HOOFDSTUK 8

De aanstelling van Michels als supervisor van het Nederlands elftal voor het WK is voor mij heel belangrijk geweest. Misschien zelfs wel doorslaggevend. Ik was de manier waarop ik bij Ajax moest vertrekken natuurlijk nog niet vergeten. Ik kwam die Ajacieden weer tegen bij Oranje en dat was in het begin echt een probleem. Ook omdat ze maar bleven zeuren. Zoals klagen dat ik later dan zij bij de interlands aankwam. De heren vergaten alleen dat de luchtverbindingen in die tijd nog niet zoals nu waren.

Als ik met Barcelona bijvoorbeeld een wedstrijd in het noorden van Spanje speelde, dan moest ik eerst met de bus urenlang terug naar Barcelona, vervolgens vliegen naar Amsterdam om op Schiphol nog een aansluitende vlucht naar zo’n plek in het Oostblok te regelen. Ik ging zondag weg en kwam dinsdag aan, terwijl we woensdag moesten voetballen. Allemaal heel gecompliceerd; toch kreeg ik later te horen dat sommige spelers zich eraan ergerden dat ik niet gelijk met de rest van de selectie was afgereisd. Maar hoe kon ik dat doen?

Onder de toenmalige bondscoach Frantisek Fadrhonc is dit nog even een zure appel geweest waar ik doorheen moest bijten. Dan sta je voor de keuze of je het nog wel of niet moet doen. Gezien het vooruitzicht van het WK was niet spelen voor Oranje geen issue en heb ik de knoop om mee te doen doorgehakt. Dan is het voor mij ook over. Helemaal toen de KNVB besloot om Michels voor het WK de supervisie te geven. Met zijn komst waren alle voorwaarden ingevuld om het totaalvoetbal uit te voeren. Naast het individuele talent van de spelers is de groepsdiscipline daarbij een factor. Iemand die zeurt of niet oplet is hinderlijk bezig voor de rest en dan heb je een baas als Michels nodig die dat ziet en ingrijpt.

Onze manier van spelen heeft later tijdens het WK de naam totaalvoetbal gekregen. Wie het bedacht heeft weet ik niet, maar het dekt wel de lading. Totaalvoetbal is, buiten de kwaliteit van de spelers, vooral een kwestie van afstand en meters. Dat is de basis van het hele tactische denken. Als de afstanden en ruimtes kloppen, dan is alles beloopbaar.

Het sluit ook heel nauw. Het kan niet zo zijn dat iemand in zijn eentje gaat jagen. Dan werkt het niet. Iemand begint met provoceren en dan moet het team meteen als geheel gaan schakelen.

Een voorbeeld. Als ik druk zette op een rechtsbenige verdediger, dan ging ik jagen op zijn rechterbeen. Daardoor werd hij gedwongen om met zijn zwakke linkerbeen te passen. Op dat moment kwam Johan Neeskens van links en werd die tegenstander gedwongen om ook nog eens sneller met zijn linkerbeen te handelen. Zo werd zijn probleem extra vergroot.

Om dat te doen moest Neeskens zijn man loslaten. Zijn tegenstander stond daardoor vrij, maar kon niet met Neeskens meelopen omdat vanuit onze verdediging Wim Suurbier naar de positie van Neeskens was doorgeschoven. Omdat hij Wim in de gaten moest houden, kwam deze tegenstander met zijn rug naar het duel tussen Neeskens en mij met zijn medespeler te staan. Zo was er snel en effectief een manmeersituatie gecreëerd.

Dus kort samengevat: ik zette druk op het sterke been van de tegenstander, Neeskens deed hetzelfde aan zijn zwakke kant en Suurbier zorgde weer dat de tegenstander van Neeskens gedwonwerd om in zijn positie te blijven staan. Dat gebeurde allemaal binnen een cirkel van vijf tot tien meter.

Dat is eigenlijk altijd de essentie van het totaalvoetbal geweest, je doet altijd wat je ziet. En nooit wat je niet ziet. Met andere woorden, je moet altijd het overzicht hebben en de bal kunnen zien.

Neem het rugby. Die spelers moeten de bal naar achteren gooien om dan naar voren te kunnen lopen. Door die actie heb je ook nog eens een beter overzicht van wat er voor je gebeurt. Alleen in het voetbal zien veel mensen dat niet. Die denken dat ze de bal naar voren moeten spelen, terwijl juist de opkomende man moet worden aangespeeld. Die komt weliswaar van achteren, maar heeft wel het overzicht.

Of je speelt bijvoorbeeld de spits aan, die de bal een linie terugkaatst naar iemand die ook het speelveld beter overziet. Precies zoals ze dat bij het rugby doen.

Totaalvoetbal heeft in ieder geval alles te maken met de afstanden op het veld en tussen de linies. Als je zo voetbalt geldt zelfs de doelman als één linie. Sinds de keeper een terugspeelbal niet meer mag oprapen, moet hij ook mee kunnen voetballen. Iemand die klaarstaat om mee te doen op het moment dat de verdediging de bal heeft. Vaak gepositioneerd aan de rand van het strafschopgebied, om zo aanspeelbaar te zijn voor de medespelers die voor hem staan. Daarom was er in onze speelwijze voor het WK in Duitsland geen plaats voor een lijnkeeper.

Vandaar dat er voor Jan Jongbloed als doelman werd gekozen. Ook omdat onze eerste keus Jan van Beveren onvoldoende fit voor het WK was. Het aardige was dat Jongbloed in zijn jeugd aanvaller was geweest. Als doelman voetbalde hij niet alleen graag mee, maar hij kon het ook heel goed en voorkwam vaak doelpunten omdat hij in staat was om als aanvaller te denken.

Voor Jongbloed stond een verdediging met maar één echte verdediger, Wim Rijsbergen. Arie Haan was middenvelder en de backs Ruud Krol en Wim Suurbier waren van oorsprong buigen tenspelers. Bijna allemaal spelers die voetballend konden meedenken. Ze waren positioneel goed en technisch zelfs meer dan goed.

Het omturnen van een buitenspeler tot back is trouwens afkomstig uit de Ajax-filosofie. Daar ging men ervan uit dat als iemand van zijn achtste tot achttiende altijd rechtsbuiten had gespeeld hij altijd vooruit heeft moeten denken. Ook heeft hij altijd een hekel aan teruglopen gehad, want hij wil zo vaak mogelijk naar dat doel toe. Dit houdt in dat hij liever niet achteruit wil lopen en er alle baat bij heeft dat het veld klein blijft.

Daar komt bij dat over het algemeen een buitenspeler meer techniek heeft dan een klassieke back. Ook dat is een voordeel.

Ik hoor en lees weleens dat onze manier van voetballen in Duitsland een toevalstreffer is geweest. Dat is echt totale onzin. Er was op dat moment sprake van een groep spelers die verschrikkelijk goed was, niet normaal gewoon. Zo verschrikkelijk goed. Je had voor links op het middenveld Gerrie Mühren, maar ook Willem van Hanegem. Daarmee hadden we twee middenvelders van wereldklasse in huis. Wim Jansen en Johan Neeskens op rechts, wat wil je nog meer? Zeg maar wie beter is. Piet Keizer of Rob Rensenbrink? Je kon steeds kiezen en toch doen en laten wat je wilde.

Het was wereldklasse gekoppeld aan professionalisme. Zoals iemand als Ruud Krol, voor wie ik altijd een enorme bewondering heb gehad. Iemand die besloten had de top te halen en sindsdien gewoon altijd zijn huiswerk deed. Hij was rechtsbenig, maar brak als linksback door. Door elke dag na de training langs de lijn te rennen en elke keer met links die voorzetten te geven. Elke dag opnieuw. Tot hij met links net zo goed was als met rechts. Super.

Als je de middenvelders neemt, de achterhoedespelers en de aanvallers, dat was zo veel kwaliteit. Maar niet alleen van elf man, je kon er moeiteloos vijftien opstellen die extreem goed waren op verschillende posities. Dus de rechtsback kon ook rechtshalf spelen, of Johnny Rep of René van de Kerkhof als rechtsbuiten, je hoefde er niet naar om te kijken. Bovendien waren ze allemaal in staat iets extra’s te brengen.