houdt met andere acties.

Neem het voorbeeld dat ik net gaf over de buitenspeler. Om de bal in de voeten te kunnen krijgen, moet hij eerst een vooractie in de diepte maken. Maar als op hetzelfde moment de spits in datzelfde gat duikt, dan is de ruimte gedicht waarin de buitenspeler zijn actie moet maken.

Daarom irriteert het me als er gemakshalve geroepen wordt dat een buitenspeler faalt als het probleem juist door anderen is veroorzaakt. Ik weet niet hoe vaak ik als coach met kritische journalisten ben gebotst die alleen één iemand een actie zien maken en hem daarop beoordelen. En dus niet zien dat iemand slecht speelt vanwege een ander. Hij wordt niet in staat gesteld om zijn kwaliteiten te benutten. Terwijl juist een buitenspeler valt of staat met een goede twee-eenheid tussen zijn vooractie en de uiteindelijke actie.

Hoe groot dit probleem momenteel is, blijkt vooral tijdens wedstrijden waarin de tegenstander met tien man verder moet. Dat zou een voordeel moeten zijn, maar steeds vaker zie je juist de ploeg met dat voordeel in de problemen komen. Ineens weten ze zich geen raad met de ruimte, omdat de tegenstander zich terugtrekt om zo minder ruimte weg te geven. Wat je dan vaak ziet is dat de bal achterin rond wordt gespeeld en de tegenstander dus onvoldoende wordt opgejaagd.

De enige manier om dat te voorkomen is om over het hele veld één tegen één te spelen. Het eerste voordeel dat je daarmee pakt is een enorme tempoverhoging. Niet één tegenstander krijgt rust aan de bal en lijdt er iemand balverlies, dan ontstaat er meteen ruimte en een belangrijke manmeersituatie. Op dat moment moet het hele team bezig zijn om de ruimte zo te bespelen dat de overgebleven speler een maximaal rendement uit zijn actie kan halen.

Als je zo speelt kan de tegenstander zich geen fout permitteren, maar jij wel omdat je nog een man over hebt die tussen de verdedigers en middenvelders opereert. Hij moet juist daar staan, om zo meer kans op de afvallende bal te maken, waardoor er druk op de ketel blijft.

Als je zo speelt, dan is dat natuurlijk geen garantie op de overwinning, maar wel de zekerheid dat je vijf à zes kansen creëert.

Ook is het relevant om in te zien hoe je een medespeler goed en de tegenstander slecht kan laten spelen. Zo help je een medespeler door hem bijvoorbeeld een bal op zijn goede been te spelen. Dat lijkt heel simpel, maar hoe vaak zie je niet dat een linksbenige speler onder druk de bal op zijn rechtervoet krijgt aangespeeld?

Hetzelfde geldt voor hoe de tegenstander moet worden bespeeld. Als je bijvoorbeeld als back weet dat je tegenstander het liefst buitenom gaat, dan kun je zo gaan staan dat hij als het ware gedwongen wordt om met zijn slechte been zijn actie binnendoor te maken. Net zo goed als bij een rechtsbenige linksbuiten, die dus graag zijn actie binnendoor maakt, je de ruimte aan de binnenkant gaat verkleinen.

Het lijken allemaal abc’tjes, maar helaas zie je zelfs op het allerhoogste niveau dat spelers nauwelijks bij dit soort details stilstaan. Dat geldt trouwens ook voor de coaches.

Zo praat iedereen over speelstijl en tactiek, maar jammer genoeg worden deze woorden in de meeste gevallen op de verkeerde manier gebruikt. Neem tactiek. Dat is voor mij geen 4-3-3 of 4-4-2 of 5-3-2, maar een aanpassing in de speelstijl, waardoor je de angel uit de tegenstander haalt. En zo van hun sterkte hun zwakte maakt.

De kunst om je tegenstander slecht te laten spelen heeft vooral te maken met wat voor spelers je opstelt. Zo verdedigen Engelse ploegen achterin altijd één op één en zijn de centrale verdedigers sterk in de lucht. Dus stel je een zwervende spits op, die vooral over de grond wordt aangespeeld. Verder zet je twee diepe buitenspelers in de ploeg, want ook dat zijn de Engelsen niet gewend. Verder moet er meteen druk naar voren worden gezet, waardoor Engelsen nooit toekomen aan de rustige opbouw waaraan ze gewend zijn.

In zulke gevallen komt nog iets anders aan de oppervlakte. Omdat het verschil tussen iemand met een goede of slechte techniek de handelingssnelheid is. Door het vroege storen moet de handelingssnelheid omhoog en daar hebben de meeste verdedigers heel veel moeite mee. Simpelweg omdat ze in de Premier League gewend zijn dat bij balverlies de tegenstander niet vooruit, maar achteruit loopt.

Ben ik meteen bij de extra kwaliteit van Barcelona aangeland. Dat is niet alleen de aanwezigheid van iemand als Messi, maar ook de manier waarop de ploeg voetbalt als ze de bal niet hebben. Zodra dat het geval is, is alles en iedereen meteen bezig met de overname. Omdat ze dat zo dicht bij het doel van de tegenstander doen, wordt het meteen heel link. Bovendien wordt voorkomen dat er onnodige meters worden gemaakt.

Vervelend is alleen dat het vooruit spelen altijd het handelsmerk van het Nederlandse voetbal is geweest. Helaas zijn we inmiddels ver van deze huisstijl verwijderd geraakt. Dat is zonde, helemaal omdat Barcelona en Bayern München wel laten zien hoe goed het nog werkt. Terwijl het eigenlijk simpel in te vullen is. Allereerst moet je als team weten wat je bij balverlies moet doen. Dat heeft dus weinig met techniek of een speler als Messi te maken. Het gaat om de instelling, die spelers van jongs af aan al krijgen aangereikt. De manier en effectiviteit waarmee Barcelona het uitvoert heeft daarom veel met de jeugdopleiding te maken.

Dat was in mijn tijd als trainer al zo en dat is nu nog het geval. Zoals de keuze om in het verdedigingscentrum Ronald Koeman en Pep Guardiola op te stellen, twee aanvallend ingestelde spelers, met een goed scorend vermogen. Geen van beiden was een echte verdediger en toch werkte het. Omdat verdedigen een kwestie is van positioneren, handelingssnelheid en durven aanvallen. Als je die drie elementen in je ploeg hebt, dan kom je niet eens aan verdedigen toe.

Ik wil benadrukken dat je in het voetbal altijd op zoek moet zijn naar speldenprikken die de tegenstander uit z’n doen kunnen halen. Door af te wijken van het normale denkpatroon, waardoor de tegenstander uit zijn comfortzone wordt gehaald.

Zoals functioneel spelen vaak ook mooi voetbal kan opleveren. Het goede voorbeeld is de manier van omschakelen bij balverlies. Helemaal als je als aanvallend team weet dat je verdedigend minder sterk bent. Als in zo’n elftal de aanvallers het kunnen opbrengen om vooruit te verdedigen, waardoor de verdedigers van de tegenpartij gedwongen worden hun handelingssnelheid te verhogen, dan vergroot dat bij hen de kans op een verkeerde inspeelpass. Dit is dus een door de aanvallers ingeleide verdedigende actie, waarbij het verdedigen bestaat door slechts 4 à 5 meter te overbruggen.

Zo zijn er nog talloze voorbeelden te bedenken hoe problemen gereduceerd kunnen worden. Niet door ingewikkelde tactische ingrepen, maar meestal door logisch na te denken.

Helaas wordt deze manier van denken steeds meer uit het oog verloren. Ook in Nederland. Door het ingewikkelder te maken is de basis verwaarloosd. Het allerbelangrijkste voor een voetballer is en blijft dat hij de simpele handelingen beheerst. Dus het passen, aannemen, stoppen van de bal met de borst, tweebenigheid en het koppen. Kortom, de basistechniek. Allemaal onderdelen die voor iedereen trainbaar zijn.

Neem het goed afspelen van een simpele bal. Dat is een kwestie van doen en herhalen. Misschien wel enorm saai, maar je traint het allerbelangrijkste onderdeel van het voetbal. Hetzelfde geldt voor het stoppen van de bal. Om dat te trainen en bij te houden is ook saai, maar je maakt er wel snel veel vorderingen mee.

Die basistechnieken moet je vervolgens zien te combineren met positiespel. Daarom heb ik ook bewust het zes tegen zes spelers geïntroduceerd bij de straatvoetbalcompetities die op de Cruyff Courts van 42 bij 28 meter gespeeld worden. En het vier tegen vier, zeven tegen zeven en vijftien tegen vijftien dan? Zolang het gebruikt wordt om mensen, en dan vooral kinderen, aan het voetballen te krijgen, dan is dat prima. Zolang er maar gevoetbald wordt.

Maar zodra er wordt opgeleid, dan werken andere vormen niet en geldt alleen het zes tegen zes. Omdat de jongens en meisjes zo, zonder dat ze er vaak erg in hebben, gewend kunnen raken aan de huisregels van het echte voetbal. Allereerst is er een keeper en zijn er vijf veldspelers, waardoor er met drie linies gespeeld kan worden. Alleen zitten die linies zo dicht op elkaar dat je een bal goed moet aanspelen om een ander zijn actie te kunnen laten maken. Verder is er geen laatste man, omdat iedereen gedwongen is één tegen één te spelen, zowel in aanvallend als verdedigend opzicht.

Door deze situatie moet een voetballertje automatisch leren hoe hij zijn eigen tegenstander in de gaten houdt en tegelijkertijd een van zijn maatjes rugdekking geeft. Dus zonder dat hem iets wordt opgelegd is hij al bezig met positiespel. Dat geldt ook voor de doelman, die niet alleen een bal moet stoppen, maar ook rugdekking moet geven en soms moet meevoetballen.

Voor straatvoetbalcompetities is dit tot en met twaalf jaar een ideaal en leerzaam concept, terwijl het daarna ongeacht de leeftijd als trainingsvorm kan worden toegepast. Omdat je gedwongen wordt in een kleine ruimte, in één-tegen-één-situaties, de simpele techniek toe te passen. Wie de bal achterin rustig rond wil gaan spelen, kan het vergeten. Net als iemand die een bal breed wil leggen. Zo worden automatisch de fouten afgeleerd die veel te veel voetballers momenteel maken.

Ik wil er vooral mee aangeven hoe belangrijk het is dat talenten van jongs af aan eerst werken aan de basis. Hoe eerder ze dat beheersen, hoe meer ze later kan worden aangereikt. Het heeft weinig zin om daarmee te beginnen als het aan de basis al niet klopt.

Om dit onderdeel af te ronden, heb ik geprobeerd mijn ideale elftal samen te stellen. Van spelers die niet alleen buitengewoon getalenteerd zijn, maar ook allemaal de basis van het voetbal beheersen.

Normaal gesproken ben ik er geen voorstander van om een team te kiezen uit een selectie van de beste voetballers ooit. Simpelweg omdat er in de meeste gevallen nauwelijks of geen sprake is van kwaliteitsverschil.

Vrijwel alle voormalige en huidige topvoetballers voldoen aan de voorwaarden om aan de top te slagen. Verder zijn ze zonder uitzondering begaafd, waardoor ze ook moeiteloos op een andere positie op het allerhoogste niveau kunnen meekomen. Ik denk dat iemand als Marco van Basten ook als rechtsback van internationale klasse zou zijn geweest.

Inmiddels is het wel duidelijk dat ik het altijd in echte voetballers zoek. Spelers met een optimale techniek, veel inzicht en meestal sterk gespecialiseerd. Vooral dat laatste zorgt voor de extra gave die topvoetballers zo kenmerkt. Die moet je ook benutten, in plaats van zo’n talent ondergeschikt te maken aan het collectief.

Ik draai het om. Het collectieve belang is er juist mee gediend als zo’n talent optimaal wordt benut. De kunst aan de top is om al het aanwezige talent optimaal te gebruiken en tegelijk een goed team te formeren. Lukt dat, dan ontstijgt zo’n elftal vanzelf de grijze middelmaat, vanwege de toegevoegde waarde die erin zit.

Voor het ideale elftal ga ik dan ook op zoek naar een formule waarin het talent in alle gevallen maximaal wordt benut. Daarbij moeten de kwaliteiten van de een aansluiten bij die van de ander.

Zo zou ik achter buitenspelers als Piet Keizer (links) en de Braziliaan Garrincha (rechts) middenvelders als Bobby Charlton (links) en Alfredo di Stéfano (rechts) opstellen. Allebei topvoetballers die niet alleen technisch en tactisch briljant zijn, maar ook fysiek goed in elkaar steken. Ze zijn daardoor prima in staat om extra werk te verrichten voor stilisten als Keizer en Garrincha, in plaats van dat het omgekeerde gebeurt.

Bovendien dienen backs als Ruud Krol (links) en Carlos Alberto (rechts) door hun inzicht, techniek en snelheid weer als ondersteuning voor Charlton en Di Stéfano, waardoor ook die als middenvelders zich niet over de kop hoeven te lopen.

Datzelfde heb ik ook met de elftal-as met types als Franz Beckenbauer, Pep Guardiola, Diego Maradona en Pelé voor ogen gehouden. Vooral Pelé en Maradona vullen elkaar voorin perfect aan, omdat het enorme verantwoordelijkheidsgevoel van Pelé goed aansluit bij het individualisme van Maradona.

Ik weet zeker dat Pelé tijdens de wedstrijd als een soort van vaderfiguur over Diego zou waken. Omdat voetballers zoiets perfect aanvoelen, zou Maradona daar weer iets aan Pelé voor teruggeven, waardoor ook hij volledig tot zijn recht zou komen.

Vandaar dat ik voor het ideale elftal voor de legendarische Lev Jasjin als doelman zou kiezen. Tussen de imposante bundeling van talent kan het geen kwaad om een rustgevende vaderfiguur te hebben die op zijn tijd al die sterren weer terug op aarde brengt.

Ik gebruik bewust het woord loopvermogen niet. Ik verfoei dat woord, omdat het de laatste jaren volledig uit zijn verband is gerukt. Het heeft een proces gestart waardoor de voetballer meer moet lopen en daardoor minder aan voetballen toekomt. Terwijl het juist de kunst is om de ruimte in het veld zo te benutten dat de bal en niet de benen het werk doen.

Daarmee zijn we bij de natuurlijke overgang van de individuele analyse van iedere speler naar de collectieve prestatie gekomen. De techniek, het inzicht en vooral het talent zijn binnen het individu aanwezig, vervolgens moeten de elf individuen samen de ruimten op het veld benutten om als geheel goed uit de verf te komen.

Dan komt ook het inzicht aan de orde. De kwaliteit om te kunnen beoordelen hoe iedereen zich positioneel opstelt, waardoor het elftal bij elkaar blijft. Ik erger me nog altijd enorm als ik zie dat de linies ver uit elkaar spelen, waardoor een deel van het elftal gedwongen wordt om enorme afstanden af te leggen. Terwijl het juist de kunst is om de spelers dicht bij elkaar te houden. Pas dan is er een situatie gecreëerd dat de bal het werk kan doen. Dan komt het automatisch op de techniek aan, die in dergelijke situaties nodig is.

Daarom is het ook zo simpel als wat. Je hebt inzicht nodig om de linies kort bij elkaar te houden, techniek nodig om in dat geval de bal efficiënt het werk te laten doen en ten slotte moet het karwei op basis van het talent worden afgemaakt.

Dus niks lopen en rennen, gewoon goed kijken en voetballen.